1/37
Sociologie H3 - criminologie 1e bachelor UGent
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Aggregaat
Bestaat uit een aantal mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden.
Sociale categorie
Bestaat uit een aantal mensen die een of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben.
Primaire groepen
Zijn klein, zijn blijvend, zijn diffuus, zijn op emoties gebaseerd en niet-instrumenteel.
Secundaire groepen
Hebben een variërende grootte, hebben een wisselende permanentie, relaties hierin zijn gespecialiseerd en gesegmenteerd, zijn formeel en instrumenteel.
Dyade
Een groep die slechts twee personen telt.
Triade
Een groep die drie personen telt. Hierin wordt het onmogelijk voor een individueel lid om de hele groep te controleren.
Interdependentie
Onderlinge afhankelijkheid. Een groep bestaat dus uit combinaties van mensen die van elkaar afhankelijk zijn.
Figuratie
Personen die onderling samenwerken vormen dit.
Indirecte kennis
Heeft betrekking op wat er kan gebeuren tussen twee andere actoren.
Onvrijheid
In een interdependentienetwerk kunnen actoren niet vrijelijk het verloop van een handeling bepalen. Interdependentie leidt dus tot dit.
Sociale relaties
Een verband tussen twee of meer actoren gekenmertk door de kans dat er interactie plaatsvindt.
Sociale status
De interactie tussen sociale relaties wordt georganiseerd door het definiËren van posities waaraan sociale rollen gekoppeld worden.
Macht
Berust op de waarschijnlijkheid dat een actor binnen een sociale relatie in staat is haar/zijn wil op te leggen op de medeactor.
Invloed
Verschilt van macht omdat macht dwingend is en dit overtuigend.
Dominantie
Is psychologisch en volgt uit de persoonlijkheid van mensen.
Recht
Een voorrecht van iemand, het is een van die aspecten die met macht verweven zijn, niet macht zelf.
Dwang
Bestaat uit het toepassen van sancties of het elimineren van bepaalde alternatieven.
Autoriteit
Draait om de legitimering van de macht door de ondergeschikten, wat betekent dat ze de machtsoefening als wettig aanvaarden.
Toegeschreven status
Een positie die een individu ontleent aan factoren waar het individu zelf geen vat op heeft en die binnen een samenleving als ‘relevant’ worden beschouwd.
Verworven status
Een positie die wordt toegeschreven door een persoon zelf op basis van prestaties (met variërende inspanning).
Sociale rol
Is het gedragspatroon dat geassocieerd is met de rechten en plichten gekoppeld aan een statuspositie.
Role set
Merton verstaat hieronder het geheel van rolrelaties waarbij personen betrokken zijn op grond van een specifieke sociale status.
Rolspanning
Aangezien de groepen waarmee een statusbekleder in contact komt, verschillende belangen nastreven, is het mogelijk dat er tegengestelde aanspraken gemaakt worden binnen een roleset.
Rollenconflict
Het hebben van meerdere statussen impliceert meerdere sociale rollen, waartussen een onverenigbaarheid of conflict kan ontstaan.
Rolverwarring
Of rolconfusie ontstaat wanneer iemand niet meer weet hoe zij/hij zich in een situatie moet gedragen omdat zij/hij niet kan kiezen uit het passende rolgedrag.
Roldistantiëring
Betekent dat iemand in staat is om binnen het invullen van de rolverwachtingen voldoende individualiteit aan te brengen.
Rolsegregatie
Rollen passen in bepaalde sociale situaties. Een verwacht gedrag dat in een situatie past, past daarom niet in een andere situatie.
Statusangst
Is voor sociologen een bijzonder interessant gegeven omdat het tot een typisch gedragspatroon leidt. Onzekerheid over het behoud van een verworven status kan hiertot leiden.
Statusindicatoren
Statussen zijn gebaseerd op sociale rangorde en worden hierin weerspiegeld. Ze kunnen vorm aannemen van materiële en immateriële voordelen en rechten. Kunnen worden beschouwd als de verticale dimensies van status.
Statusinconsistentie
Indien de plaats binnen de hiërarchieën van de statusindicatoren variabel is, spreekt men hiervan.
Statusconflict
De inconsistentie tussen statusindicatoren die wordt ervaren door de interactiepartner van het subject.
Marginale mens
De persoon die een hogere status verwerft, maar inferieur blijft op basis van een andere status. Everett Hughes (1945)
Formele organisatie
Een groep waarvan de organisatie gericht is op het bereiken van een specifiek doel door een gecoördineerde, collectieve inspanning. Is vaak expliciet opgericht om een bepaald doel te bereiken, maar ze kunnen ook organisch gegroeid zijn als een volgehouden maar niet noodzakelijk heel erg bewuste inspanning van actoren om greep te krijgen op de samenwerking binnen een groep. Vooral secundaire groepen liggen hier aan de basis van.
Bureaucratie
Organisatievorm, werd historisch ontwikkeld om de efficiëntie bij het bereiken van gestelde doelen te bevorderen.
Traditionele autoriteit
Maakt deel uit van een systeem waarbij machtsuitoefening als legitiem wordt beschouwd omdat ze verankerd ligt in het geloof van de onaantastbaarheid van tradities.
Charismatische autoriteit
Is gebaseerd op een intense verering van personen. In die omstandigheden wordt autoriteit toegekend aan een persoon die door haar/zijn volgelingen beschouwd wordt als de bezitter van uitzonderlijke, heilige en/of heroïsche kenmerken. Volledig gebaseerd op de kwaliteiten die de volgelingen hem/haar toekennen.
Rationeel-legale autoriteit
Is gebaseerd op het geloof in de geldigheid van het recht. De ‘wettelijkheid’ van regels en de autoriteit van gezagsdragers staan hier centraal.
Economische fout
Ecological fallacy. Bestaat erin te veronderstellen dat uitspraken gedaan op aggregaatniveau geldig zijn op individuele niveau.