CE 23
nunc
nu
quoque
ook
nihil
niets
mereo, merere, merui
verdienen, zich verdienstelijk maken
vetus, eris
oud
saxum
rots, steen
sed
maar
thalamus
slaapkamer
intro, intrare
binnentreden
tango, tangere, tetigi, tactum
aanraken; raken, ontroeren
im-pleo, plere, plevi, pletum
vuilen
per +acc
door (... heen), over (… heen)
os, oris n
mond, bek, gezicht
medius
zich in het midden bevindend
venenum
gif, toverdrank
neve
en (opdat) niet
malum
kwaad, ongeluk
causa
oorzaak, reden
(rechts)zaak
spatium
ruimte, afstand
(tijds)duur, periode, termijn
latus, lateris n
zijde, zijkant, flank
erro, errare
dwalen
zich vergissen
ante + acc. l adv.
voor / tevoren, vroeger
oculus
oog
soror, oris f
zuster
coniugium
huwelijk
pulcher (chra, crum)
mooi, voortreffelijk
deus
god, godheid
imago, inis f
beeld, afbeelding
pono, ponerem, posui, positum
plaatsen, zetten, leggen
magnus
groot
fleo, flere, flevi, fletum (= acc)
huilen (om)
fatum
godsspraak
noodlot
utinam
o dat toch, als toch
careo, carere, carui + acc
niet hebben; missen, ontbreken
mos, moris
zede, gewoonte, gebruik; pl karakter
con-fero, conferre, contulli, collatum
bijeenbrengen, bijeendragen
ita
zo, op deze wijze
ago, agere, egi, actum
doen, handelen, onderhandelen
post + acc
achter, na; adv. daarna, later
sacer (sacra, sacrum)
gewijd, heilig
vervloekt
mensis, is m
maand
tendo, tendere, tetendi, tentum
spannen, streven
floreo, florere, florui
bloeien
pello, pellere, pepuli, pelsum
drijven, stoten, slaan
inventus
niet willend, onvrijwillig
licet, licere, licuit
het is geoorloofd, het staat vrij
pax, pacis f
vrede, vredesverdrag