1/19
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Welke cellulaire mechanismen beïnvloeden de eiwitstructuur?
- de aminozuur-sequentie
- de moleculaire chaperones HSP60 en HSP70
- posttranslationele modificaties
- proteasen
De moleculaire chaperons HSP70 en HSP60
gespecialiseerde enzymen die eiwitten (200 - 300 mg/ml) helpen om zo snel mogelijk de juiste vorm aan te nemen, zodat ze niet precipiteren in de cel
Chaperone-eiwitten of hsp70
= heat shock protein met moleculaire massa van 70 kDa
Functie?
- herkent sequentie van zevental hydrofobe AZ in een eiwitsequentie die uit het ribosoom komt
- ATP-gebonden: stelt hydrofobe bindingsplaats op voor interactie met hydrofobe eiwitdelen
- ADP-gebonden: gesloten conformatie waarin het eiwitdeel de juiste conformatie kan aannemen
Chaperonine of hsp60
= heat shock protein met moleculaire massa van 60kDa
Functie? kamertje vormen bestaande uit twee ringen met elk 7 hsp60 moleculen
Werking:
- hsp60 vormt kamertje
- ATP-gebonden dekseleiwit bedekt het kamertje
- eiwit 15 s in moleculaire kamertje
- conformatie-verandering kamertje
- ATP naar ADP > dekseltje komt los
- eiwit uit kamertje (ook als slecht geplooid)
Meest voorkomende posttranslationele modificaties
- fosforylaties (Ser, Thr, Tyr)
- vorming van disulfidebruggen (tussen twee Cys)
- proteolyse (zie ook afbraak van eiwitten)
- glycosylering (van Asn, Ser en Thr): afzetting van specifieke suikergroepen
- binding van cofactoren en metalen (bv. GTP aan EF-Tu, Zn aan Cys of His, zie DNA-bindende eiwitten H9)
- acetylering (van Lys) en methylering (van Lys en Arg)
-> zie ook transcriptieregeling bij eukaryoten H9
- ubiquitinering (zie later)
Proteolyse
= het hydrolyseren van polypeptideketens door proteasen
Toepassingen/doel?
1. proteïnen die hun rol hebben gespeeld moeten selectief en gecontroleerd worden afgebroken > recyclage van AZ voor nieuwe eiwitten
2. eiwitten uit het voedsel moeten afgebroken worden tot korte polypeptideketens en aminozuren
3. activering van pro-enzymen door verwijderen van specifieke eiwitfragmenten (vorm van posttranslationele modificatie)
Vertering van eiwitten door proteasen
Functie proteasen? eiwitten splitsen door hydrolyse van de zeer stabiele peptidebinding
1. Maag
- denaturatie van de eiwitten door het zure milieu
- peptidebindingen bereikbaar gemaakt voor proteasen...
Niet-specifieke proteasen:
- onafhankelijk van de aminozuursequentie van het substraat
- kan alle eiwitten afbreken
- vb. pepsine: actief in de maag bij zeer lage pH (2, maagzuur)
Substraat-specifieke proteasen: hydrolyseren enkel peptidebindingen in de buurt van specifieke sequenties
2. Dunne darm:
- proteasen afgescheiden door de pancreas breken eiwitten af tot di- en tri-peptiden en vrije aminozuren
- het darmepitheel neemt ze op
- de di- en tri-peptiden worden in het membraan van deze cellen en intracellulair verder afgebroken tot vrije aminozuren
3. De bekomen vrije aminozuren worden over het hele lichaam verspreid via de bloedbaan
Chymotrypsine
= protease dat extracellulair in het verteringsstelsel actief is
Enzymatische werking in twee stappen:
1. acylatie: covalente modificatie van het enzym
- nucleofiele aanval op de carbonylgroep van het substraat via een specifiek en zeer reactief Serine
- nucleofiel Serine in het chymotrypsine voor zeer korte tijd covalent verbonden met substraat
- carboxy-terminaal gedeelte van het eiwit afgesplitst
2. deacylatie: enzym komt terug vrij van het substraat
3D-structuur:
