1/25
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
natuurlijke taal
= de taal zoals die zich spontaan ontwikkelt bij ieder mens na zijn geboorte, zonder dat er een bewuste beslissing wordt genomen om taal aan te leren en zonder formele taalinstructie, op school of elders.
gaat in eerste instantie om gesproken taal.
gebruikt in een bepaalde gemeenschap voor algemene communicatiedoeleinden.
(1) heeft een lange traditie, (2) ze is niet bewust door mensen gecreëerd en (3) het precieze ontstaansmoment ervan is meestal moeilijk te bepalen.
syllabisch schrift
De schriftsystemen van verschillende talen worden genoemd naar de kleinste zelfstandige eenheden waarmee de schrifttekens corresponderen.
De tekens van dit schrift corresponderen met lettergrepen.
Bv. Het Cherokee
logografisch schrift
De schriftsystemen van verschillende talen worden genoemd naar de kleinste zelfstandige eenheden waarmee de schrifttekens corresponderen.
De tekens van dit schrift corresponderen met begrippen of woorden.
Bv. het Chinees
alfabetisch schrift
De schriftsystemen van verschillende talen worden genoemd naar de kleinste zelfstandige eenheden waarmee de schrifttekens corresponderen.
De tekens van een dit schrift corresponderen met bepaalde klanken van de taal.
spijkerschrift
Het eerste volledige schriftsysteem. Ieder teken geeft een woord weer. Het werd waarschijnlijk gebruikt bij handelstransacties.
homesign
= een systeem van gebaren dat wordt ontwikkeld door dove kinderen van ouders die zelf niet doof zijn en die hun kinderen geen conventionele gebarentaal aanleren: die kinderen kunnen zelf ook geen gesproken taal verwerven en ontwerpen dan een eigen gebarensysteem dat zelfs niet altijd gedeeld wordt met de andere (horende) leden van de familie.
vocaalauditief kanaal
Menselijke natuurlijke taal is in eerste instantie gesproken taal: ze bestaat uit klankenreeksen die door de spreker worden voortgebracht (vandaar vocaal) en die uiteindelijk het oor van de toehoorder bereiken (vandaar auditief).
multimodaliteit (van communicatie)
We begeleiden onze uitspraken steeds met gebaren, met gezichtsuitdrukkingen en met bepaalde lichamelijke houdingen.
Taal =met andere woorden verschillende uitdrukkingswijzen tegelijk gebruikt + gebeurt dus ook langs verschillende kanalen tegelijk
verwijzing of referentie
het element in de wereld of buiten de taal waar het woord naar verwijst.
denotatie
de klasse van alle elementen in de wereld waar een woord naar kan verwijzen.
willekeurigheid van taaltekens
Er bestaat geen gemotiveerd verband tussen het taalteken en datgene waar het naar verwijst.
onomatopee
Ook wel klanknabootsing genoemd,
= een woord dat fonetisch het geluid dat het beschrijft nabootst of suggereert
paralinguïstische signalen
signalen die te maken hebben met de manier waarop woorden worden uitgesproken, zoals klemtoon, snelheid en intonatie.
iconiciteit
een gelijkenis zien tussen de vorm van een (taal)teken en datgene waarvoor het staat.
dubbele articulatie of duality
= het feit dat menselijke taal uit twee niveaus bestaat, namelijk, in grote lijnen,
1. de klanken (fonemen) waaruit onze taal is samengesteld, die op zich geen betekenis hebben
2. de betekenisvolle eenheden (morfemen) die eruit kunnen worden opgebouwd ; dit zijn niet noodzakelijkerwijs woorden: ook woorddelen kunnen een betekenis hebben
fonetiek
Het bestuderen hoe we klanken produceren met onze spraakorganen + de wetenschap die de fysische en fysiologische eigenschappen van de klanken die wij uitspreken beschrijft
foneem
Een klank die betekenis onderscheidend is en daarom relevant is voor taal.
fonologie
Het bestuderen van klanken en fonemen voor zover ze linguïstisch relevant zijn.
morfeem
De kleinste eenheid van betekenis en vorm. Kleinste vormen die in een taal betekenisdragend zijn.
morfologie
Het bestuderen van morfemen, bestuderen van de structuur en de vorming van woordvormen.
wolfskinderen
Kinderen die in hun jeugd geen contact hebben met andere mensen en die daarna hun taal niet meer in dezelfde mate kunnen aanleren als andere taalgebruikers. Ze kunnen moeilijk taal aanleren op een latere leeftijd.
kritische periode
Deze "kritische periode" voor het aanleren van taal, tijdens dewelke een kind zijn "moedertaal" snel en quasi automatisch verwerft, wordt meestal gesitueerd tijdens de eerste levensjaren, tot aan de pubertijd.
turn-taking/beurtwisseling
De vaststelling dat de deelnemers aan een gesprek regels volgen die bepalen wanneer het hun beurt is om het woord te nemen.
Deze regelgeleide beurtwisseling kan van cultuur tot cultuur verschillen en is dus ook aangeleerd.
displacement
= menselijke taal maakt het mogelijk te spreken over gebeurtenissen en ervaringen die in tijd en ruimte ver van ons verwijderd zijn. Mogelijkheid te spreken over niet aanwezige personen, voorwerpen, ervaringen, ...
Is niet afhankelijk van het hier en nu en het laat ons communiceren over werelden die niet bestaan, dat zorgt voor fictie en verbeelding.
discrete aard van de eenheden waaruit menselijke natuurlijke taal is opgebouwd
klanken worden altijd anders uitgesproken, maar blijven herkenbaar. Ondanks de verschillende uitspraak zijn fonemen duidelijk te onderscheiden van elkaar, of discreet.
principe van compositionaliteit
Een zin bestaat uit eenheden (meestal woorden) waarvan we de betekenis kennen. We kunnen de betekenis van de zin achterhalen door de woorden die we kennen uit ons lexicon te combineren met de syntactische structuur van de zin