1/14
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
italië: ostrogoten, byzantijnen en longobarden (alles)
italië
476: afzetting Romeinse Keizer Romulus Augustulus door barbaars legerleider Odoaker
Geen keizer meer, keizerlijke insignes naar Keizer ORR
493-526: Bewind Italië door koning Theodorik en de Ostrogoten
Voorzetting van res publica romana door barbaars koning
30 jaar stabiliteit, voorspoed en culturele bloei; co-existentie Romeinen en Ostrogoten
527-565: Renovatii imperii van keizer Justinianus van Byzantijnse Rijk (ORR)
Poging tot herstel Romeinse rijk in het Westen
Gotische oorlogen (535-553) met catastrofale gevolgen voor Italië: provincie van ORR, bestuurd door gouverneur (exarch) te Ravenna
Vanaf 568: inname N-Italië door Longobarden
Etnisch gemengde krijgerbendes uit de Balkan, huurlingen Byzantijnse leger
Vorming koninkrijk in Po-vlakte en Toscane (Pavia) en 2 autonome hertogdommen Spoleto en Benevento (Centraal- en Z-Italië)
Italië politiek verdeeld (tot 1861!):
Byzantijnse Rijk: Sicilië, stuk Calabria en Apulië, Napels, Rome, Ravenna, Genua
Longobardische koninkrijk: in het noorden van het schiereiland, met hoofdstad Pavia
Hertogdommen Spoleto en Benevento: relatief autonome rijken, formeel onder Longobarden
773-4: inname rijk Longobarden door Karel de Grote
hertogdom Benevento in Z behoudt autonomie
hispania: sueven, visigoten en arabieren (alles)
406: Rijnoversteek federatie van o.a. Vandalen en Sueven (krijgersbendes) -> Hispanië
◦Vandalen: naar Z -> 429: oversteek naar N-Afrika, overname Romeinse provincies
◦Sueven: uitbouw koninkrijk in Galicië (Braga) -> uitbreiding naar Z (Portugal en Extremadura)
455: Visigoten in opdracht Romeinse keizer <-> Sueven
◦Vestiging Visigotische dominantie in Hispanië vanuit hoofdplaats Toulouse
507: nederlaag Visigoten te Vouillé <-> Frankische koning Clovis,
◦inname Visigotisch gebied in Gallië (behalve Narbonne en omgeving) door Franken
Concentratie op Hispanië: Visigotisch koninkrijk (Toledo)
711-725: islamitische verovering (Ommajjadendynastie)
◦Arabische leiders: vruchtbare zuiden
◦N-Afrikaanse berbers: N en centrum
◦N van Ebro: christelijke rijkjes, oa. Asturias
Gallië: Franken, Bourgondiërs, Alemannen en Visigoten (opmars van de franken)
opmars van de franken
Waar en wanneer?
Late 3e E: vestiging NO van Rijnmonding, geen politieke of culturele eenheid
Vanaf 4e E: vestiging in N-Gallia, Toxandrië (regio Tilburg)
Interacties met RR: nu eens vijanden, dan huurlingen in Rom leger
Bijv. Arbogast, opperbevelhebber W (einde 4de eeuw)
Late 4e-5e E: Rom aanwezigheid in N-Gallia taant
Cf. dood Magnus Maximus, politieke versnippering
politieke entiteiten olv Frankische warlords en gemilitariseerde Romeinse aristocraten (Syagrius)
heerschappij
Drie generaties Merovingische koningen vestigen een duurzame Frankische hegemonie in Gallia en daarbuiten
Wie?
