1/70
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
a witness report
een getuigenverklaring
fingerprints
vingerafdrukken
facing charges (to face charges)
terechtstaan (voor)
convicted (to convict)
veroordeeld / veroordelen
are chasing (to chase)
achternazitten
forensic examination
forensisch onderzoek
a trace
een spoor
the victim
het slachtoffer
(to) press charges
aangifte doen
commit … crime (to commit a crime)
een misdaad begaan
fined (to fine)
beboeten
questioning (to question)
ondervragen
a(n) (eye)witness
een (oog)getuige
(a) criminal
een misdadiger
(a) perpetrator
een dader
security footage
camerabeelden
(an) offence
een misdrijf
(a) trial
een rechtzaak
(an) oath
een eed
evidence
bewijs
(a) testimony
een getuigenis
clues (a clue)
een aanwijzing
the whereabouts
de verblijfplaats
(an) accelerant
een brandversnelle
(the) debris
puin
a suspect
een verdachte
suspicious
verdachte
an accomplice
een medeplichtige
a wanted profile
een opsporingsbericht
felonies (a felony)
een misdrijf
corresponding
overeenkomstig
substance
vloeistof
forcing (to force)
dwingen
unwilling
ongewillig
threatening
bedreigend
the intent
de intentie/ de bedoeling
property
eigendom
sentence
straf
community service
gemeenschapsdienst
ankle onitor
enkelband
a fine
een boete
imprisonment
opsluiting
arson (to commit arson)
brandstichting (brand stichten)
assault (to assault)
aanval (aanvallen)
assassination (to assassinate)
moord/ sluipmoord (vermoorden)
blackmail (to blackmail)
chantage/ afpersing (chanteren/ afpersen)
bribery (to bribe)
omkoperij (omkopen)
burglaries a burglary (to burgle)
een inbraak (inbreken)
carjacking(s) (to carjack)
het stelen van een auto (een auto stelen)
embezzlement (to embezzle)
verduistering (verduisteren)
forgery (to forge)
vervalsing (vervalsen)
fraud (to commit fraud)
fraude (fraude plegen)
harassement (to harass)
intimidatie (lastigvallen)
hijacking (to hijack)
roven van een voertuig
kidnapping (to kidnap)
een ontvoering
looting (to loot)
plundering (plunderen)
manslaughter
doodslag
mugging (to mug)
beroving (beroven)
murder (to murder)
vermoorden
panhandling (to panhandle)
bedelarij (bedelen)
perjury (to perjure oneself)
meineed/ woordbreuk (meineed plegen)
phishing (to phish)
vissen naar vertouwelijke informatie
pickpocketing (to pickpocket)
zakkenrollen
poisoning (to poison)
een vergiftiging (vergiftigen)
rape (to rape)
een verkrachting (verkrachten)
robberies a robbery (to rob)
beroving (beroven)
shoplifting (to shoplift)
winkeldiefstal (plegen)
smuggling (to smuggle)
smokkelarij (smokkelen)
speeding (to speed)
te snel rijden
theft(s) (to steal)
diefstal (stelen)
vandalism (to vandalize)
vandalisme/ vernielzucht