relinquere
-o reliqui, relictum achterlaten, verlaten
tradere
-o tradidi, traditum overhandigen, toevertrouwen
reperire
-io repperi, repertum vinden, te weten komen
accipere
-io accepi, acceptum ontvangen, vernemen
recipere
-io recepi, receptum ontvangen
imperium
imperii heerschappij opperbevel rijk
accedere
~o +dat accessi, accessum naderen
adducere
-o adduxi, adductum brengen naar
adspicere
-io adspexi, adspectum aankijken
adesse
adsum +dat. adfui - aanwezig zijn, helpen
affere
affero attuli allatum brengen (naar)
amittere
-o amisi, amissum verliezen
abesse
absum, afui, -, afwezig zijn, verwijderd zijn
abire
eo abii abitum weggaan
auferre
aufero abstuli ablatum wegnemen
transire
transeo transii transitum oversteken
posterus
a um volgend
validus
a um krachtig sterk
sanguis
sanguinis m bloed
mens
mentis v de geest het verstand
placere
-eo +dat placui placitum bevallen, aanstaan
canere
o cecini zingen bezingen
intellegere
-o intellexi, intellectum begrijpen
vivere
o vixi victum leven
offere
offero obtuli oblatum aanbieden
forte
bijwoord toevallig
modus
modi m de wijze de maat
docere
eo docui doctor onderwijzen
deligere
o delegi delectum uitkiezen
sumere
o sumpsi sumptum nemen
creber
crebra, crebrum talrijk
condere
-o condidi, conditum stichten, opbergen
legere
-o legi, lectum lezen, kiezen, verzamelen
pervenire
-io perveni, perventum aankomen
fieri
fio factus sum worden, gebeuren, gemaakt worden
ripa
ripae oever
ceades
ceadis v moord, slachting
mutare
~o, mutavi, mutatum, veranderen, verwisselen
nuntiare
o nuntiavi nuntiatum melden
spectare
~o, spectavi, spectatum, bekijken, op het oog hebben
licere
-et, licuit, het is toegelaten
prope
bijwoord dichtbij
super
acc boven
hortari
~or hortatus sum aansporen
vereri
eor veritus sum vrezen
loqui
-or locutus sum spreken
potiri
-ior +abl. potitus sum bemachtigen, beheersen
pati
patior passus sum verdragen
conari
or conatus sum proberen
mirari
or miror, miratus sum zich verwonderen over; bewonderen
tueri
-eor tuitus sum bekijken, beschermen
polliceri
eor pollicitus sum beloven
nasci
-or natus sum geboren worden
proficisci
-or profectus sum vertrekken
queri
-or questus sum klagen over
sequi
-or secutus sum volgen
uti
or + abl usus sum gebruiken omgaan met
experiri
-ior expertus sum op de proef stellen, ondervinden
oriri
-ior ortus sum ontstaan, opkomen
egredi
-ior egressus sum buitengaan
mori
-ior mortuus sum sterven
progredi
-ior progressus sum verdergaan
genus
generis o de afkomst de soort
impetus
impetus de aanval de opwelling
deducere
o deduxi deductum naar beneden brengen wegbrengen
educere
~o eduxi, eductum naar buiten brengen, opvoeden
eripere
-io eripui, ereptum wegrukken
imponere
-o imposui, impositum plaatsen op, opleggen
inire
-eo inii, initum binnengaan, beginnen
causa
causae oorzaak, reden, proces
consilium
consilii o overleg raad plan
proelium
proelii o veldslag
telum
teli o aanvalswapen projectiel
gens
gentis v geslacht volksstam
complures
complures complura complurium meerdere
acies
aciei v slagorde
spes
spei hoop
vetere
-o verti versum omkeren veranderen in
perire
-eo perii, peritum ten onder gaan
h
hinc
bijwoord van hier
igitur
(nevensch. voegw.) dus
custos
custodis m bewaker
quis, quid
vragend vnw wie wat welke
notus
a um bekend
brevis
~, breve; brevis kort
postulare
eisen
sustinere
-eo sustinui, sustentum omhooghouden, tegenhouden, uithouden
statuere
-o statui, statutum plaatsen, vaststellen, beslissen
cadere
o cecidi casum vallen
consistere
-o constiti,- halt houden, zich opstellen
spatium
spatii ruimte, afstand, tijdsduur
integer
integra integrum ongeschonden
superare
o superavi superatum overwinnen overblijven
superesse
supersum, - overblijven
vix
bijwoord nauwelijks
animus
animi m de geest het gemoed de moed
ferrum
ferri o ijzer zwaard
tantus
a um zo groot
pudor
pudoris m schaamte eergevoel