M2 Wortschatz
Studied by 0 people
Call Kai
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards
Knowt Play1/80
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
81 Terms
de winkel
das Geschäft/ der Laden
de supermarkt
der Supermarkt
het warenhuis
das Kaufhaus
de kledingzaak
das Kleidung sgeschäft
de bakkerij
die Bäckerei
de banketbakkerij
die Konditorei
de slagerij
die Metzgerei
de boekhandel
die Buchhandlung
de bloemenwinkel
der Blumenladen
de speelgoedafdeling
die Spielwarenabteilung
de sportafdeling
die Sportabteilung
de bank
die Bank
shoppen
shoppen
(in)kopen
(ein)kaufen = Einkäufe machen
goedkoop - duur
billig - teuer
de lift
der Aufzug
het gelijkvloers - op het gelijkvloers
das Erdgeschoss - im Erdgeschoss
de benedenverdieping
das Untergeschoss
open - gesloten
offen = geöffnet - geschlossen
de klant, de klante
der Kunde, die Kundin
de verkoper, de verkoopster
der Verkäufer, die Verkäuferin
het brood
das Brot (e)
de pistolet
das Brötchen (-)
de cake, het gebak
der Kuchen
het fruit
das Obst
de appel
der Apfel (¨)
de peer
die Birne (n)
de banaan
die Banane (n)
de sinaasappel
die Orange (n)
de aardbei
die Erdbeere (n)
de druif
die Traube (n)
de groente
das Gemüse
de aardappel
die Kartoffel (n)
de wortel
die Karotte (n) = die Möhre
de tomaat
die Tomate (n)
de ajuin
die Zwiebel (n)
de komkommer
die Gurke (n)
de sla
der Salat (e)
het vlees
das Fleisch
de worst
die Wurst (¨e)
de ham
der Schinken
de vis
der Fisch (e)
de zalm
der Lachs
de garnaal
die Garnele
de boter
die Butter
de kaas
der Käse
het ei
das Ei
de melk
die Milch
de bloem
das Mehl
de drank
das Getränk
de wijn - de rode wijn - de witte wijn
der Wein (e) - der Rotwein - der Weißwein
het bier
das Bier
plat water
stilles Wasser
het (fruit)sap
der Saft
de koffie
der Kaffee
de thee
der Tee
het sprankelend appelsap
die Apfelschorle
het restaurant
das Restaurant/ die Gaststätte
het café
die Kneipe
de tearoom
das Café
de tafel
der Tisch
de menukaart
die Speisekarte
het voorgerecht
die Vorspeise
het hoofdgerecht
das Hauptgericht
het dessert
das Dessert
de frieten
die Pommes
de puree
das Püree
de rijst
der Reis
het bord
der Teller
het mes
das Messer
de vork
die Gabel
de lepel
der Löffel
het glas
das Glas
de fles
die Flasche
de kaars
die Kerze
de rekening
die Rechnung
zoet - zuur
süß - sauer
heet - koud
heiß - kalt
veel - weinig
viel - wenig
jammer
schade
helaas
leider
Note 
Flashcards (86)