Frans Delen 6 en 7

Er wordt teveel gekletst.

Er wordt teveel gekletst.

Vous parlez trop!

Hou op met kletsen!

Arrêtez de parler!

Let op!

(Faites) attention!

Er is echt teveel herrie! / Jullie maken écht te veel herrie!

Il y a trop de bruit! / of sterker: Vous faites vraiment trop de bruit! / Vraiment! Vous faites trop de bruit! / Vous êtes trop bruyants!

Jullie zijn te druk!

Vous êtes trop agités!

En nu is het genoeg!

ça suffit (maintenant)!

Jullie gaan te ver!

Vous exagérez (vraiment) toutes les limites!

Stop met keten!

Arrêtez de chahuter!

Ik wil niets meer horen!

Pas un bruit! / Je ne veux plus rien entendre!

Begrepen? / Duidelijk?

Compris? / C'est compris? / C'est clair?

Stelletje luilakken!

Tas de feignants! / Fainéants! / Quels fainéants!

Dat is het toppunt! / Dat slaat alles!

ça, c'est la meilleure! / C'est le comble!

Rustig aan, jullie twee!

Du calme, tous les deux!

Rustig!

Calmez-vous! / Du calme!

Geen paniek!

Pas de panique!

Geef mij antwoord!

Réponds-moi! / Répondez-moi!

Jullie maken er meteen een potje van!

Décidément, vous commencez bien mal la journée!

Nu moet je écht stoppen!

Tu was t'arrêter immédiatement!

Je gaat toch niet weer...!

Tu ne vas pas recommencer avec...!

Wat gebeurt er?

Que se passe-t-il? / Qu'est-ce qui se passe? / Qu'est-ce qu'il y a?

Nou en?

Et alors?

Stop met klagen / mokken!

Arrête / Arrêtez de râler / bouder!

een leerling die zit te mokken

un élève boudeur

Kom op, trek niet zo'n gezicht!

Allons, ne faites / fais pas la tête!

Xavier is een etter / zeurpiet.

Xavier est casse-pieds.

Ik heb er genoeg van. / Ik heb er meer dan genoeg van. / Het zit me tot hier.

J'en ai assez / marre. / J'en ai ras le bol.

Piet, doe je kauwgom maar in de prullenbak!

Piet, mets ton chewing-gum dans la poubelle (s'il te plaît)!

kauwgum kauwen

mâcher du chewing-gum

Piet, zet je telefoon uit!

Piet, ferme ton portable! / Tu fermes ton portable! / Tu peux fermer ton portable, s'il te plaît? / Tu veux bien éteindre ton portable? D

De volgende keer laat je je mobiel / i-Pod / mp3-speler in je kluisje.

La prochaine fois, tu laisses ton portable / ton i-Pod / ton mp3 dans ton casier.

Jan, wil je je koptelefoon afzetten?

Jean, tu peux enlever tes écouteurs?

Jan, wil je je pet afzetten?

Jean, tu peux enlever ta casquette?

Jan, wil je je jas uitdoen?

Jean, tu peux enlever ton manteau / ton blouson?

Eruit!

Dehors!

Eruit alle twee!

Dehors tous les deux!

Je gaat op de gang zitten werken.

Tu vas travailler dans le couloir.

Ga je melden bij ...!

Va voir...! / Tu vas / Va te présenter chez...!

Je krijgt een gele / rode kaart.

Je te donne un carton jaune / rouge.

Je moet (vanmiddag) nablijven.

Tu seras mis(e) en retenue. / Tu seras collé (e). / Tu dois rester en retenue (cet après-midi).

Twee uur nablijven

deux heures de colle

Je krijgt strafwerk.

Tu seras puni(e).

Je krijgt corvée.

Tu seras de corvée.

Wat heb je nú weer gedaan?

Qu'est-ce que tu as encore fait / fabriqué?

het schoolreglement

le règlement intérieur

Daar had je eerder aan moeten denken!

Fallait y penser avant!

Dat kan niet ongestraft blijven.

On ne peut pas laisser passer ça.

Je mag niet in de klas eten, Jan (zoals je weet).

Dis donc, Jean, on ne mange pas en classe! / Comme tu le sais, Jean, il est interdit de manger en cours.

Jullie schrijven voor morgen 25x over: <<...>> (strafwerk)

Vous me copierez 25 fois pour demain: <<...>> / Vous me ferez 25 lignes!

iets in beslag nemen

confisquer quelque chose

van iemand overschrijven

copier sur quelqu'un

Er wordt niet afgekeken.

On ne triche pas.

Ik zei toch: <<Ga zitten!>>

J'ai dit: <<Asseyez-vous!>>

Geen sprake van!

Pas question!

de deur dichtslaan

claquer la porte

Het is niet de eerste keer!

Ce n'est pas la première fois!

grof taalgebruik, scheldwoorden

croiser les bras

Sorry voor gisteren.

Excusez-moi pour hier.

Je hebt het ernaar gemaakt, Piet!

Tu l'auras voulu, Pierre!M

Morgen laat ik je ouders naar school komen.

Je convoque tes parents pour demain.

Ik heb je al 3x gezegd dat je weer op je plaats kon gaan zitten.

Je t'ai déjà dit 3 fois que tu pouvais retourner à ta place.

voorzeggen

souffler des réponses

Ik zie mij genoodzaakt je een nul te geven.

Je me vois dans l'obligation de vous coller un zéro.

Ik vind deze straf onzinnig.

Personellement, je trouve cette punition stupide.

iemand waarschuwen

avertir quelqu'un / prevenir quelqu'un

een leerling met grof taalgebruik

un élève grossier / qui manque de respect

de stem verheffen

élever la voix

grof taalgebruik

les gros mots

Shit, ik moet een uur nablijven.

Zut, j'ai une heure de colle. I

Ik heb corvee.

J'ai une punition. / Je serai de corvée.

Het is mijn fout niet.

Ce n'est pas de ma faute.

Het is jouw fout.

C'est de ta faute.

Ik heb niets gedaan.

Je n'ai rien fait, (moi)!I

Ik heb het niet gedaan. Hij/Zij heeft het gedaan!

Ce n'était pas moi. C'était elle/lui!

Dit is écht mijn dag niet!

Décidément, ce n'est pas mon jour!