1/15
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Objectherkenning
=het semantisch herkennen vd identiteit v.e. voorwerp of het kunnen aangeven tot welke basiscategorie van voorwerpen het behoort.
Geons
=36 verschillende soorten bouwstenen (RBC-theorie Biederman)
NAPS
=non-accidental properties
->bepaalde vormen van regelmaat, eigenschappen die gebruikt kunnen worden bij oplossen v/h recovery probleem (bv: krom/recht, hol/bol,…)
Categorisatie
=Het onderbrengen v/e concrete (visuele) prikkel i/e grote categorie
Go-/no-go taak
-Antwoorden als dier i/d foto, niet antwoorden als geen dier (Thorpe et al, 1996)
Speed-accuracy tradeoff
=hoe sneller antwoorden, hoe meer fouten men maakt (Thorpe et al, 1996)
Gist
=i/e algemene aard, de kern van wat de scène is (bv: straatscène, niet “Tiensestraat”)
->categorisatie hiervan mogelijk
LSF
=ruwe spatiale schaal (lage spatiale frequenties)
=identificeren v. globale spatiale relaties (samenhang vd grotere gehelen)
HSF
=fijne spatiale schaal (hoge spatiale frequenties)
=kleinere details (randen, features…)
Coarse to fine
=LSF geeft snelste scènecategorisatie (start op globale niveau, daarna details invullen en zo tot scène komen)
Matcing
=het vinden v/e overeenkomst tss een on-line berekende objectvoorstelling & een off-line gestockeerde objectvoorstelling i/h visueel geheugen
Extrinsieke eigenschappen
=factoren die invloed hebben op de perceptie v/e vw maar niet op hoe het vw fysiek is (positie kijker, positie lichtbron,…)
Gezichtspuntonafhankelijke voorstelling vw
=één 2D objectvoorstelling per object
Gezichtspuntafhankelijke voorstelling vw
=meerdere 2D objectvoorstellingen per object (makkelijker berekenen, moeilijker stockeren)
Non-accidental/generic viewpoint
=de assumptie dat ons beeld algemeen is (1 veralgemeenbaar zichtpunt)
→RBC, Biederman
ERP
=event-related potentials
=responsen in frontale electroden bij go en no-go trials
→150ms tijd nodig om te zien of wel/geen dier (dus 300ms komt door onderliggende beslissingsprocessen)