1/86
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Face to face interview
Interview dat is: Tijdsrovend, maar grote opbrengst
Telefonisch interview
Interview dat is: kleine tijdsinvestering, gemis van informatie
Online interview
Interview dat is: kleine tijdsinvestering, gemis van informatie, gebrek aan controle
Go-along interview
Interview dat is: dynamischer, informatief op meerdere wijze, lastige te managen
Etnografisch interview
1) comprehension
Begrijpen van de vraag
2) Retrieval
Ophalen van informatie die relevant is voor de vraag
3) Judgment
Gedachten, ideeën, meningen, ervaringen, herinneringen in het hoofd van de respondent
4) Response
Gedachten worden geformuleerd als antwoorden
Doorknob effect
wanneer iemand na afloop van een gesprek nog met nieuwe informatie komt. iemand benoemd op het allerlaatste moment / wanneer de spanning eraf is nog relevante dingen.
Fasen van een focusgroep
1. Introductie en basisregels vaststellen
2. Individuele introducties
3. Openingstopic
4. Discussie
5. Afronding discussie
Forming (Focusgroep)
Testen en afhankelijkheid, afhankelijkheid van de leider
Storming (Focusgroep)
Conflicten binnen de groep, kritiek
Norming (Focusgroep)
Ontwikkeling van groepscohesie, optimisme
Performing (Focusgroep)
Functionele rolverdeling, saamhorigheid
Adjourning (Focusgroep)
Beëindiging, afscheiding, 'het sterven van de groep'
Two-way focusgroep
De groep in twee delen (groep a en b) de helft voert discussie, de andere helft luistert.
Dual moderator focusgroep
Twee moderatoren, vaak in een hoofd en een assistant
Dueling moderator focusgroep
Twee moderatoren, voeren zelf de discussie als een voorbeeld om het voortouw te nemen
Respondent moderator focusgroep
Jezelf buiten de groep plaatsen, de respondenten moeten zelf de discussie voeren
Probe
Een verdiepende vraag of opmerking die bedoeld is om iemand aan te moedigen meer te vertellen of om dieper op een onderwerp in te gaan.
Prompts
Een aansporing of startzin die bedoeld is om een reactie uit te lokken of het gesprek op gang te brengen. Het helpt iemand op weg bij het geven van een antwoord. Doel: een nieuw onderwerp aansnijden.
Vignetten
Kort verhaal waarbij je iemand in een situatie plaatst en daar over praat, wat zou je doen?
Complete participant
De onderzoeker doet volledig mee aan de situatie, zonder dat de deelnemers weten dat het om onderzoek gaat.
Participant observer
De onderzoeker neemt deel aan de situatie, maar de deelnemers weten dat hij of zij onderzoek doet.
Observer
De onderzoeker observeert alleen, zonder actief mee te doen. De deelnemers weten dat er onderzoek plaatsvindt.
Covert observer
De onderzoeker kijkt mee zonder deel te nemen én zonder dat de deelnemers weten dat ze geobserveerd worden.
Reactiviteit
Participanten vertonen niet hun normale gedrag, vanwege aanwezigheid onderzoeker (Hawthorne effect)
Naturalisatie
Participanten gaan na verloop van tijd weer over op hun normale gedrag, ondanks aanwezigheid onderzoeker
Going native
Onderzoeker verliest hun rol uit het zicht vanwege te nauw contact met participanten
Manifeste bestaande data
Direct zichtbaar, objectief, duidelijk, beschrijvend
Latente bestaande data
Interpretatie nodig van onderliggende componenten, diepere betekenis
Triangulatie
Het combineren van meerdere methoden, bronnen of onderzoekers om een onderzoeksresultaat te controleren en te versterken.
Etnografisch onderzoek
Een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij de onderzoeker langere tijd een groep of cultuur observeert om hun gedrag en beleving van binnenuit te begrijpen.
Gatekeeper
Degene die je toegang kan verlenen (of ontzeggen) tot de onderzoekssituatie
Key-informant
Een centrale persoon in de onderzoekssituatie. Vaak in hoog aanzien van de populatie. Bijv. met een breed netwerk, of verschillende rollen in de onderzoekssituatie.
Inductie
Data - Analyse = theorie geformuleerd op basis van data (bottums-up, theorievormend en gebruikt sensitizing concepts)
Deductie
Theorie - analyse = Data bevestigd of ontkracht theorie (top-down, theorietesten en gebruikt categorisatie matrix)
Decoding
ontdekken wat er bedoelt wordt
Encoding
het een label geven
Attribute codes
Markeren achtergrond- of demografische informatie van de respondent
Index codes
Beslaan grote delen data en noteren brede/generieke topics
Analytics codes
Beschrijven de betekenis van specifieke stukken data - deels op basis van literatuur, deels vanuit verzamelde data
Grounded theory
een systematische, inductieve benadering van kwalitatief onderzoek die suggereert dat onderzoekers conceptuele relaties uit data moeten afleiden in plaats van testbare hypothesen uit bestaande theorieën te formuleren.
Saturatie
het punt waarop nieuw materiaal (interviews, observaties, enquêtes reacties) geen nieuwe inzichten meer oplevert en enkel bevestigt wat de onderzoeker al weet.
Sensitizing concepts
Voorlopige, richtinggevende ideeën of begrippen die helpen om naar bepaalde thema's of patronen te kijken tijdens het analyseren, zonder ze vast te leggen.