Childerik (c. 458-81)
Childerik (c. 458-81)
Eerste gekende niet-legendarische Merovingische vorst (<-> ‘stamvader Merovech: legendarische voorouder)
Machtsconsolidatie in Rom. provincie Belgica Secunda
Grafgiften uit graf in zijn machtscentrum Doornik (cf slides hoofdstuk 1): geromaniseerde ‘barbaar’
Clovis (r. 481-511
Machtsconsolidatie door oorlog, onderwerping, expansie, tribuut, buit, huwelijk
Annexatie van rijk van Syagrius (Seinebekken)
Verslaat de Visigoten (Aquitanië), slag bij Vouillé (506)
Verslaat de Alemannen (boven-Rijn), c. 508, slag bij Tolbiac (Zülpich)
Huwelijk Clothilde, (katholieke) prinses van de Bourgonden -> binnen Frankische invloedssfeer
Clovis’ vier zonen (r. 511-61)
Verdere uitbreiding invloed:
in gebied Friezen (Utrecht)
In gebied Saksen
In Thüringen (531)
Bourgondië (533)
Beieren (prov. Noricum, 555)
Provence (op Ostrogoten, 536)
Frankische hegemonie: Gallia, Rijnland, Lage Landen, Centraal en ZW-Duitsland, groot deel Zwitserland
wisselend vorm van controle (formele erkenning autoriteit, periodieke raids, tribuutgeld, tussenkomst plaatselijke conflicten)
Enorme (landelijke) rijkdom Frankische aristocratie:
sterke consolidatie grootgrondbezit N-Gallia in handen van machtige militaire elite -> grote inkomsten
Hoe?
Agressieve oorlogsvoering, moordcomplotten, huwelijken
Gallië: Franken, Bourgondiërs, Alemannen en Visigoten (koning en aristocratie)
3.2.1 Rijksdelingen
Meestal meerdere Merovingische koningen op zelfde ogenblik
Geen primogenituur (eerstgeboorterecht) maar verdeling onder alle zonen
vorst is landeigenaar, geen bekleder abstract ambt
Dood Clovis in 511: 4 zonen Clovis krijgen resem landerijen met elk belangrijke stad in kernland (Reims, Orléans, Parijs, Soissons)
Geen duidelijk afgelijnd territorium (indruk kaart) maar verzameling ankerpunten (landerijen en steden)
Sporadisch verenigd door verovering of biological accident, geen ‘streven naar unificatie’
Geen einde van Frankische eenheid: dynastieke autoriteit is zeer stabiel, ondanks familievetes/broedertwisten (cf. Historiae v. Gregorius van Tours)
3.2.2 Regicentrisme en patronage
Frankische Rijk is associatie/netwerk edellieden gebonden door
‘Regicentrisme’: vorst is spil in patronagenetwerk waarin land en rijkdom aan edellieden verdeeld wordt
Geen centralistische monarchie, maar collectief van militaire aristocraten met één of meerdere Merovingische koningen als leiders
Machtsdeling tussen Frankische vorst en edellieden
Koning regeert in samenspraak (consensus) met adellijke magnaten = ‘assembly politics’
Vorst legitimeert lokale macht hertogen, graven, bisschoppen, abten die in naam van vorst publieke macht uitoefenen
Placitum: jaarlijkse bijeenkomst (‘assembly’) edellieden en vorst
in koninklijke residenties
beslechten geschillen, gelegenheid voor koninklijk patronage van land en goederen
Huwelijken
Gedeeld geloof: patronage (begunstiging) aan kerken, kloosters
Trouw aan Merovingische dynastie (afstammelingen Clovis)
250 jaar monopolie op Frankische troon, sacraal aura, legitimiteit niet betwist
Gallië: Franken, Bourgondiërs, Alemannen en Visigoten (deelrijken en hofmeiers)
Vanaf 2de helft 6de E
Stabilisatie grenzen Frankische invloedsfeer
Stabilisatie van Merovingische vorsten in rurale of suburbane residenties (minder ambulant)
Kristallisatie van vorstelijke hoven bij die residenties in ‘deelrijken’: Neustrië, Austrasië, Bourgondië
toename politieke invloed van de hofmeiers
neustrië, bourgondië, austrasië, en aquitanië
Neustrië
noordwest Gallië, incl. Parijs, Rouen, Soissons
Romaanse invloed
Austrasië
noordoost Gallië, Reims, Metz, Mainz
Germaanse invloeden
Bourgondië
tussen Saône en Rhône, incl. Lyon, Génève
gaandeweg opgenomen in Neustrië, geen aparte koning meer na 613
(Aquitanië)
oude zuidwest-Gallische Visigotische Rijk
gefragmenteerd, relatief autonome entiteiten
parijs 7e -8e E
Île de la Cité:
Romeinse ommuring
Vorstelijk paleis
Bisschoppelijk complex (Notre Dame)
2 vrouwenkloosters
Linkeroever (Quartier Latin):
Romeinse forum, arena
Meerdere basilieken:
Sainte-Geneviève (+ Clovis)
Saint-Germain-des-Prés (+ Childebert I)
Elk deelrijk eigen adellijke identiteit
Per deelrijk: ontstaan afzonderlijke associaties Frankische edellieden met eigen adellijke identiteit
Edict van Parijs (614) onder Clotharius II: enkel lokale edellieden in bestuur deelrijk
Soms deelrijken tijdelijk verenigd onder één vorst (bijv. Clotharius II, Dagobert I) maar geregeerd als afzonderlijke politieke entiteiten via residenties o.l.v. hofmeiers
In praktijk:
Neustrië vaak dominantste deelrijk, permanent met eigen vorst
Bourgondië: geen nood aan eigen vorst, bestuur door koning Neustrië, maar toch eigen hof
Austrasië: houdt vast aan eigen vorst
Gevolg: stabiele autoriteit Merovingische dynastie (tot crisis in 673)
Hofmeiers
Opmars van de hoogste functionaris aan vorstelijke hof
Wat?
