1/95
Uit B-boek(flex)
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
de leraar
der Lehrer, die Lehrer
de leerling
der Schüler, die Schüler
het lesrooster
der Stundenplan
de klas
die Klasse
de lerares
die Lehrerin, die Lehrerinnen
de school
die Schule
het vak
das Fach, die Fächer
het lievelingsvak
das Lieblingsfach, die Lieblingsfächer
het huiswerk
die Hausaufgaben
biologie
Biologie
scheikunde
Chemie
Duits
Deutsch
simpel, makkelijk
einfach, leicht
Engels
Englisch
aardrijkskunde
Erdkunde, Geographie
Frans
Französisch
geschiedenis
Geschichte
handvaardigheid
Kunst, tekenen, handvaardigheid
wiskunde
Mathematik
muziek
Musik
Nederlands
Niederländisch
natuurkunde
Physik
lastig, moeilijk
schwierig, schwer
gymnastiek, lichamelijke beweging
Sport
het onderwijs
der Unterricht
de basisschool (groep 3-6)
die Grundschule
het vmbo (klas 1-4)
die Hauptschule
het proefwerk
die Klassenarbeit
het cijfer
die Note
de pauze
die Pause
de middelbare school (havo)
die Realschule
de oefening
die Übung
de klok, het uur
die Uhr
het voortgezet onderwijs
die weiterführende Schule
het gymnasium, het vwo
das Gymnasium
opletten
aufpassen
duren
dauern
uitleggen
erklären
concentreren
konzentrieren
leren
lernen
rekenen
rechnen
vriendelijk
freundlich
voldoende, onvoldoende
genügend, ungenügend
half een
halb eins
saai, interessant
langweilig, interessant
laat, vroeg
spät, früh
kwart over
Viertel nach
kwart voor
Viertel vor
de puntenslijper
der Anspitzer, die Anspitzer
het potlood
der Bleistift
het kleurpotlood
der Buntstift
de humor
der Humor
de balpen
der Kugelschreiber, Kuli, die Kugelschreiber, Kulis
de gum
der / das Radiergummi
het spiekbriefje
der Spickzettel
de viltstift, de pen
der Stift
de rekenmachine
der Taschenrechner
het smoesje
die Ausrede
de verontschuldiging
die Entschuldigung
het etui
die Federmappe
de zaak, het ding
die Sache
de schaar
die Schere
de schooltas
die Schultasche
het schrift
das Heft
de geodriehoek
das Geodreieck
spijbelen
schwänzen
vergeten
vergessen
herhalen
wiederholen
daarna
danach
slim
schlau
streng
streng
het eerst
zuerst
het laatst, ten slotte
zuletzt
de prestatie
die Leistung
het voedsel, de maaltijd
die Verpflegung
de verplichting
die Verpflichtung
de wereld
die Welt
het eindexamen
das Abitur
het aanbod
das Angebot
het rapport
das Zeugnis
helpen
helfen
onderwijzen, lesgeven
unterrichten
doorbrengen
verbringen
voorbereiden
vorbereiten
bovendien
außerdem
enthousiast
begeistert
aan de beurt zijn
dran sein
buiten
draußen
klaar
fertig
's middags
nachmittags
hier: irritant, vervelend
nervig
stipt, op tijd
pünktlich
vanzelfsprekend
selbstverständlich
streng
streng
verantwoordelijk
verantwortlich
's ochtends
vormittags