- catalytische triade in het actief centrum bestaat uit drie residu's: Aspartaat, Histidine en Serine
- Asp oriënteert His > goede acceptor voor het proton van de serine zijketen > zeer reactieve Ser > aanval peptideketen
Substraat-specificiteit:
- chymotrypsine knipt aan de carboxy-terminale zijde van grote hydrofobe aminozuren (Trp, Tyr, Phe en Met)
- 3D-structuur: S1 hydrofobe pocket in het AC waarin de grote ongeladen zijketens van Phe en Trp passen
>< trypsine heeft een negatief geladen S1-pocket voor Arg
Pockets
= 'pockets' aan de oppervlakte van het enzym, waar specifieke zijketens van substraten inpassen
Nomenclatuur:
- S: aminoterminaal van de knipplaats
- S': carboxy-terminale kant
- P: bindingsplaatsen voor proteasen
- nummer = afstand tov de peptidebinding die gehydrolyseerd zal worden
Classificatie van de proteasen
1. Serine proteasen
- voorbeeld: chymotrypsine
- reactief residu: Serine
- uitgebreide groep
2. Cysteine proteasen
3. Aspartyl proteasen
4. Metallo proteasen
-> bij al deze enyzmen wordt een nucleofiel aanval uitgevoerd op de carbonylgroep in de peptidebinding
Activering van enzymen door proteolyse: zymogenen
- enzymen worden gesynthetiseerd als inactieve precursoren
- doel: gecontroleerde activatie van enzymen na translatie
- activatie door specifieke proteolyse
- geen ATP nodig voor activatie
- belangrijk voor de activatie van extracellulaire enzymen (extracellulair geen ATP beschikbaar)
- voorbeelden: enzymen bij vertering (chymotrypsinogeen en pepsinogeen), bloedstolling, geprogrammeerde celdood, ...
Zymogeen chymotrypsinogeen
- precursor/pro-enzym/zymogeen van chymotrypsine
- 245 AZ lang
Actieve vorm = α-chymotrypsine
-> A, B en C ketens verbonden met disulfidebruggen
Activatie: trypsine (Serine-protease) en chymotrypsine behandeling
1. peptideketen verbreken tussen positie 15 en 16
2. conformatieverandering geïnduceerd
3. ontstaan substraat-bindingsplaats en catalytisch centrum
Zymogeen trypsinogeen
Actieve vorm = Trypsine
- activeert zymogenen die gesynthetiseerd worden in de pancreas en in het duodenum terechtkomen voor vertering
- activeert ook zelf trypsinogeen
Activatie door...
- enteropeptidase dat afgescheiden wordt van de wand van het duodenum
- trypsine
Effect:
- proteasen worden zeer snel geactiveerd wanneer hun substraten (gedenatureerde eiwitten in de darm) aanwezig zijn
- controle van processen via cascades (vb. bloedklontering)
Protease-inhibitoren als geneesmiddelen
Doel protease-inhibitoren:
- sterke controle van de activiteit van proteasen zodat eiwitten niet worden aangevallen
- aanval op eiwitten door proteasen die vrijgekomen zijn bij zuivering (openbreken van de cellen) vermijden
Medische toepassingen:
1. Trasylol
- bevat de protease-inhibitor aprotinin
- inhibeert Serine proteasen betrokken bij cascades voor bloedklontering
- labo: zuivering van eiwitten
- vroeger gebruikt bij traumatische of hemorragische schok omdat het de afbraak van bloedklonters door lichaamseigen proteasen kan inhiberen > te ernstige bijwerkingen
2. behandeling van HIV: proteasen remmen die nodig zijn voor de synthese van nieuwe viruspartikels
Intracellulaire afbraak van eiwitten
Wat bepaalt de concentratie van een eiwit in een cel?
- de snelheid van de synthese
- de snelheid van de afbraak
- zeer effectieve regeling door eiwitten sneller aan te maken en af te breken
- verwijdering van 'foutief geplooide' en 'versleten' eiwitten
Te hoge concentratie in het cytoplasma > precipitatie
Het proteasoom
Wat is een proteasoom?