maior domus: plaatsvervanger vorst bij afwezigheid
schakel tussen lokale edellieden, hof en koning
vaag omlijnde maar zeer gegeerde functie wegens grote invloed, nl. controle op toegang tot de koning, (Königsnähe)
vaak intense rivaliteit tussen verschillende adellijke families om dit ambt
Peppiniden
Één van de adellijke families die hofmeiers levert
Cf. voornaam ‘Peppijn’
Peppiniden = moderne benaming geslacht
Aanvankelijk enkel in Austrasië
grootgrondbezitters
Oprichting en/of begunstiging kloosters: Stavelot-Malmédy, Andenne, Fosses, Nijvel, Lobbes
Landgoederen in o.a. Landen, Herstal en Jupille (bij Luik)
monopoliseren ambt van hofmeier van Austrasië vanaf 625 met Peppijn I van Landen
Groeiende politieke invloed in de loop 7de E
Late 7de en 8ste E: hofmeiers uit dit geslacht kiezen zelf welke Merovinger koning werd
Gallië: Franken, Bourgondiërs, Alemannen en Visigoten (crisis en vadsige koningen)
673-751
3.4.1 De ‘vadsige’ koningen?
Kwalijke reputatie van 7e-8e eeuwse Merovingers (vooral na Dagobert I, r. 623-639)
Les rois fainéants: zwakke, lusteloze vorsten, minder oorlog, marionetten van hun hofmeiers
Gekleurd door propaganda van Karolingische opvolgers/vervangers
Karolingische vorsten : afstammelingen van Peppiniden!
a) Peppijn II van Herstal (680-714)
Austrasische edelman, hofmeier in Austrasië
Kleinzoon van Peppijn I van Landen
consolidatie macht door huwelijk, strategische bondgenootschappen, oprichting kloosters
Neustrische edellieden vrezen opnieuw Austrasische machtsgreep o.l.v. Peppijn II
Slag van Tertry (687): Peppijn II verslaat Neustriërs
breidt macht uit in Neustrië via huwelijken en aanstellingen
zoon (uit 1ste huwelijk met Plectrudis) wordt hofmeier Neustrië
Territoriale expansie N en O, samengaand met christianisatie nog pre-christelijke gebieden (missionaris Willibrord), in naam Merovingische koning
b) Karel Martel (715-741)
zoon Peppijn II, bij diens 2de vrouw Alpaïdis (‘bastaardzoon’)
Dood Peppijn II en diens zonen bij 1ste vrouw in 714: Opvolgingsstrijd voor hofmeierschap tussen minderjarige kleinzoon van Peppijn II (met grootmoeder Plectrudis als regentes) en volwassen zoon Karel Martel
Uitkomst: Karel wordt hofmeier over Austrasië en Neustrië in 719, stelt Merovingische koning aan, maar de facto zelf bestuur in handen
Karel -> naam Karolingen (synoniem voor Peppiniden)
Voortdurende oorlogsvoering (cf. bijnaam: ‘martel’ = ‘hamer’) die Frankische adel (Neustrië-Austrasië) verenigt
militaire expansie richting Friezen en Saksen
verslaat Arabieren en Berbers te Tours, Poitiers (732): wint steun in Bourgondië en Provence
a) Peppijn II van Herstal (680-714)
Austrasische edelman, hofmeier in Austrasië
Kleinzoon van Peppijn I van Landen
consolidatie macht door huwelijk, strategische bondgenootschappen, oprichting kloosters
Neustrische edellieden vrezen opnieuw Austrasische machtsgreep o.l.v. Peppijn II
Slag van Tertry (687): Peppijn II verslaat Neustriërs
breidt macht uit in Neustrië via huwelijken en aanstellingen
zoon (uit 1ste huwelijk met Plectrudis) wordt hofmeier Neustrië
Territoriale expansie N en O, samengaand met christianisatie nog pre-christelijke gebieden (missionaris Willibrord), in naam Merovingische koning
