TOE Kwalitatief | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/86

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

87 Terms

1
New cards

Face to face interview

Interview dat is: Tijdsrovend, maar grote opbrengst

2
New cards

Telefonisch interview

Interview dat is: kleine tijdsinvestering, gemis van informatie

3
New cards

Online interview

Interview dat is: kleine tijdsinvestering, gemis van informatie, gebrek aan controle

4
New cards

Go-along interview

Interview dat is: dynamischer, informatief op meerdere wijze, lastige te managen

5
New cards

Etnografisch interview

6
New cards

1) comprehension

Begrijpen van de vraag

7
New cards

2) Retrieval

Ophalen van informatie die relevant is voor de vraag

8
New cards

3) Judgment

Gedachten, ideeën, meningen, ervaringen, herinneringen in het hoofd van de respondent

9
New cards

4) Response

Gedachten worden geformuleerd als antwoorden

10
New cards

Doorknob effect

wanneer iemand na afloop van een gesprek nog met nieuwe informatie komt. iemand benoemd op het allerlaatste moment / wanneer de spanning eraf is nog relevante dingen.

11
New cards

Fasen van een focusgroep

1. Introductie en basisregels vaststellen

2. Individuele introducties

3. Openingstopic

4. Discussie

5. Afronding discussie

12
New cards

Forming (Focusgroep)

Testen en afhankelijkheid, afhankelijkheid van de leider

13
New cards

Storming (Focusgroep)

Conflicten binnen de groep, kritiek

14
New cards

Norming (Focusgroep)

Ontwikkeling van groepscohesie, optimisme

15
New cards

Performing (Focusgroep)

Functionele rolverdeling, saamhorigheid

16
New cards

Adjourning (Focusgroep)

Beëindiging, afscheiding, 'het sterven van de groep'

17
New cards

Two-way focusgroep

De groep in twee delen (groep a en b) de helft voert discussie, de andere helft luistert.

18
New cards

Dual moderator focusgroep

Twee moderatoren, vaak in een hoofd en een assistant

19
New cards

Dueling moderator focusgroep

Twee moderatoren, voeren zelf de discussie als een voorbeeld om het voortouw te nemen

20
New cards

Respondent moderator focusgroep

Jezelf buiten de groep plaatsen, de respondenten moeten zelf de discussie voeren

21
New cards

Probe

Een verdiepende vraag of opmerking die bedoeld is om iemand aan te moedigen meer te vertellen of om dieper op een onderwerp in te gaan.

22
New cards

Prompts

Een aansporing of startzin die bedoeld is om een reactie uit te lokken of het gesprek op gang te brengen. Het helpt iemand op weg bij het geven van een antwoord. Doel: een nieuw onderwerp aansnijden.

23
New cards

Vignetten

Kort verhaal waarbij je iemand in een situatie plaatst en daar over praat, wat zou je doen?

24
New cards

Complete participant

De onderzoeker doet volledig mee aan de situatie, zonder dat de deelnemers weten dat het om onderzoek gaat.

25
New cards

Participant observer

De onderzoeker neemt deel aan de situatie, maar de deelnemers weten dat hij of zij onderzoek doet.

26
New cards

Observer

De onderzoeker observeert alleen, zonder actief mee te doen. De deelnemers weten dat er onderzoek plaatsvindt.

27
New cards

Covert observer

De onderzoeker kijkt mee zonder deel te nemen én zonder dat de deelnemers weten dat ze geobserveerd worden.

28
New cards

Reactiviteit

Participanten vertonen niet hun normale gedrag, vanwege aanwezigheid onderzoeker (Hawthorne effect)

29
New cards

Naturalisatie

Participanten gaan na verloop van tijd weer over op hun normale gedrag, ondanks aanwezigheid onderzoeker

30
New cards

Going native

Onderzoeker verliest hun rol uit het zicht vanwege te nauw contact met participanten

31
New cards

Manifeste bestaande data

Direct zichtbaar, objectief, duidelijk, beschrijvend

32
New cards

Latente bestaande data

Interpretatie nodig van onderliggende componenten, diepere betekenis

33
New cards

Triangulatie

Het combineren van meerdere methoden, bronnen of onderzoekers om een onderzoeksresultaat te controleren en te versterken.

