M2 Redemittel

Waar vind ik …, alsjeblieft?

Wo finde ich bitte…?

… vindt u op het gelijkvloers. op de eerste verdieping. op de tweede verdieping. in de koelafdeling. aan de ingang. aan de kassa.

… finden Sie im Erdgeschoss. im ersten Stock. im zweiten Stock. in der Kühlabteilung. am Eingang. an der Kasse.

Hebt u nog een tafel vrij?

Haben Sie noch einen Tisch frei?

Is de tafel aan het venster nog vrij?

Ist der Tisch am Fenster noch frei?

Wij zijn met twee / drie / vier …

Wir sind zu zweit / dritt / viert ...

Hebt u gereserveerd?

Haben Sie vorbestellt?

Daar is er nog een tafel vrij.

Dort drüben ist noch ein Tisch frei.

Momenteel is alles volledig bezet.

Im Moment ist alles vollbesetzt.

Met hoeveel personen bent u?

Wie viele Personen sind Sie?

Hebt u al een keuze gemaakt?

Haben Sie bereits gewählt?

U wenst?

Sie wünschen?

Wat mag het zijn?

Was darf es sein?

Wat wilt u om te drinken?

Und was bekommen Sie zu Trinken?

Mag ik de bestelling opnemen?

Darf ich die Bestellung aufnehmen?

En wilt u ook een dessert?

Und wollen Sie auch eine Nachspeise?

Ik wil zuurkool met worst, a.u.b.

Ich möchte Sauerkraut mit Wurst, bitte.

Voor mij een groentesoep, a.u.b.

Für mich eine Gemüsesuppe, bitte .

Wij delen de gegrilde schotel, maar zonder rijst.

Wir teilen uns den Grillteller, aber ohne Reis.

Ik neem een witte wijn.

Ich nehme einen Weißwein.

Wij willen betalen, a.u.b.

Bitte! (Wir möchten) zahlen(, bitte).

Brengt u mij de rekening a.u.b.?

Bringen Sie mir die Rechnung, bitte?

Wij willen elk apart betalen.

Wir möchten getrennt bezahlen.

Wir möchten getrennt bezahlen.

Können wir mit Karte bezahlen?

Hier is zeventig euro. Het is OK. (fooi)

Hier sind siebzig Euro. Das stimmt so.

Wilt u de rekening samen of apart betalen?

Zahlen Sie (die Rechnung) zusammen oder getrennt?

Dat is dan samen tachtig euro.

Das macht dann insgesamt achtzig Euro.

Ik heb nog een vork te kort.

Mir fehlt noch eine Gabel.

Sorry, maar er zit kurk in de wijn.

Entschuldigung, aber da ist Korken im Wein.

De soep is te zout.

Die Suppe ist zu salzig.

De aardappelen zijn koud.

Die Pommes sind kalt.

Kunt u mij nog een mes brengen a.u.b.?

Bitte, können Sie mir noch ein Messer bringen?

Hebt u misschien fout gerekend?

Haben Sie sich vielleicht verrechnet?

Zit er geen fout in de rekening?

Steckt da nicht ein Fehler in der Rechnung?

Oh… U hebt gelijk. Excuseer.

Oh… Da haben Sie Recht. Verzeihung, bitte.

Het spijt mij echt.

Es tut mir wirklich leid.

Maar natuurlijk!

Aber selbstverständlich!

Ik breng u een nieuwe …

Ich bringe Ihnen eine(n) neue(n) …

Ik vraag het na in de keuken.

Ich frage in der Küche nach.

Een ogenblikje. Ik controleer het even.

Einen Augenblick. Ich sehe mal nach.

Het komt direct in orde.

Es geht gleich in Ordnung.

Ik zou jullie vandaag graag mijn nieuw product met de naam … voorstellen.

Ich möchte Ihnen heute mein neues Produkt mit dem Namen … vorstellen.

Mijn product is vooral bedoeld voor kinderen / jongeren / volwassenen.

Mein Produkt richtet sich vor allem an Kinder / Jugendliche / Erwachsene.

Mijn product is geschikt voor alle lee ijdscategorieën.

Mein Produkt ist für alle Altersklassen geeignet.

Mijn product is vernieuwend, omdat …

Mein Produkt ist innovativ, weil …

De bezoekers moeten mijn product kopen, omdat …

Die Besucher sollen mein Produkt kaufen, weil …

De klanten zullen van het product houden, omdat …

Die Kunden werden das Produkt lieben, weil …

In vergelijking met andere producten, is dit product …

Im Vergleich zu anderen Produkten, ist dieses Produkt …

Het product kost …

Das Produkt kostet …

Ten slotte wil ik nog benadrukken dat …

Zum Schluss möchte ich noch betonen, dass …

Het product heet …

Das Produkt heißt …

De producent hee het product uitgebreid / voldoende / slechts kort voorgesteld.

Der Hersteller hat das Produkt ausführlich / ausreichend / nur kurz vorgestellt.

De voorstelling was goed / slecht te begrijpen.

Die Vorstellung war gut / schlecht zu verstehen.

Het product ziet er (niet zo) lekker / aantrekkelijk / gezond uit.

Das Produkt sieht (nicht so) lecker / attraktiv / gesund aus.

Het product is niet / redelijk / zeer vernieuwend.

Das Produkt ist nicht / ziemlich / sehr innovativ

Ik zou het product graag eens uitproberen.

Ich möchte das Produkt mal probieren.

De producent hee mij overtuigd het product te kopen.

Der Hersteller hat mich überzeugt, das Produkt zu kaufen.

Ik wil het product (niet) kopen, omdat …

Ich möchte das Produkt (nicht) kaufen, weil …

Het product is te duur / niet duur / goedkoop.

Das Produkt ist zu teuer / nicht teuer / billig.

Fantastisch restaurant in een leuke omgeving.

Fantastisches Restaurant in einer tollen Lage.

Het restaurant is (erg) gezellig / aangenaam / super / goedkoop.

Das Restaurant ist (sehr) gemütlich / angenehm / super / preisgünstig.

Het eten was (zeer) lekker / uitstekend.

Das Essen war (sehr) lecker / ausgezeichnet.

De tafels / toiletten zijn proper. Mooie, propere inrichting.

Die Tische / Toiletten sind sauber. Schöne, saubere Einrichtung.

Goede, vriendelijke service.

Guter, freundlicher Service.

Heerlijke gerechten en leuke sfeer.

Exzellente Speisen und tolle Atmosphäre.

Sterk aanbevolen!

Sehr zu empfehlen!

(Erg) lang op ons eten gewacht.

(Sehr) lange auf Essen gewartet.

Jammer genoeg is er weinig keuze.

Leider gibt es wenig Auswahl.

Het eten hee ons niet gesmaakt. Het eten was niet lekker / walgelijk. Middelmatige keuken.

Das Essen hat uns nicht geschmeckt. Das Essen war nicht lecker / ekelha . Mittelmäßige Küche.

Onvriendelijke bediening.

Unfreundliche Bedienung.

De tafels / toiletten zijn niet proper.

Die Tische / Toiletten sind nicht sauber.

Een grote ontgoocheling. Een totaal fiasco.

Eine große Enttäuschung. Ein absolutes Fiasko.

Erg duur voor wat je krijgt.

Sehr teuer für das, was man bekommt.