b) Karel Martel (715-741)
zoon Peppijn II, bij diens 2de vrouw Alpaïdis (‘bastaardzoon’)
Dood Peppijn II en diens zonen bij 1ste vrouw in 714: Opvolgingsstrijd voor hofmeierschap tussen minderjarige kleinzoon van Peppijn II (met grootmoeder Plectrudis als regentes) en volwassen zoon Karel Martel
Uitkomst: Karel wordt hofmeier over Austrasië en Neustrië in 719, stelt Merovingische koning aan, maar de facto zelf bestuur in handen
Karel -> naam Karolingen (synoniem voor Peppiniden)
Voortdurende oorlogsvoering (cf. bijnaam: ‘martel’ = ‘hamer’) die Frankische adel (Neustrië-Austrasië) verenigt
militaire expansie richting Friezen en Saksen
verslaat Arabieren en Berbers te Tours, Poitiers (732): wint steun in Bourgondië en Provence
Brittania: Angelen, Saksen Juten, Britten en Noormannen (alles)
4.1 De ‘Dark Ages’ en de heptarchie
Terugtrekking Romeinse overheid (388-410)
Migratie Germaanse Angelen, Saksen, Juten naar O en Z, wellicht geen bruuske overname <-> koning Arthur, leider Brits-Keltisch verzet
‘Dark Ages’ = totale bronnenschaarste
Socio-economische breuk
Culturele (schriftcultuur) & religieuze breuk
Politieke breuk: ‘heptarchie’ (7 koninkrijken)
Regionale verschillen: Germaanse invloed (O en Z) Brits-Keltische invloed (N en W)
Uitkomst?
Uiteindelijk ‘heptarchie’ = 7 rijken
Door machtsconsolidatie (gift-exchange, verovering): grotere rijken ontstaan na periode van politiek vacuüm
Cf. Beda Venerabilis (672/3-735): monnik-geschiedschrijver
Juten naar Kent (inclusief Isle of Wight en deel Hampshire)
Saksen naar Essex, Wessex, Sussex
Angelen naar East-Anglia, Northumbria en Mercia
Rijken die soms versmelten, dan weer uiteen, wisselende dominantie
East Anglia -> Mercia (8ste E) -> Wessex (9de E)
Offa van Mercia (r. 757-796) en de ‘Mercian Supremacy’
“[…] a certain vigorous king called Offa ... had a great dyke built between Wales and Mercia from sea to sea.” (Asser, 9e eeuw)
koningsgraf gevonden met veel voorwerpen
4.2 Wessex en de Noormannen
De ‘eenmaking’ van Engeland
Wie? Koningen van Wessex: Alfred ‘the Great’ (871-99), Edward (899-924), Æthelstan (924-39)
Hoe? Wessex neemt dominantie over van Mercia, leiding strijd tegen Noormannen
Verovering door ‘Great Heathen Army’ (865-878) van Oost-Eng. via annexatie, aanstelling buigzame vorsten, tribuutrelaties
Alfred verslaat Denen bij Edington (878), bestand met Guthrum (886) i.v.m. afbakening machtssferen
‘Danelaw’-gebied voor Noormannen: Northumbria, East Anglia, Mercia
Alfred van Wessex: zuidelijke koninkrijken
expansie in Mercia (Lundenwic), ‘koning Angelsaksen’
Verovering zuidelijke en noordelijke koninkrijken door Alfreds opvolgers
Edward the Elder (899-924)
Æthelstan (922-939): koning ‘gans Brittannië’
MAAR: expansiedrang, geen verlangen naar ‘eenmaking’
Tiende eeuw
Huis Wessex: ononderbroken aan de macht tot 1014
Koninklijke autoriteit: militaire successen op Noormannen, maar ook performant bestuur
Sterke cohesie in koninkrijk bepaald door banden met lokale seculiere (earls, ealdormen, thegns) en kerkelijke (bisschoppen, abten) elites: patronage en repressie (Northumbria)
Bloei Angelsaksische cultuur: Engels als cultuurtaal naast Latijn
Anglo-Saxon Chronicle (annalen) vanaf bewind Alfred – Oud-Engels!