34
New cards

Etnografisch onderzoek

Een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij de onderzoeker langere tijd een groep of cultuur observeert om hun gedrag en beleving van binnenuit te begrijpen.

35
New cards

Gatekeeper

Degene die je toegang kan verlenen (of ontzeggen) tot de onderzoekssituatie

36
New cards

Key-informant

Een centrale persoon in de onderzoekssituatie. Vaak in hoog aanzien van de populatie. Bijv. met een breed netwerk, of verschillende rollen in de onderzoekssituatie.

37
New cards

Inductie

Data - Analyse = theorie geformuleerd op basis van data (bottums-up, theorievormend en gebruikt sensitizing concepts)

38
New cards

Deductie

Theorie - analyse = Data bevestigd of ontkracht theorie (top-down, theorietesten en gebruikt categorisatie matrix)

39
New cards

Decoding

ontdekken wat er bedoelt wordt

40
New cards

Encoding

het een label geven

41
New cards

Attribute codes

Markeren achtergrond- of demografische informatie van de respondent

42
New cards

Index codes

Beslaan grote delen data en noteren brede/generieke topics

43
New cards

Analytics codes

Beschrijven de betekenis van specifieke stukken data - deels op basis van literatuur, deels vanuit verzamelde data

44
New cards

Grounded theory

een systematische, inductieve benadering van kwalitatief onderzoek die suggereert dat onderzoekers conceptuele relaties uit data moeten afleiden in plaats van testbare hypothesen uit bestaande theorieën te formuleren.

45
New cards

Saturatie

het punt waarop nieuw materiaal (interviews, observaties, enquêtes reacties) geen nieuwe inzichten meer oplevert en enkel bevestigt wat de onderzoeker al weet.

46
New cards

Sensitizing concepts

Voorlopige, richtinggevende ideeën of begrippen die helpen om naar bepaalde thema's of patronen te kijken tijdens het analyseren, zonder ze vast te leggen.

47
New cards

A priori codes

Vooraf bepaalde codes of categorieën die gebaseerd zijn op theorie of eerdere kennis, en gebruikt worden bij het analyseren van data.

48
New cards

Wat maakt een code goed? = 3 c's

Context, Content en Coverage

49
New cards

3c's - Context

Bepalen wat een betekenisvol geheel vormt

50
New cards

3c's - Content

Vang de inhoud Zorg dat de open code dekt wat de respondent bedoelt (en niet vertelt wat het algemene onderwerp is)

51
New cards

3c's - Coverage

Zorg dat elk aspect van een fragment gedekt is met de code(s) Creëer meerdere codes voor een fragment als nodig

52
New cards

Axiaal coderen

Structuren, Overkoepelende thema's identificeren, Thema's definiëren doormiddel van hoofd en subcodes aan te maken

53
New cards

Selectief coderen

Model bouwen, Onderzoeksvraag beantwoorden door de data vanuit allerlei hoeken te bekijken/de puzzel oplossen

54
New cards

Rigor

De kwaliteit van onderzoek(sresultaten)

55
New cards

Credibility (geloofwaardigheid)

De resultaten hebben een logische verklaring voor datgene wat we onderzoeken

56
New cards

Dependability (afhankelijkheid)

Onderzoeksresultaten moeten stabiel zijn over meerdere factoren heen. (door iemand anders gedaan, andere dag, andere tijd = zelfde resultaten)

57
New cards

Confirmability (bevestiging)

Geen directe invloed van de onderzoeker, ze mogen niet sturen in het onderzoek

58
New cards

Transferability (vertaalbaar)

Resultaten moeten toepasbaar zijn in een brede context.

59
New cards

Audit trial

Vastzetten elke stap/keuze/argumentatie om inzicht te creëren waarom bepaalde stappen zijn gemaakt (voor een derde partij). Je laat je keuzes ermee zien.

60
New cards

thick description

(in de dataverzameling) veel details vragen (en vastleggen) aan respondenten.

