Looks like no one added any tags here yet for you.
Intracellulaire pathogenen
Pathogenen die zich binnenin de cellen bevinden.
Extracellulaire pathogenen
Pathogenen die zich buiten de cellen bevinden.
Interferonen
Eiwitten die door cellen worden geproduceerd als reactie op virale infecties en die de afweer van het lichaam stimuleren.
Actieve immuniteit
Immuniteit die ontstaat wanneer het lichaam zelf antistoffen aanmaakt tegen een antigeen.
Passieve immuniteit
Immuniteit die verkregen wordt zonder dat het lichaam zelf antistoffen aanmaakt, bijvoorbeeld via de placenta of antiserum.
Natuurlijke immuniteit
Immuniteit die ontstaat door blootstelling aan ziekteverwekkers of subklinische infecties.
Kunstmatige immuniteit
Immuniteit die ontstaat door vaccinatie of toediening van anatoxinen.
Geneesmiddel
Een stof die gebruikt wordt ter bestrijding van een ziekte of klachten, werkt op cellulair niveau.
Generieke naam
De moeilijke naam die de chemische samenstelling van een geneesmiddel beschrijft.
Merknaam
De commerciële naam van een geneesmiddel, vaak aantrekkelijk voor consumenten.
Aspecifieke afweer
Een afweermechanisme dat gericht is op een breed scala aan antigenen en altijd actief is.
Eerste lijns afweer
Fysieke en chemische barrières zoals huid en slijmvliezen die infecties helpen voorkomen.
Tweede lijns afweer
Interne afweermechanismen zoals ontstekingsreacties en koorts die optreden na een infectie.
Ontstekingsreactie
Lichaamsreactie op een lokale inbraak, gekenmerkt door pijn, roodheid, warmte, zwelling en functieverlies.
Rubor, calor, dolor, tumor en functio laesa
Koorts
Verhoging van de lichaamstemperatuur door pyrogenen, wat de afweer versnelt.
Fagocytose
Proces waarbij leukocyten pathogenen opsluiten, opeten en verteren.
Humorale immuniteit
Immuniteit die gericht is op het maken van antistoffen door B-lymfocyten.
Cellulaire immuniteit
Immuniteit die gericht is op intracellulaire pathogenen door T-lymfocyten.
T-helpercellen
Cellen die andere immuuncellen stimuleren en ondersteunen in hun functie.
Cytotoxische T-cellen
Cellen die antigenen onschadelijk maken door enzymen af te geven.
Antigeen
Een stof die een immunologische reactie oproept, zoals bacteriën of virussen.
Farmacokinetiek
De studie van wat het lichaam doet met een geneesmiddel, inclusief absorptie, distributie, metabolisme en eliminatie.
Biologische beschikbaarheid
De hoeveelheid van een geneesmiddel die na toediening beschikbaar is in de bloedsomloop.
Polyfarmacie
Het gebruik van meerdere geneesmiddelen door een patiënt, wat kan leiden tot interacties.
Steady state
De toestand waarin de snelheid van toediening en eliminatie van een geneesmiddel gelijk zijn, waardoor de concentratie constant blijft.
Minimaal effectieve concentratie (MEC)
De laagste dosis van een geneesmiddel die een therapeutisch effect heeft.
Maximaal toelaatbare concentratie (MTC)
De hoogste dosis van een geneesmiddel voordat het toxisch wordt.
Therapeutische breedte
Het verschil tussen MEC en MTC, wat de veiligheid van een geneesmiddel aangeeft.
Halfwaarde-tijd
De tijd die nodig is voor de concentratie van een geneesmiddel in het lichaam om met de helft af te nemen.
Controlled release-preparaat
Een geneesmiddel dat vertraagd wordt afgegeven in het lichaam.
De belangrijkste antimicrobiële substanties in de eerste verdedigingslinie
Zweet, talg, traanvocht, speeksel, maagzuur
B-lymfocyten
Plasmacellen
B-geheugencellen
T-lymfocyten
T-helpercel
Cytotoxische T-lymfocyt
T-geheugencel
T-Regulatoir