1/239
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
à brève échéance, a court terme
op korte termijn (2)
à crédit
op afbetaling, op krediet
à découvert
in het rood, ongedekt
à long terme, à longue échéance
op lange termijn (2)
à moyen terme
op middellange term
à tempérament
op afbetaling
à terme
in termijnen, op termijnen
accorder un crédit à
een krediet verlenen aan
acquittter ses dettes
zijn schulden vereffenen
argent
geld
au porteur
aan toonder
bancaire
bank-… (adj)
banque
bank
banque d’émission
emissiebank, uitgiftebank
banquier
bankier
billet de banque
bankbiljet
caisse
kas, kassa
carnet
blocnote, boekje, bonboekje
carnet de chèques
chequeboekje
carte
kaart
carte bancaire
bankkaart
carte de crédit
kredietkaart
carte de paiement
betaalkaart
change
koers, wisselkoers, wisselen, wisselmarkt
changer de l’argent
geld wisselen
changes flexibles
flexibele koersen
changes flottants
zwevende koersen
chèque
cheque
chèque au porteur
cheque aan toonder
clôturer (un compte)
een rekening afsluiten
compte
rekening
compte à vue
zichtrekening
compte chèques postal
postchequesrekening
compte d’épargne
spaarrekening
compte en banque
bankrekening
crédit
krediet
créditer
crediteren
débit
debet
débiter
debiteren
débiter un compte de
een rekening debiteren met/voor
débiteur
debiteur, schuldenaar
découvert
ongedekt bedrag
dépôt
deposito
dette
schuld
échéance
vervaldag, vervallen wissel
échoir
aflopen, betaalbaar zijn, vervallen (van wissel, termijn)
émettre un chèque
een cheque uitschrijven
emprunt
lening
emprunter
lenen van
endettement
schuld, schuldenlast
épargnant
spaarder
épargne
sparen (n.f.)
éparge pension
pensioensparen
épargner
sparen (v.)
être à découvert
ongedekt zijn
extrait de compte
rekeningafschrift
garant
garant
guichet
loket
guichetier
loketbediende
hypothécaire
hypothecair
hypothèque
hypotheek
intérêt
interest, rente
justificatif
bewijsstuk
montant
bedrag
moyen de paiement
betaalmiddel
nantir
onderpand geven, waarborg geven
nantissement
onderpand, pandgeving
opération
transitie, verrichting
ouverture
opening
ouvrir
openen
ouvrir un crédit
een krediet openen
porteur
drager
prêt
lening
prêter
lenen aan
procuration
volmacht
relevé
overzicht
relevé de compte
rekeningoverzicht
remboursement
terugbetaling
rembourser
terugbetalen
rebourses ses dettes
zijn schulden terugbetalen
rente
rente
rentier
rentenier
retirer de l’argent
geld afhalen (v.)
retrait d’argent
het opnemen van geld (n.m.)
s’acquitter d’une dette
een schuld aflossen
s’endetter
schulden maken, zich in schulden steken
se porter garant de
zich borg stellen voor, zich garant stellen voor
signataire
ondertekenaar, ondertekaarster
signature
handtekening
signer
ondertekenen, tekenen
solde
saldo
taux
koers, percentage, tarief
taux d’intérêt
rentevoet
tempérament
afbetaling, betaling in termijnen
titulaire
titularis
toucher un chèque
een cheque innen
versement
overschrijving
verser
overmaken, storten
virement
overboeking, overschrijving
virer
overmaken, storten, overschrijven