61
New cards

Reflexiviteit

Het bewust stilstaan bij je eigen invloed als onderzoeker op het onderzoek, zoals je vooroordelen, positie en interactie met deelnemers.

62
New cards

Persoonlijke reflexiviteit

Introspectief, welke invloed heb ik als onderzoeker gedaan om het onderzoek te sturen

63
New cards

Epistemologische reflexiviteit

Methodologisch, theoretisch

Tracht te achterhalen waar bevindingen hun oorsprong vinden

64
New cards

Pseudo-intimiteit

Gerelateerd aan onderzoeksontwerp. Een respondent deelt informatie die ze eigenlijk niet hadden willen delen, komt doordat de interviewer erg geïnteresseerd is en veel vraagt wat overvallend kan zijn.

65
New cards

Script deviation

Ongerelateerd aan onderzoeksontwerp. Een respondent deelt persoonlijke informatie die niet boeiend is voor de interviewer en zijn onderzoeksvraag.

66
New cards

Participants agenda

Participant probeert iets uit het interview te halen.

67
New cards

Undue intrusion

Je krijgt te veel informatie, je vraagt te veel informatie van de respondent, je moet respect hebben voor respondenten.

68
New cards

Onderzoeker beschermen

Er kan gevoelige/heftige informatie gedeeld worden en bescherm jezelf daarvoor en zorg dat je het kwijt kan

69
New cards

Utilitarian (teleologie)

Focus op de consequenties van acties

Afwegen kosten en baten, kijken naar "het grotere goed"

70
New cards

Universalism (deontologie)

Uitgaande van altijd en overal geldende regels

Kijkt naar de actie

71
New cards

Virtue ethics

Een goed persoon doet goede dingen

72
New cards

Casuistry

Afgaande op eerdere bevindingen

Afhankelijk van andere situaties criteria gebruikt

73
New cards

Relational ethics

Vooral relevant voor onderzoek issues

Focus op rol participant - onderzoeker, en de machtsverhouding tussen de mensen

74
New cards

convergente parallel design

Kwalitatief naast een Kwantitatief onderzoek (QUAL + QUAN)

75
New cards

Explanatory sequential design

QUAN --> QUAL

Kwalitatief deel biedt verklaring voor resultaten kwantitatief deel.

76
New cards

Exploratory sequential design

QUAL --> QUAN

Kwalitatief deel geeft input voor kwantitatief deel

77
New cards

Embedded design

QUAN + qual of QUAL + quan

Doel: Triangulatie, groter belang een van beide methoden

Degene met kleine letters, heeft op zichzelf geen volwaardig onderzoek

78
New cards

Interpretive consistency

Conclusies sluiten aan op de bevindingen

79
New cards

Theoretical consistency

Conclusies passen bij bestaande theorieën

80
New cards

Interpretive agreement

Er is intersubjectiviteit (=verschillende onderzoekers kijken los van elkaar naar dezelfde data en komen allemaal tot dezelfde conclusie) met andere onderzoekers en participanten

81
New cards

Interpretive distinctiveness

Er is geen andere meer logische verklaring voor de bevindingen

82
New cards

Integrative efficacy

Beide methoden dragen bij aan de conclusie

83
New cards

Ontologie

De leer van wat bestaat. Vraagt: Wat is de aard van de werkelijkheid? Bijv. Bestaat er één objectieve waarheid, of meerdere waarheden?

84
New cards

Epistemologie

De leer van kennis. Vraagt: Hoe kunnen we iets weten? Bijv. Wat is geldige kennis, en hoe verkrijgen we die?

85
New cards

Empirisch-analytisch paradigma

Onderzoekt de werkelijkheid via metingen en observaties.Objectief, vaak kwantitatief, gericht op verklaren en voorspellen.

86
New cards

Interpretatief paradigma

Gaat uit van meerdere werkelijkheden.Richt zich op het begrijpen van ervaringen en betekenissen, vaak via kwalitatief onderzoek.

87
New cards

Kritisch-emancipatoir paradigma

Onderzoek als middel voor verandering.Richt zich op macht, ongelijkheid en het versterken van stem en positie van gemarginaliseerde groepen.