Sterke Frankische invloed dankzij huwelijken met Karolingen en Ottonen - Koningschap op Karolingische leest geschoeid (politieke ideologie)
Engeland: één van de meest efficiënt georganiseerde rijken in W-Europa!
4.3 Eenheid en ondergang
Eenheid wel meermaals onder druk t.g.v. onenigheid tussen plaatselijke aristocraten
Krachtige vorst (vb. Edgar the Peaceful, r. 959-75) kan rijk bijeenhouden, vaak door dwang
Vanaf 980 opnieuw invallen Noormannen: verovering 1014 door Swein Vorkbaard, koning van Denemarken en zijn zoon Knoet
Engelse koning Æthelred ‘the Unready’ vlucht naar Normandië
gehuwd met Emma, dochter graaf van Normandië
Brittania: Angelen, Saksen Juten, Britten en Noormannen (4.1 De ‘Dark Ages’ en de heptarchie)
Terugtrekking Romeinse overheid (388-410)
Migratie Germaanse Angelen, Saksen, Juten naar O en Z, wellicht geen bruuske overname <-> koning Arthur, leider Brits-Keltisch verzet
‘Dark Ages’ = totale bronnenschaarste
Socio-economische breuk
Culturele (schriftcultuur) & religieuze breuk
Politieke breuk: ‘heptarchie’ (7 koninkrijken)
Regionale verschillen: Germaanse invloed (O en Z) Brits-Keltische invloed (N en W)
Uitkomst?
Uiteindelijk ‘heptarchie’ = 7 rijken
Door machtsconsolidatie (gift-exchange, verovering): grotere rijken ontstaan na periode van politiek vacuüm
Cf. Beda Venerabilis (672/3-735): monnik-geschiedschrijver
Juten naar Kent (inclusief Isle of Wight en deel Hampshire)
Saksen naar Essex, Wessex, Sussex
Angelen naar East-Anglia, Northumbria en Mercia
Rijken die soms versmelten, dan weer uiteen, wisselende dominantie
East Anglia -> Mercia (8ste E) -> Wessex (9de E)
Offa van Mercia (r. 757-796) en de ‘Mercian Supremacy’
“[…] a certain vigorous king called Offa ... had a great dyke built between Wales and Mercia from sea to sea.” (Asser, 9e eeuw)
koningsgraf gevonden met veel voorwerpen
Brittania: Angelen, Saksen Juten, Britten en Noormannen (4.2 Wessex en de Noormannen)
De ‘eenmaking’ van Engeland
Wie? Koningen van Wessex: Alfred ‘the Great’ (871-99), Edward (899-924), Æthelstan (924-39)
Hoe? Wessex neemt dominantie over van Mercia, leiding strijd tegen Noormannen
Verovering door ‘Great Heathen Army’ (865-878) van Oost-Eng. via annexatie, aanstelling buigzame vorsten, tribuutrelaties
Alfred verslaat Denen bij Edington (878), bestand met Guthrum (886) i.v.m. afbakening machtssferen
‘Danelaw’-gebied voor Noormannen: Northumbria, East Anglia, Mercia
Alfred van Wessex: zuidelijke koninkrijken
expansie in Mercia (Lundenwic), ‘koning Angelsaksen’
Verovering zuidelijke en noordelijke koninkrijken door Alfreds opvolgers
Edward the Elder (899-924)
Æthelstan (922-939): koning ‘gans Brittannië’
MAAR: expansiedrang, geen verlangen naar ‘eenmaking’
Tiende eeuw
Huis Wessex: ononderbroken aan de macht tot 1014
Koninklijke autoriteit: militaire successen op Noormannen, maar ook performant bestuur
Sterke cohesie in koninkrijk bepaald door banden met lokale seculiere (earls, ealdormen, thegns) en kerkelijke (bisschoppen, abten) elites: patronage en repressie (Northumbria)
Bloei Angelsaksische cultuur: Engels als cultuurtaal naast Latijn
Anglo-Saxon Chronicle (annalen) vanaf bewind Alfred – Oud-Engels!
