le caractère
het karakter
le défaut
het gebrek, de fout, het minpunt
le passe-temps
het tijdverdrijf
l’astuce (f)
het truc
les coordonnées (f)
de gegevens
la qualité
de kwaliteit
asocial(e)
asociaal
aventureux, aventureuse
avontuurlijk
bavard(e)
babbelziek
bizarre
bizar, vreemd
brutal(e)
brutaal
désagréable
onaangenaam
déterminé(e)
vastberaden, kordaat
distrait(e)
verstrooid
énergique
energiek
honnête
eerlijk
intelligent(e)
intelligent, verstandig
naïf, naïve
naïef
nonchalant(e)
nonchalant
paresseux, paresseuse
luie
patient(e)
geduldig
prudent(e)
voorzichtig