Duits Kapitel 2 Lektion 3,6

de afkeer

die Abneigung(en)

beloven

versprechen

het cijfer

die Note(n)

de economie

die Wirtschaft

de gezichtsuitdrukking

der Gesichtsausdruck(''e)

hetzelfde

gleichfalls

het hoorcollege

die Vorlesung(en)

de nadruk

der Schwerpunkt(e)

de opleiding

die Ausbildung(en)

het vak

das Fach(''er)

de studieplaats

der Studienplatz(''e)

de taalkennis

die Sprachkenntnisse

uitoefenen

ausüben

de verbazing

das Erstaunen

lastig

schwierig

de deelnemer

der Teilnehmer

doelbewust

zielstrebig

duren

dauern

eenzaam

einsam

de gegevens

die Daten

het gevoel

das Gefühl(e)

inspannend

anstrengend

jammer

schade

kinderachtig

kindisch

leren(aanleren)

lehren

leren(zelf leren)

lernen

opgewonden

aufgeregt

relaxed

locker

het verwijt

der Vorwurf(''e)

wennen aan

sich gewöhnen an