Studied by 14 people
Looks like no one added any tags here yet for you.
le banquier
de bankier
le bénéfice, le gain
de winst
le comportement d’achat
het koopgedrag
le compte courant
de zichtrekening
l’emprunt
de lening (van)
emprunter
lenen
l’investissement
de investering
le livret d’épargne
het spaarboekje
le placement
de belegging
le pouvoir d’achat
de koopkracht
le prêt
de lening (aan)
le revenu/le salaire
het inkomen
le salarié
de loontrekkende
le sondage
de peiling
le taux
het percentage
l’action
het aandeel
la dépense
de uitgave
l’escroquerie/l’arnaque
de oplichting
dépenser
uitgeven
un escroc
een oplichter
la fiche de paie
de loonbrief
la fluctuation
de schommeling
la moyenne
het gemiddelde
bénéficier de
genieten van, voordeel halen uit
économiser
(be)sparen
effectuer (un payment)
uitvoeren
épargner
sparen
gérer
beheren
rapporter
opbrengen
retirer
afhalen
commercial
handels-
économe
zuinig
financier
financieel
financer
financiëren
monétaire
munt-
rentable
rendabel
stable
stabiel
faire des économies
(be)sparen
joindre les deux bouts
de eindjes aan elkaar knopen
les compétences
de vaardigheden
la moitié
de helft
demi
half
investir
investeren
radin
gierig
rentabiliser
winst maken
une dépensière
een verspiller
la rentabilité
winstegevendheid
gérant
manager
gestion
beheer
Note
Flashcard