Néerlandais : Wat een taal !

Doffe klanken

Sons plus secs/graves

Durven nadoen

Oser imiter

Een vereiste op de arbeidmarkt

Une condition sur le marché du travail

Economish noodzakelijk

Nécessaire économiquement parlant

De gemeenschappen samenbrengen

Rapprocher les communautés

In Vlaanderen wordt alles ondertiteld

En Flandre tout est sous-titré

De streek

La région

Onze medeburgers

Nos concitoyens

Bewijzen

Prouver

Het vooroordeel

Le préjugé

De uitsraling

Le charisme

Gezellig

agréable (cozy)

Hartelijk

Chaleureux

Gemoedelijk

Convival

Slordig

Désordonné, négligé

Lui

Paresseux

Afstandelijk

Distant (froid)

Nors

Grognon

Aanzienlijk minder

Nettement moins

Ontspannend

Relaxant

Je wordt ervoor vergoed !

On est payé pour !

Je moet je eigen mening vormen

Il faut se faire son propre avis

Een kijkje nemen

Aller voir (jeter un coup d’œil)

Aan de andere kant van de grens

De l’autre côté de la frontière

Hoe gaat het er aan toe ?

Comment cela se passe ?

De (taal)uitwisseling

L’échange (linguistique)

Dat schept een samenhorigheidsgevoel

Ca crée une cohésion

De wafels van je zus zijn verrukkelijk

Les gaufres de ta sœurs sont délicieuses

Hoe is België ontstaan ?

Comment est née la Belgique ?

Het dagelijkse leven

La vie quotidienne

Dat klinkt een tikkeltje beleefder

Ca sonne un tantinet plus poli

Iemand aanspreken

Interpeller quelqu’un

Een woord uitspreken

Prononcer un mot

De uitspraak

La prononciation

De omzetting

L’inversion

De echtgenoot

L’époux

De Franstalingen

Les francophones

De Nederlandstaligen

Les néerlandophones

Hij is tweetalig

Il est bilingue

Je kan je goed behelpen in het Frans

Tu te débrouilles bien en français

Ik snap er niks van

Je ne comprends rien

Ik wil vooruitgang boeken in het Nederlands

Je veux m’améliorer en Néerlandais

Ik wil moeite doen om ze te begrijpen

Je veux faire des efforts pour les comprendre

Kan je het alsjeblieft langzaam herhalen ?

Peux-tu répéter plus lentement s’il te plaît ?

Dat ben ik gewoon

J’ai l’habitude

Plezant hé !

Chouette hein !

Lukt het ?

Ca marche ?

Hoezo ?

Comment ça ?

België

La Belgique

Wallonië

La Wallonie

Vlaanderen

la Flandre

Nederland

les Pays-Bas

Belgisch

belge (adj)

Waals

wallon (adj)

Vlaams

flamand (adj)

Nederlands

néerlandais (adj)

De Belg/de Belgische

le/la Belge

De Waal/de Waals

le/la Wallon(ne)

De Vlaming/de Vlaamse

le/la Flamand(e)

De Nederlander/de Nederlandse

le/la Néederlandais(e)

De Belgen

les Belges

De Walen

les Wallons

De Vlamingen

les Flammands

De Nederlanders

Les Néerlandais