Sterke Frankische invloed dankzij huwelijken met Karolingen en Ottonen - Koningschap op Karolingische leest geschoeid (politieke ideologie)
Engeland: één van de meest efficiënt georganiseerde rijken in W-Europa!
Brittania: Angelen, Saksen Juten, Britten en Noormannen (4.3 Eenheid en ondergang)
Eenheid wel meermaals onder druk t.g.v. onenigheid tussen plaatselijke aristocraten
Krachtige vorst (vb. Edgar the Peaceful, r. 959-75) kan rijk bijeenhouden, vaak door dwang
Vanaf 980 opnieuw invallen Noormannen: verovering 1014 door Swein Vorkbaard, koning van Denemarken en zijn zoon Knoet
Engelse koning Æthelred ‘the Unready’ vlucht naar Normandië
gehuwd met Emma, dochter graaf van Normandië
componenten van macht(alles)
inleiding
Drie componenten van politieke macht in vroegmiddeleeuwse rijken
1.1 Romeinse component
Bestuur, rechtspraak, fiscaliteit, machtsidiomen, publieke cultuur
1.2 ‘Barbaarse’ component
Militaire dominantie, patronage, assembly politics
1.3 Christelijke component
Bekeringen, christelijke koningschap
1.1 Romeinse component
* Barbaarse krijgsheren vormen minderheid en streven naar integratie/assimilatie in Rijk
Meestal geen nieuw systeem maar toe-eigening imperiale bestuur en tradities
Machtsovername vaak met toestemming Romeinse overheid/adel
a)scheiding tussen burgers en soldaten
Onderscheid vervaagt in West-Europa
Terugtrekking Romeinse militaire bestuur
Assimilatie ‘barbaren’ en geromaniseerde ‘autochtonen’
Mits regionale verschillen
b)rechtsspraak
Vorsten profileren zich als rechters en wetgevers (zoals Romeinse keizers)
Vaak op vraag van/met medewerking van juristen in gebieden met sterke juridische cultuur (It., Z-Gallië, Hispanië)
Formele aspecten schatplichtig aan Romeinse traditie: taal (Latijn), structuur, omvang..
Frankische Rijk: Lex Salica van Clovis (vroege zesde eeuw)
(Longobardische Rijk: Edictum Rothari van Rothari (643))
(Visigotische Rijk: Codex Eurici, wetgevende traditie)
Wet Æthelberht van Kent (d. 616), Ine van Wessex (d. 726) (Oud-Engels)
Inhoudelijk beïnvloed door ‘barbaarse’ tradities: ‘weergeld’ (= boete ter genoegdoening), verzoening, duellen
Vooral straf- en eigendomsrecht
c)fiscaliteit
wat?
Systematische belastingen verdwijnen geleidelijk tegen c. 600
Waar?
Snel in Brittannië, trager in Hispanië, Italië, Zuid-Gallië
Hoe?
Teloorgang van bestuursstructuren door politieke/economische crisis late 4de E/5de E (belastingen geïnd vanuit Romeinse civitates/steden)
Assimilatie, versmelting van elites, nl. belasting betalende inwoners RR en van belasting vrijgestelde ‘barbaren’
Aantasting door kerkelijke uitzonderingsregimes: privilege van ‘immuniteit’ t.o.v. seculiere gezag op hun gronden, verstrekt door vorsten aan kathedralen en abdijen
Impact?
