1/37
Sociologie H5 - criminologie 1e bachelor UGent
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Ethische controleorde
Neemt de vorm aan van de publieke opinie, persoonlijke idealen, religie, kunstvormen, etc.
Politieke controleorde
Zit vervat in het recht, het leger, de politie.
Folkways
Kunnen worden omschreven als collectieve gewoonten, elementaire gezichtspunten of methodes die betrekking hebben op wat juist, effectief en/of goed is. Zijn due NIET het resultaat van bewuste reflectie over het handelen.
Mores
Als nu, in een bepaalde bevolkingsgroep, die folkways zich ontwikkelen in doctrines dan hebben we het hierover. Normen.
Morele regels
Hebben als fundamenteel kenmerk dat ze niet alleen verplicht zijn, maar ook gewenst worden. (Durkheim)
Subjectieve moraliteit
Betekent dat elk individu het morele bewustzijn op haar/zijn eigen specifieke wijze uitdrukt.
Objectieve moraliteit
Bestaat uit die gemeenschappelijke en onpersoonlijke standaard die we gebruiken om menselijk handelen te evalueren.
Analystisch gevolg
Een gevolg dat een overtreding van een morele regel heeft. Volgt uit de handeling zelf, is dus een inherent gevolg van de handeling.
Synthetisch gevolg
Een soort gevolg dat een overtreding van een morele regel heeft. Een sanctie volgt niet uit de handeling zelf, maar het gegeven dat de handeling een regel overtreedt.
Coöperatieve relaties
Liggen aan de basis van het bewustzijn van ideale en gewenste regels die men zonder dwang naleeft.
Moreel realisme
Als coöperatie ontbreekt, is moraliteit hieraan gelijk. Morele stelregels zijn niet abstract, maar gebonden aan concrete externe figuren.
Collectief handelen
Becker (1973) ziet de samenleving als een netwerk van interacties, waarbij de houdingen en gedragingen van de interactiepartners op elkaar afgestemd zijn.
Crusading reformers
Volgens Becker komen regels tot stand door de beredeneerde actie van dit. Deze vertegenwoordigen een klasse of een maatschappelijke groep en baseren hun maatschappijvisie op een absolute ethiek die een alternatieve visie uitsluit. Ze zijn ervan overtuigd dat hun zending goed is voor de anderen.
Relatief karakter
Gedrag dat in de ene sociale context als afwijkend wordt beschouwd, is dit niet noodzakelijk in een andere context.
Normaal karakter
Durkheim definieert dit als volgt: een sociaal gegeven is normaal voor een bepaalde samenleving, binnen een gegeven fase van haar ontwikkeling, wanneer dat gegeven zich voordoet in het gemiddelde van samenlevingen die zich in een overeenkomstige evolutiefase bevinden.
Anomie (van Durkheim)
Een toestand van verstoorde sociale orde die ontstaat wanneer de normen en waarden van een samenleving niet langer effectief functioneren.
Anomie (van Merton)
Scheiding tussen culturele doelstellingen en middelen leidt tot spanningen in de maatschappij, die op hun beurt naar een situatie leiden waarbij de verbondenheid van bepaalde categorieën van personen ofwel met de culturele doelstellingen, ofwel met de geïnstitutionaliseerde middelen zal afzwakken.
Conformiteit
Gebruikt de geïnstitutionaliseerde middelen om de culturele doelstellingen te bereiken.
Innovatie
Gebruikt andere geïnstitutionaliseerde middelen om de culturele doelstellingen te bereiken.
Ritualisme
Gebruikt de geïnstitutionaliseerde middelen om eigen culturele doelstellingen te behalen.
Terugtrekking
Gebruikt andere geïnstitutionaliseerde middelen om eigen culturele doelstellingen te behalen.
Rebellie
Verwerpt de geïnstitutionaliseerde middelen en de culturele doelstellingen.
Sociale leertheorie
Stelt dat het handelen van mensen bepaald wordt door de anticipatie op de effecten.
Interne controlelocus
De locus van de gevolgen die het handelen opriep ligt in het individu zelf.
Externe controlelocus
De locus van de gevolgen die het handelen opriep ligt buiten de individu en in zijn/haar omgeving.
Machteloosheid
Een van de vijf verschillende dimensies die Seeman (1959) meent te onderscheiden in het gebruik van het begrip vervreemding. De verwachting of de kans dat een individu de uitkomst van haar/zijn eigen gedrag niet kan beïnvloeden.
Betekenisloosheid
Een van de vijf verschillende dimensies die Seeman (1959) meent te onderscheiden in het gebruik van het begrip vervreemding. De verwachting dat voldoening schenkende voorspellingen over de toekomstige gevolgen van handelen niet gemaakt kunnen worden.
Normloosheid
Een van de vijf verschillende dimensies die Seeman (1959) meent te onderscheiden in het gebruik van het begrip vervreemding. Anomie, gebrek aan waarden in de samenleving.
Isolatie
Een van de vijf verschillende dimensies die Seeman (1959) meent te onderscheiden in het gebruik van het begrip vervreemding. Individuen delen de waarden van een samenleving niet.
Zelfvervreemding.
Een van de vijf verschillende dimensies die Seeman (1959) meent te onderscheiden in het gebruik van het begrip vervreemding. Het resultaat van het ondergeschikt zijn van menselijke activiteiten aan criteria die buiten het individu liggen.
Situationele of mechanische verklaring
Verklaring voor een sociaal verschijnsel. Geeft inzicht in de werking van de causale factoren op het moment van het gebeuren van het verschijnsel.
Historische verklaring
Verklaring voor een sociaal verschijnsel. De verklaring die probeert de antecedenten van het fenomeen aan te duiden.
Aanhankelijkheid
Een van de vier elementen in de band tussen individu en samenleving van Hirschi. Heeft betrekking op de gevoeligheid voor de opinie van de anderen.
Toegewijdheid
Een van de vier elementen in de band tussen individu en samenleving van Hirschi. Heeft betrekking op de vrees die men heeft voor de gevolgen van delinquent handelen.
Betrokkenheid
Een van de vier elementen in de band tussen individu en samenleving van Hirschi. ‘Luiheid is het oorkussen van de duivel’. Wie continu bezig is met de conforme activiteiten die de participatie in het sociale leven verzekeren, is te druk bezig om delinquent te zijn.
Overtuiging
Een van de vier elementen in de band tussen individu en samenleving van Hirschi. Heeft betrekking op de mate waarin men de collectieve waarden van een samenleving deelt.
Primaire deviantie
Deviantie die aan de oorsprong ligt van een maatschappelijke reactie.
Secundaire deviantie
Verwijst naar gedrag dat als afwijkend wordt geclassificeerd door anderen, waardoor de persoon in kwestie die rol of identiteit begint over te nemen. Het is een concept uit de sociologie en criminologie, dat vaak wordt gekoppeld aan de labelingstheorie.