Sociologie begrippen H3: Sociale structuur

0.0(0)
studied byStudied by 4 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/37

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Sociologie H3 - criminologie 1e bachelor UGent

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

38 Terms

1
New cards

Aggregaat

Bestaat uit een aantal mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden.

2
New cards

Sociale categorie

Bestaat uit een aantal mensen die een of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben.

3
New cards

Primaire groepen

Zijn klein, zijn blijvend, zijn diffuus, zijn op emoties gebaseerd en niet-instrumenteel.

4
New cards

Secundaire groepen

Hebben een variërende grootte, hebben een wisselende permanentie, relaties hierin zijn gespecialiseerd en gesegmenteerd, zijn formeel en instrumenteel.

5
New cards

Dyade

Een groep die slechts twee personen telt.

6
New cards

Triade

Een groep die drie personen telt. Hierin wordt het onmogelijk voor een individueel lid om de hele groep te controleren.

7
New cards

Interdependentie

Onderlinge afhankelijkheid. Een groep bestaat dus uit combinaties van mensen die van elkaar afhankelijk zijn.

8
New cards

Figuratie

Personen die onderling samenwerken vormen dit.

9
New cards

Indirecte kennis

Heeft betrekking op wat er kan gebeuren tussen twee andere actoren.

10
New cards

Onvrijheid

In een interdependentienetwerk kunnen actoren niet vrijelijk het verloop van een handeling bepalen. Interdependentie leidt dus tot dit.

11
New cards

Sociale relaties

Een verband tussen twee of meer actoren gekenmertk door de kans dat er interactie plaatsvindt.

12
New cards

Sociale status

De interactie tussen sociale relaties wordt georganiseerd door het definiËren van posities waaraan sociale rollen gekoppeld worden.

13
New cards

Macht

Berust op de waarschijnlijkheid dat een actor binnen een sociale relatie in staat is haar/zijn wil op te leggen op de medeactor.

14
New cards

Invloed

Verschilt van macht omdat macht dwingend is en dit overtuigend.

15
New cards

Dominantie

Is psychologisch en volgt uit de persoonlijkheid van mensen.

16
New cards

Recht

Een voorrecht van iemand, het is een van die aspecten die met macht verweven zijn, niet macht zelf.

17
New cards

Dwang

Bestaat uit het toepassen van sancties of het elimineren van bepaalde alternatieven.

18
New cards

Autoriteit

Draait om de legitimering van de macht door de ondergeschikten, wat betekent dat ze de machtsoefening als wettig aanvaarden.

19
New cards

Toegeschreven status

Een positie die een individu ontleent aan factoren waar het individu zelf geen vat op heeft en die binnen een samenleving als ‘relevant’ worden beschouwd.

20
New cards

Verworven status

Een positie die wordt toegeschreven door een persoon zelf op basis van prestaties (met variërende inspanning).

21
New cards

Sociale rol

Is het gedragspatroon dat geassocieerd is met de rechten en plichten gekoppeld aan een statuspositie.

22
New cards

Role set

Merton verstaat hieronder het geheel van rolrelaties waarbij personen betrokken zijn op grond van een specifieke sociale status.

23
New cards

Rolspanning

Aangezien de groepen waarmee een statusbekleder in contact komt, verschillende belangen nastreven, is het mogelijk dat er tegengestelde aanspraken gemaakt worden binnen een roleset.

24
New cards

Rollenconflict

Het hebben van meerdere statussen impliceert meerdere sociale rollen, waartussen een onverenigbaarheid of conflict kan ontstaan.

25
New cards

Rolverwarring

Of rolconfusie ontstaat wanneer iemand niet meer weet hoe zij/hij zich in een situatie moet gedragen omdat zij/hij niet kan kiezen uit het passende rolgedrag.

26
New cards

Roldistantiëring

Betekent dat iemand in staat is om binnen het invullen van de rolverwachtingen voldoende individualiteit aan te brengen.

27
New cards

Rolsegregatie

Rollen passen in bepaalde sociale situaties. Een verwacht gedrag dat in een situatie past, past daarom niet in een andere situatie.

28
New cards

Statusangst

Is voor sociologen een bijzonder interessant gegeven omdat het tot een typisch gedragspatroon leidt. Onzekerheid over het behoud van een verworven status kan hiertot leiden.

29
New cards

Statusindicatoren

Statussen zijn gebaseerd op sociale rangorde en worden hierin weerspiegeld. Ze kunnen vorm aannemen van materiële en immateriële voordelen en rechten. Kunnen worden beschouwd als de verticale dimensies van status.

30
New cards

Statusinconsistentie

Indien de plaats binnen de hiërarchieën van de statusindicatoren variabel is, spreekt men hiervan.

31
New cards

Statusconflict

De inconsistentie tussen statusindicatoren die wordt ervaren door de interactiepartner van het subject.

32
New cards

Marginale mens

De persoon die een hogere status verwerft, maar inferieur blijft op basis van een andere status. Everett Hughes (1945)

33
New cards

Formele organisatie

Een groep waarvan de organisatie gericht is op het bereiken van een specifiek doel door een gecoördineerde, collectieve inspanning. Is vaak expliciet opgericht om een bepaald doel te bereiken, maar ze kunnen ook organisch gegroeid zijn als een volgehouden maar niet noodzakelijk heel erg bewuste inspanning van actoren om greep te krijgen op de samenwerking binnen een groep. Vooral secundaire groepen liggen hier aan de basis van.

34
New cards

Bureaucratie

Organisatievorm, werd historisch ontwikkeld om de efficiëntie bij het bereiken van gestelde doelen te bevorderen.

35
New cards

Traditionele autoriteit

Maakt deel uit van een systeem waarbij machtsuitoefening als legitiem wordt beschouwd omdat ze verankerd ligt in het geloof van de onaantastbaarheid van tradities.

36
New cards

Charismatische autoriteit

Is gebaseerd op een intense verering van personen. In die omstandigheden wordt autoriteit toegekend aan een persoon die door haar/zijn volgelingen beschouwd wordt als de bezitter van uitzonderlijke, heilige en/of heroïsche kenmerken. Volledig gebaseerd op de kwaliteiten die de volgelingen hem/haar toekennen.

37
New cards

Rationeel-legale autoriteit

Is gebaseerd op het geloof in de geldigheid van het recht. De ‘wettelijkheid’ van regels en de autoriteit van gezagsdragers staan hier centraal.

38
New cards

Economische fout

Ecological fallacy. Bestaat erin te veronderstellen dat uitspraken gedaan op aggregaatniveau geldig zijn op individuele niveau.

Explore top flashcards

DCC Vocab 351-400
Updated 1075d ago
flashcards Flashcards (50)
test 2 study guide
Updated 975d ago
flashcards Flashcards (34)
Unit 7 Vocabulary
Updated 737d ago
flashcards Flashcards (54)
development
Updated 540d ago
flashcards Flashcards (23)
Element Quiz
Updated 353d ago
flashcards Flashcards (40)
English Language Copy
Updated 1h ago
flashcards Flashcards (131)
DCC Vocab 351-400
Updated 1075d ago
flashcards Flashcards (50)
test 2 study guide
Updated 975d ago
flashcards Flashcards (34)
Unit 7 Vocabulary
Updated 737d ago
flashcards Flashcards (54)
development
Updated 540d ago
flashcards Flashcards (23)
Element Quiz
Updated 353d ago
flashcards Flashcards (40)
English Language Copy
Updated 1h ago
flashcards Flashcards (131)