Inkomsten vorsten uit eigen grootgrondbezit, buit, tribuut, tollen
d) Machtsidiomen
Toe-eigening Romeinse machtssymbolen
Culturele toe-eigening: benadrukken continuïteit met Romeinse machthebbers, bevordering aanvaarding door hun nieuwe geromaniseerde onderdanen
Bouwpolitiek (cf. Theodorik de Grote), organisatie spelen (cf. Chilperik I (r. 561-84) in circus Parijs), panegyrieken (lofdichten op vorst) door hofdichters
Maar gecombineerd met ‘barbaarse’ elementen (lange haartooi, speer, schild)
E) Publieke cultuur
Belangrijke Romeinse notie van ‘publieke’, ‘openbare’ autoriteit
Publicum: taxatie, staatsbezit, bureaucratie in Romeinse Rijk
Postimperiale vorsten: publicus/e ter aanduiding van hun autoriteit, cruciaal voor legitimiteit bestuur
‘Collectieve’ inslag van koninklijk bestuur: verantwoordelijkheid voor alle vrije onderdanen
‘Openbaarheid’ van bestuur en recht: bijeenkomsten, cf. assembly politics (tot late 12de E!)
1.2 ‘Barbaarse’ component
slide 53
1.3 Christelijke component
componenten van macht (1.1 Romeinse component)
* Barbaarse krijgsheren vormen minderheid en streven naar integratie/assimilatie in Rijk
Meestal geen nieuw systeem maar toe-eigening imperiale bestuur en tradities
Machtsovername vaak met toestemming Romeinse overheid/adel
a)scheiding tussen burgers en soldaten
Onderscheid vervaagt in West-Europa
Terugtrekking Romeinse militaire bestuur
Assimilatie ‘barbaren’ en geromaniseerde ‘autochtonen’
Mits regionale verschillen
b)rechtsspraak
Vorsten profileren zich als rechters en wetgevers (zoals Romeinse keizers)
Vaak op vraag van/met medewerking van juristen in gebieden met sterke juridische cultuur (It., Z-Gallië, Hispanië)
Formele aspecten schatplichtig aan Romeinse traditie: taal (Latijn), structuur, omvang..
Frankische Rijk: Lex Salica van Clovis (vroege zesde eeuw)
(Longobardische Rijk: Edictum Rothari van Rothari (643))
(Visigotische Rijk: Codex Eurici, wetgevende traditie)
Wet Æthelberht van Kent (d. 616), Ine van Wessex (d. 726) (Oud-Engels)
Inhoudelijk beïnvloed door ‘barbaarse’ tradities: ‘weergeld’ (= boete ter genoegdoening), verzoening, duellen
Vooral straf- en eigendomsrecht
c)fiscaliteit
wat?
Systematische belastingen verdwijnen geleidelijk tegen c. 600
Waar?
Snel in Brittannië, trager in Hispanië, Italië, Zuid-Gallië
Hoe?
Teloorgang van bestuursstructuren door politieke/economische crisis late 4de E/5de E (belastingen geïnd vanuit Romeinse civitates/steden)
Assimilatie, versmelting van elites, nl. belasting betalende inwoners RR en van belasting vrijgestelde ‘barbaren’
Aantasting door kerkelijke uitzonderingsregimes: privilege van ‘immuniteit’ t.o.v. seculiere gezag op hun gronden, verstrekt door vorsten aan kathedralen en abdijen
Impact?
Inkomsten vorsten uit eigen grootgrondbezit, buit, tribuut, tollen
d) Machtsidiomen
Toe-eigening Romeinse machtssymbolen
Culturele toe-eigening: benadrukken continuïteit met Romeinse machthebbers, bevordering aanvaarding door hun nieuwe geromaniseerde onderdanen
Bouwpolitiek (cf. Theodorik de Grote), organisatie spelen (cf. Chilperik I (r. 561-84) in circus Parijs), panegyrieken (lofdichten op vorst) door hofdichters
Maar gecombineerd met ‘barbaarse’ elementen (lange haartooi, speer, schild)
E) Publieke cultuur
Belangrijke Romeinse notie van ‘publieke’, ‘openbare’ autoriteit
Publicum: taxatie, staatsbezit, bureaucratie in Romeinse Rijk
Postimperiale vorsten: publicus/e ter aanduiding van hun autoriteit, cruciaal voor legitimiteit bestuur
‘Collectieve’ inslag van koninklijk bestuur: verantwoordelijkheid voor alle vrije onderdanen
‘Openbaarheid’ van bestuur en recht: bijeenkomsten, cf. assembly politics (tot late 12de E!)