A priori codes
Vooraf bepaalde codes of categorieën die gebaseerd zijn op theorie of eerdere kennis, en gebruikt worden bij het analyseren van data.
Wat maakt een code goed? = 3 c's
Context, Content en Coverage
3c's - Context
Bepalen wat een betekenisvol geheel vormt
3c's - Content
Vang de inhoud Zorg dat de open code dekt wat de respondent bedoelt (en niet vertelt wat het algemene onderwerp is)
3c's - Coverage
Zorg dat elk aspect van een fragment gedekt is met de code(s) Creëer meerdere codes voor een fragment als nodig
Axiaal coderen
Structuren, Overkoepelende thema's identificeren, Thema's definiëren doormiddel van hoofd en subcodes aan te maken
Selectief coderen
Model bouwen, Onderzoeksvraag beantwoorden door de data vanuit allerlei hoeken te bekijken/de puzzel oplossen
Rigor
De kwaliteit van onderzoek(sresultaten)
Credibility (geloofwaardigheid)
De resultaten hebben een logische verklaring voor datgene wat we onderzoeken
Dependability (afhankelijkheid)
Onderzoeksresultaten moeten stabiel zijn over meerdere factoren heen. (door iemand anders gedaan, andere dag, andere tijd = zelfde resultaten)
Confirmability (bevestiging)
Geen directe invloed van de onderzoeker, ze mogen niet sturen in het onderzoek
Transferability (vertaalbaar)
Resultaten moeten toepasbaar zijn in een brede context.
Audit trial
Vastzetten elke stap/keuze/argumentatie om inzicht te creëren waarom bepaalde stappen zijn gemaakt (voor een derde partij). Je laat je keuzes ermee zien.
thick description
(in de dataverzameling) veel details vragen (en vastleggen) aan respondenten.
Reflexiviteit
Het bewust stilstaan bij je eigen invloed als onderzoeker op het onderzoek, zoals je vooroordelen, positie en interactie met deelnemers.
Persoonlijke reflexiviteit
Introspectief, welke invloed heb ik als onderzoeker gedaan om het onderzoek te sturen
Epistemologische reflexiviteit
Methodologisch, theoretisch
Tracht te achterhalen waar bevindingen hun oorsprong vinden
Pseudo-intimiteit
Gerelateerd aan onderzoeksontwerp. Een respondent deelt informatie die ze eigenlijk niet hadden willen delen, komt doordat de interviewer erg geïnteresseerd is en veel vraagt wat overvallend kan zijn.
Script deviation
Ongerelateerd aan onderzoeksontwerp. Een respondent deelt persoonlijke informatie die niet boeiend is voor de interviewer en zijn onderzoeksvraag.
Participants agenda
Participant probeert iets uit het interview te halen.
Undue intrusion
Je krijgt te veel informatie, je vraagt te veel informatie van de respondent, je moet respect hebben voor respondenten.
Onderzoeker beschermen
Er kan gevoelige/heftige informatie gedeeld worden en bescherm jezelf daarvoor en zorg dat je het kwijt kan
Utilitarian (teleologie)
Focus op de consequenties van acties
Afwegen kosten en baten, kijken naar "het grotere goed"
Universalism (deontologie)
Uitgaande van altijd en overal geldende regels
Kijkt naar de actie
Virtue ethics
Een goed persoon doet goede dingen
Casuistry
Afgaande op eerdere bevindingen
Afhankelijk van andere situaties criteria gebruikt
Relational ethics
Vooral relevant voor onderzoek issues
Focus op rol participant - onderzoeker, en de machtsverhouding tussen de mensen
convergente parallel design
Kwalitatief naast een Kwantitatief onderzoek (QUAL + QUAN)
Explanatory sequential design
QUAN --> QUAL
Kwalitatief deel biedt verklaring voor resultaten kwantitatief deel.
Exploratory sequential design
QUAL --> QUAN
Kwalitatief deel geeft input voor kwantitatief deel
Embedded design
QUAN + qual of QUAL + quan
Doel: Triangulatie, groter belang een van beide methoden
Degene met kleine letters, heeft op zichzelf geen volwaardig onderzoek
Interpretive consistency
Conclusies sluiten aan op de bevindingen
Theoretical consistency
Conclusies passen bij bestaande theorieën
Interpretive agreement
Er is intersubjectiviteit (=verschillende onderzoekers kijken los van elkaar naar dezelfde data en komen allemaal tot dezelfde conclusie) met andere onderzoekers en participanten
Interpretive distinctiveness
Er is geen andere meer logische verklaring voor de bevindingen
Integrative efficacy
Beide methoden dragen bij aan de conclusie
Ontologie
De leer van wat bestaat. Vraagt: Wat is de aard van de werkelijkheid? Bijv. Bestaat er één objectieve waarheid, of meerdere waarheden?
Epistemologie
De leer van kennis. Vraagt: Hoe kunnen we iets weten? Bijv. Wat is geldige kennis, en hoe verkrijgen we die?
Empirisch-analytisch paradigma
Onderzoekt de werkelijkheid via metingen en observaties.Objectief, vaak kwantitatief, gericht op verklaren en voorspellen.
Interpretatief paradigma
Gaat uit van meerdere werkelijkheden.Richt zich op het begrijpen van ervaringen en betekenissen, vaak via kwalitatief onderzoek.
Kritisch-emancipatoir paradigma
Onderzoek als middel voor verandering.Richt zich op macht, ongelijkheid en het versterken van stem en positie van gemarginaliseerde groepen.