- ATP-afhankelijk proteolytisch complex
- 1% van de totale eiwitten in een cel
- sedimentatiecoëfficitent 26S
- 19S: deksel-gedeelte
- 20S: cilinder dat de catalytische activiteit uitvoert
-> bevat de proteasen
-> actieve centra gericht naar het lumen van de cilinder
-> afscherming van eiwitten in het cytoplasma
Functie? gecontroleerde intracellulaire afbraak van eiwitten
Merking van af te breken eiwitten via ubiquitine:
- klein eiwit (8,5 kDa)
- ± 80 AZ
- (ubiquitous = overal voorkomend)
Afzetting van ubiquitine door 3 specifieke enzymen:
- Ubiquitine-activerend enzym (E1): één soort
- Ubiquitine-conjugerend enzym (E2): 30-tal (één familie)
- Ubiquitine-proteïne-ligae (E3): 100-tal (meerdere families)
Werking van het proteasoom
1. Ubiquitine-activerend enzym (E1)
- activatie van ubiquitine via adenylatie
- vorming thioester-binding tussen het carboxyterminaal uiteinde van ubiquitine en een sulfhydrylgroep van een Cys in het E1 enzyme
2. Ubiquitine-conjugerend enzym (E2) neemt de ubiquitine over op een Cys (transfer)
3. Ubiquitine-proteïne-ligae (E3): transfer van ubiquitine naar een ε-aminogroep van een lysine van het doelwit door de vorming van een isopeptidebinding
4. Vorming van poly-ubiquitines
- Ub bevat zekf ook Lys acceptor-sites voor Ub > ketens
- proteasoom herkent ketens van minstens 4 ubiquitines
5. Herkenning door het proteasoom
- subunits van het deksel herkennen de poly-ubiquitines
- afsplitsing door isopeptidase activiteit
- recyclage van Ub
6. Werking proteasoom
- een specifieke klasse van ATPasen denatureert het eiwit
- vervoer naar het interieur van het 20S onderdeel
- proteasen breken de eiwitten af tot korte peptideketens
7. In het cytoplasma
- peptideketens worden afgebroken tot aminozuren
- recyclage van AZ
Controle van proteolyse = cruciaal voor het functioneren en overleven van een cel
Het proteasoom controleert proteolyse in tal van cellulaire processen...
Voorbeeld 1: afbraak van cyclines
- concentratie van cyclines is afhankelijk van de celcyclusfase
- bij initiatie van DNA-replicatie (begin van S-fase) wordt cdc6 gefosforyleerd
- gefosforyleerd cdc6 wordt herkend door E2 en E3 en snel afgebroken door het proteasoom
Voorbeeld 2: HPV-infectie en p53-degradatie
Papilliomavirus (HPV)
- kan baarmoederhalskanker veroorzaken
- heeft een gen dat codeert voor een eiwit dat de afbraak van het p53 eiwit stimuleert
Tumorsuppressor p53
- voorkomt kanker
- geeft apoptose signaal waneer er teveel DNA schade is
HPV-infectie
- p53 wordt afgebroken
- gevolg: verhoogd aantal mutaties > kanker
- gelinkt met 90% van de baarmoederhalskanker gevallen
Hoe kan een HPV infectie baarmoederhalskanker veroorzaken?
DNA schade activeert het p53 eiwit en leidt tot...
- stilvallen van de celcyclus
- apoptose van de normale cellen
HPV-infectie:
1. expressie van het E6 eiwit vanuit het virale genoom
2. vorming E6-E6AP complex
= ubiquitine ligase (E3-ligase) dat p53 polyubiquitineert
3. het proteasoom breekt p53 af
Gevolg:
- cellen gaan niet meer in apoptose bij DNA schade
- kan aanleiding geven tot mutaties en kanker
E6 (early gene nr 6)
- eiwit van het virus
- E2 ubiquitine-conjugerend enzyme
E6AP (E6 associated protein)
- eiwit in normale lichaamscellen
- vormt een E3 ubiquitine ligase met E6
Functies van poly- en mono-ubiquitines
Functies van polyUb:
1. degradatiesignaal voor proteine-afbraak
2. groeit op Lysine 48 en wordt herkend door het proteasoom
3. stabilisatie van eiwitten
4. herkenning door andere eiwitten
Functie van monoUb: monoubuitinatie van histonen op hun histonstaart > herkenning door chromatineremoddeling complexen