Studied by 73 peopleDistribuer
Verdelen
La distribution
Distributie
Un canal (de distribution)(des canaux)
Distributiekanaal
Le circuit de distribution
Distributiekanalen
Le distributeur, la distributrice
Distributeur, dealer
Un distributeur automatique
(verkoop)automaat
Produire
Produceren, vervaardigen
Un produit
Product
La production
Productie, vervaardiging
Un producteur, productrice
Producent
Productif, productive
Productief
Fabriquer
Fabriceren, vervaardigen
La fabrication
Fabricage, vervaardiging
Un fabricant, une fabricante
Fabricant
Importer
Importeren
L'importation (f.)
Import
un importateur, une importatrice
Importeur
Exporter
Exporteren
L'exportation (f.)
Export
un exportateur, une exportatrice
Exporteur
Une société d'import-export
Een import-exportonderneming
Fournir
leveren, verschaffen
Un fournisseur, une fournisseuse
leverancier
L'offre et la demande
Vraag en aanbod
Livrer
Leveren
par voie postale
per post leveren
à domicile
thuisbezorgen
Une livraison
Levering
Un délai de livraison
Levertijd, leveringstermijn
Livrer dans un délai de x jours, semaines
Binnen een termijn van x dagen/weken/... leveren
Un livreur, une livreuse
Bezorger, bezorgster, besteller
Approvisionner
Bevoorraden, leveren
S'approvisionner auprès de (qqn.), chez (qqn.)
Inkopen, zich bevoorraden bij iemand
L'approvisionnement (m.)
Bevoorrading
Stocker
Opslaan, stockeren
Stocker les marchandises
De koopwaar stockeren
Un stock
Voorraad
La gestion des stocks
Voorraadbeheer
Gérer le stock
De voorraad beheren
Avoir un produit en stock
Een product in voorraad hebben
Un produit hors stock
Een product uit voorraad
Le stock est épuisé
De voorraad is uitverkocht, uitgeput
Être en rupture de stock
Onvoldoende voorraad hebben, zonder voorraad zitten
Un stockage
(goederen)opslag
Un entrepôt
Pakhuis, opslagplaats, magazijn, loods
Un commerce
Handel, winkel, zaak
(Un commerce) de détail
kleinhandel
(Un commerce) de gros
groothandel
Un commerçant, une commerçante
Handelaar
Le petit commerçant
De kleine middenstander
Une rue commerçante
Winkelstraat
La marchandise
Koopwaar
Un marchand, une marchande
Handelaar
Un point de vente
Verkooppunt
Un magasin
Winkel, zaak, magazijn, opslagplaats
Une chaîne (de magasins)
(winkel)keten
Un hypermarché
Hypermarkt
Une grande surface
Supermarkt
Un supermarché
Supermarkt
Une supérette
Minisupermarkt, kleine zelfbedieningszaak
En libre-service
In zelfbediening
Une boutique
Boetiek
Une boucherie
Slagerij
Une boulangerie
Bakkerij
Une pâtisserie
Banketbakkerij
Une épicerie
Kruidenierszaak
Un fleuriste
Bloemist
Un assortiment
Assortiment
Une gamme
Gamma, assortiment, productlijn
Un rayon
Rek, winkelafdeling
Un caddie
Winkelwagentje
Un chariot
Winkelwagentje
Une caisse
Kassa
Une enseigne
Uithangbord
Un concessionnaire, une concessionnaire
Dealer, alleenvertegenwoordiger (v.e. merk)
Un client, une cliente
Klant
La clientèle
Cliënteel, clientèle
Une méthode de vente
Verkoopmethode
Commander
Bestellen
Une commande
Bestelling
Passer une commande
Een bestelling plaatsen
Envoyer une commande
Een bestelling verzenden
L'envoi (m.) d'une commande
Verzending van een bestelling
Expédier une commande
Een bestelling verzenden
L'expédition (f.) d'une commande
De verzending van een bestelling
Annuler une commande
Een bestelling annuleren
L'annulation (f.) d'une commande
De annulering van een bestelling
Confirmer une commande
Bestelling bevestigen
La confirmation d'une commande
De bevestiging van een bestelling
Acheter
Kopen
(Acheter) au détail
in het klein kopen
(Acheter) en gros
in het groot kopen
Un acheteur, une acheteuse
Koper
Un achat
Aankoop
Faire des achats
Inkopen doen
Un vendeur, une vendeuse
Verkoper
La vente
Verkoop
directe
rechtsreeks verkoop
à distance (VAD)
verkoop op afstand
à domicile
aan huis
Note
Flashcard