Pegasus Novus 3 Caput 1 Vocabulaire

exemplum

exempli het voorbeeld

inferus

infera, inferum laaggelegen

invitus

invita, invitum tegen mijn zin, tegen jouw zin, ...

superus

supera, superum hooggelegen

validus

valida, validum krachtig; sterk

dives

dives, divitis rijk

pauper

pauper, pauperis arm

potens

potens, potentis machtig

quis?

quid? wie?, wat?

qui?

quae, quod? welke?

fieri

fio, factus sum worden; gebeuren; gemaakt worden

epistula

epistulae de brief

mensa

mensae de tafel

fatum

fati het lot

vitium

vitii de ondeugd; het gebrek

alius

alia, aliud een andere

alter

altera, alterum de ander(e)

alter... alter...

de ene ..., de andere ...

honestus

honesta, honestum geëerd; hoogstaand; eervol

tutus

tuta, tutum veilig

honor

honoris, m. de eer; het ereambt

virtus

virtutis, v. de kwaliteit; de dapperheid

onus

oneris, o. de last

prior

prius, prioris vroeger; vorig

fides

fidei de trouw; het vertrouwen

aliquis

aliqua, aliquid iemand, iets; een; sommige(n)

quidam

quaedam, quiddam iemand, iets; een; sommige(n)

cogitare

o (na)denken

iactare

o slingeren

iudicare

o oordelen

iuvare

o, iuvi, iutum helpen

pertinere

eo, pertinui, - zich uitstrekken; betreffen

premere

o, pressi, pressum drukken; neerdrukken

cum

+ ind. toen; wanneer

ludus

ludi het spel; de school

fortuna

fortunae het lot; de toestand

gratus

grata, gratum aangenaam; dankbaar

maestus

maesta, maestum treurig

saevus

saeva, saevum woest; wreed

vivus

viva, vivum levend

potestas

potestatis, v. de bevoegdheid; de macht

ludere

o, lusi, lusum spelen; bespotten

ecce

kijk!

vir

viri de man

copia

copiae de hoeveelheid; de gelegenheid

copiae

copiarum de troepen

frumentum

frumenti het graan

magnificus

magnifica, magnificum prachtig

vis

geen gen., v. de kracht; het geweld

par

+ dat. paris gelijk aan; opgewassen tegen

vetus

veteris oud

appropinquare + dat. naderen

praebere

eo aanbieden; tonen

confidere

+ dat. vertrouwen

contendere

o, contendi, contentum zich inspannen; wedijveren

credere

o, + dat. credidi, creditum geloven; vertrouwen; toevertrouwen

deligere

o, delegi, delectum uitkiezen

fundere

o, fudi, fusum gieten; verspreiden

reperire

io, repperi, repertum vinden; te weten komen

cupidus

+ gen. cupida, cupidum vol verlangen naar

ignarus

+ gen. ignara, ignarum niet op de hoogte van

plenus

+ gen. plena, plenum vol

liberare

+ abl. bevrijden van

occurrere

+ dat. occurri, occursum tegemoet lopen; ontmoeten

sententia

sententiae de mening; de uitspraak

iudicium

iudicii het oordeel; het proces

callidus

callida, callidum sluw

quietus

quieta, quietum rustig

iudex

iudicis, m. de rechter

maiores

maiorum, m. mv. de voorouders

avis

avis, v. de vogel

bonus

bona, bonum goed

melior

melius, melioris beter; nogal goed

optimus

optima, optimum beste; zeer goed

malus

mala, malum slecht

peior

peius, peioris slechter; nogal slecht

pessimus

pessima, pessimum slechtste; zeer slecht

magnus

magna, magnum groot

maior

maius, maioris groter; nogal groot

maximus

maxima, maximum grootste; zeer groot

parvus

parva, parvum klein

minor

minus, minoris kleiner; nogal klein

minimus

minima, minimum kleinste; zeer klein

multi

multae, multa veel

plures

plura, plurium meer; nogal veel

plus

meer

plerique

pleraeque, pleraque de meeste

plurimi

plurimae, plurima zeer veel

plurimum

zeer veel

asinus

asini de ezel

diversus

diversa, diversum verschillend; afzonderlijk

paratus

parata, paratum bereid

arbor

arboris, v. de boom

maerere

eo treuren (om)

reddere

o, reddidi, redditum teruggeven; maken tot