1/131
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
bestedingsevenwicht
De totale bestedingen zijn gelijk aan de productiecapaciteit.
conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid door te lage bestedingen in de economie.
conjunctuur
Schommelingen in de economische groei rond de trend.
conjunctuurgolf
Het verschil tussen effectieve vraag en productiecapaciteit.
economisch herstel
Periode waarin de bestedingen en productie stijgen.
effectieve vraag
Totale vraag naar goederen en diensten in de economie.
kapitaalgoederenvoorraad
Totale waarde van goederen die gebruikt worden om te produceren.
onderbesteding
Bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit.
overbesteding
Bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit.
productiecapaciteit
Maximale productie die mogelijk is in een periode.
recessie
Twee kwartalen achter elkaar economische krimp.
totale bestedingen
De totale vraag naar goederen en diensten.
trend
Gemiddelde groei van het bbp op lange termijn.
trendmatige groei
De gemiddelde economische groei over een langere periode.
anticyclisch conjunctuurbeleid
Overheidsbeleid dat conjunctuurschommelingen afremt.
marktmechanisme
Prijs en hoeveelheid ontstaan door vraag en aanbod.
multiplier
Extra bestedingen zorgen voor een grotere stijging van het bbp.
autonome consumptie
Consumptie die niet afhangt van inkomen.
autonome investeringen
Investeringen die niet afhangen van inkomen.
bestedingsvergelijking
Vergelijking die laat zien hoeveel er besteed wordt bij een inkomen.
consumptie
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen.
consumptiefunctie
Verband tussen consumptie en inkomen.
definitievergelijking
Vergelijking die altijd geldt binnen een model.
evenwichtsvergelijking
Vergelijking die het economisch evenwicht beschrijft.
evenwichtsvoorwaarde
Nationaal inkomen is gelijk aan effectieve vraag.
gedragsvergelijking
Vergelijking die economisch gedrag beschrijft.
gemiddelde consumptiequote
Deel van het inkomen dat wordt geconsumeerd.
inkomensevenwicht
Effectieve vraag is gelijk aan het nationaal inkomen.
investeren
Aanschaf van kapitaalgoederen door bedrijven.
spaarfunctie
Verband tussen sparen en inkomen.
sparen
Een deel van het inkomen niet uitgeven.
arbeidsproductiviteit
Productie per werknemer per tijdseenheid.
structurele werkloosheid
Werkloosheid door blijvende economische veranderingen.
Yf
Nationaal inkomen bij volledige werkgelegenheid.
beroepsbevolking
Mensen die werken of actief werk zoeken.
budgetlijn
Mogelijke combinaties van bestedingen bij een budget.
deelnemingspercentage
Percentage mensen dat werkt of wil werken.
deeltijdwerk
Werk met minder uren dan een voltijdse baan.
niet-beroepsbevolking
Mensen die niet werken en niet willen of kunnen werken.
participatiegraad
Percentage mensen dat werkt of wil werken.
potentiële beroepsbevolking
Alle mensen van 15 tot 75 jaar.
welvaart
Mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien.
werkloze beroepsbevolking
Mensen zonder werk die wel beschikbaar zijn.
werknemer
Iemand die in loondienst werkt.
werkzame beroepsbevolking
Werknemers en zelfstandigen samen.
arbeidsdeling
Opsplitsen van werk om efficiënter te produceren.
i/a-ratio
Verhouding tussen inactieven en actieven.
inactieven
Mensen met een uitkering.
nationaal inkomen
Som van alle inkomens in een land.
nationaal product
Totale productie in een land.
netto inkomen
Inkomen na belastingen en premies.
pensioen
Uitkering na het stoppen met werken.
specialisatie
Toeleggen op één taak of product.
technische ontwikkeling
Verbetering van machines en technologie.
vergrijzing
Toename van het aantal ouderen in de bevolking.
zorgkosten
Kosten voor medische zorg.
aanbod van arbeid
Mensen die willen en kunnen werken.
abstracte markt
Vraag en aanbod van een product zonder fysieke plaats.
arbeid
Inzet van menselijke capaciteit in productie.
concrete markt
Fysieke plaats waar gehandeld wordt.
krappe arbeidsmarkt
Meer vraag naar arbeid dan aanbod.
loon
Beloning voor arbeid.
verkrapping van de arbeidsmarkt
Vraag naar arbeid stijgt sneller dan aanbod.
verruiming van de arbeidsmarkt
Aanbod van arbeid stijgt sneller dan vraag.
internationale concurrentiepositie
Vermogen om te concurreren met het buitenland.
koopkracht
Wat je met je inkomen kunt kopen.
loonkosten per product
Loonkosten gedeeld door het aantal producten.
loonmatiging
Loonstijging lager dan de loonruimte.
loonruimte
Ruimte om lonen te verhogen zonder winstverlies.
prijscompensatie
Loonstijging gelijk aan inflatie.
primaire arbeidsvoorwaarden
Loon en werktijd.
reëel loon
Koopkracht van het loon.
secundaire arbeidsvoorwaarden
Extra arbeidsvoorwaarden naast loon.
vakbond
Organisatie die werknemers vertegenwoordigt.
creatie van werkgelegenheid
Ontstaan van nieuwe banen.
destructie van werkgelegenheid
Verdwijnen van banen.
evenwichtsloon
Loon waarbij vraag en aanbod gelijk zijn.
frictiewerkloosheid
Tijdelijke werkloosheid bij baanwissel.
hoogconjunctuur
Snelle economische groei boven de trend.
laagconjunctuur
Langzame groei of krimp onder de trend.
betaalrekening
Bankrekening voor dagelijkse betalingen.
chartaal geld
Munten en bankbiljetten.
giraal geld
Geld op betaalrekeningen.
maatschappelijke geldhoeveelheid
Chartaal en giraal geld samen.
rekening-courant
Betaalrekening bij de bank.
rekenmiddel
Functie van geld om waarde te vergelijken.
ruilmiddel
Functie van geld om te betalen.
spaarmiddel
Functie van geld om te bewaren.
spaarrekening
Geld dat niet direct gebruikt kan worden om te betalen.
directe ruil
Ruil zonder geld.
Europese Centrale Bank
Centrale bank van de eurozone.
fiduciair geld
Geld dat waarde heeft door vertrouwen.
girale kredieten
Geldschepping door banken via leningen.
indirecte ruil
Ruil via geld.
intrinsieke waarde
Materiaalwaarde van een munt.
kredietverlening
Uitlenen van geld door banken.
nominale waarde
Waarde die op geld staat vermeld.
liquide middelen
Direct beschikbaar geld.
liquiditeitspercentage
Verhouding tussen kasgeld en tegoeden.
solvabiliteitspercentage
Verhouding eigen vermogen en schulden.