1/43
Flashcards in vocabulaire-stijl die de belangrijkste begrippen uit het oefententamen Persoonlijkheidsleer samenvatten.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Nomothetische benadering
Onderzoeksbenadering die algemene wetmatigheden probeert vast te stellen door metingen bij grote groepen personen.
Idiografische benadering
Onderzoeksbenadering die zich richt op het diepgaand bestuderen van het individu, bijvoorbeeld via casestudy’s of biografieën.
Betrouwbaarheid
De mate waarin een meetinstrument consistente, herhaalbare resultaten oplevert—lage meetfout, hoge precisie.
Validiteit
De mate waarin een meetinstrument daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.
Observatorrapportage
Persoonlijkheidsbeoordeling door anderen dan de persoon zelf; kan objectiever zijn doordat observator kan vergelijken met anderen.
Zelfrapportage
Persoonlijkheidsbeoordeling door de persoon zelf via vragenlijsten of interviews.
Persoonlijkheid (wetenschappelijke definitie)
Een algemeen, langdurig, niet-intellectueel psychologisch individueel verschil in gedragsneigingen.
Persoons-gerelateerde variantie
De mate waarin verschillen tussen personen gedrag of scores verklaren—bewijs voor het bestaan van trekken.
Situatie-gerelateerde variantie
De mate waarin verschillen tussen situaties gedrag of scores verklaren.
Persoon × Situatie interactie
Het verschijnsel dat de invloed van de situatie afhangt van iemands trekken (en omgekeerd).
Milgram-experiment (persoonlijkheidsvisie)
Volgens persoonlijkheidspsychologen activeert het experiment individuele verschillen (bv. Integriteit, Emotionaliteit) i.p.v. volledige situationele gelijkmaking.
Rationele schaalconstructie
Items worden gekozen op basis van theoretische redenering; eenvoudiger maar vaak minder valide.
Empirische schaalconstructie
Items worden geselecteerd op basis van hun feitelijke relatie met een extern criterium; kan hogere validiteit opleveren.
Factor-analytische methode
Statistische techniek om onderliggende factoren (trekken) uit correlaties tussen variabelen te halen.
Factorlading
Correlatie van een variabele met een factor in factoranalyse; geeft sterkte en richting aan.
Big Five
Vijf hoofddimensies van persoonlijkheid: Extraversie, Vriendelijkheid, Zorgvuldigheid, Emotionele Stabiliteit, Openheid voor Ervaringen.
HEXACO-model
Persoonlijkheidsmodel met zes factoren: Integriteit, Emotionaliteit, Extraversie, Verdraagzaamheid, Consciëntieusheid, Openheid voor Ervaringen.
Sentimentaliteit (HEXACO vs. Big Five)
Facet dat in HEXACO onder Emotionaliteit valt en in Big Five onder (lage) Emotionele Stabiliteit/Neuroticisme.
Persoonlijkheidstype
Cluster van trekcombinaties; empirisch blijkt dat de meeste mensen niet strak in types passen.
Age-Period-Cohort (APC) analyse
Onderzoeksopzet om leeftijdseffecten te onderscheiden van periodes- en cohorteffecten.
Rangorde-stabiliteit
Correlatie van individuele verschillen over de tijd; hoogste stabiliteit rond 50 jaar.
Amygdala-reactiviteit
Sterk geactiveerd bij emotionele stimuli, vooral bij personen met hoge Neuroticisme.
BIS (Behavioral Inhibition System)
Volgens Gray gevoeligheid voor straf en angst; variatie hierin relateert aan angstigheid.
BAS (Behavioral Approach System)
Systeem gerelateerd aan beloningsgevoeligheid en impulsiviteit.
Eysencks arousal-theorie
Stelt dat ieder individu voor elke taak een optimaal arousal-niveau heeft dat samenhangt met extraversie.
Erfelijkheid (heritability)
Proportie van variantie in een kenmerk die wordt verklaard door genetische verschillen binnen een populatie.
Equal Environment Assumption
Aanname dat eeneiige en twee-eiige tweelingen evenveel gedeelde omgeving ervaren; kan geschonden worden.
Inclusive fitness
Evolutionair principe dat genen zich verspreiden via het reproductieve succes van het individu plus dat van genetische verwanten.
Frequentieafhankelijke selectie
Fitnessvoordeel van een eigenschap hangt af van de prevalentie ervan in de populatie (bijv. leiders vs. volgers).
Flynn-effect
Systematische stijging van IQ-scores over decennia, vooral op ‘fluïde’ tests zoals Raven’s Matrices.
g-factor
Algemene mentale vaardigheid die onderliggend is aan prestaties op diverse cognitieve tests.
Inspectietijdtaak
Meting van minimale blootstellingstijd die nodig is om een stimulus correct te identificeren; relateert aan IQ.
Person-Vocation Fit (PV Fit)
De mate waarin iemands interesse- en vaardigheidsprofiel overeenkomt met de vereisten van een beroep.
RIASEC/PAKSOC model
Hollands zesdimensiesmodel van beroepsinteresses: Realistisch, Intellectueel, Artistiek, Sociaal, Ondernemend, Conventioneel.
Psychisch determinisme
Psychoanalytische aanname dat alle gedachten en daden een specifieke (bewuste of onbewuste) oorzaak hebben.
Verplaatsing (displacement)
Verdedigingsmechanisme: emotie wordt van een riskant doelwit verzet naar een veiliger doelwit.
Fenomenologie
Humanistische focus op de bewuste, subjectieve ervaring van de eigen leefwereld.
Existentiële angst
Onbehagen dat voortkomt uit besef van vrijheid, dood en zinloosheid; vermijden ervan kan leiden tot vervreemding.
Etic vs. Emic
Etic = cultuur-overstijgende universele constructen; Emic = cultuur-specifieke uitdrukkingen van die constructen.
Schwartz’ waardenmodel
Universeel model met twee hoofddimensies: Openheid voor verandering vs. conservatisme en Zelftranscendentie vs. zelfverbetering.
Bad Five
Vijf maladaptieve persoonlijkheidsdimensies; Negatieve Affectiviteit komt overeen met Neuroticisme, Onthechting met lage Extraversie.
Persoonlijkheidsstoornis
Patroon van ongewone trekken dat persoonlijke of sociale problemen veroorzaakt; doorgaans geen scherpe grens met ‘normaal’.
Narcistische persoonlijkheidsstoornis
Stoornis gekenmerkt door grandioos zelfbeeld en gebrek aan veranderbereidheid, waardoor behandeling moeilijk is.
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Stoornis gekenmerkt door emotionele instabiliteit, impulsiviteit en verstoord zelfbeeld.