se déplacer / circuler
zich verplaatsen
le déplacement
de verplaatsing
la circulation, le trafic
het verkeer
choisir son mode de transport
zijn vervoersmiddel kiezen
se rendre à / aller à
gaan naar
traverser / franchir la frontière
de grens oversteken
l’essor de la mobilité douce, alternative responsable
de opkomst van zachte, alternatieve verantwoordelijke mobiliteit
se déplacer à pied
zich te voet verplaatsen
un piéton
een voetganger
une rue piétonne
een voetgangersstraat
un pas
een stap
se promener / se balader / déambuler
wandelen
la promenade / la balade / la déambulation
de wandeling
faire une promenade
een wandeling maken
marcher, la marche à pied
stappen, het stappen
une randonnée
een wandeltocht, een trektocht
rebrousser chemin / faire demi-tour / revenir sur ses pas
rechtsomkeer maken
traverser la rue
de straat oversteken
attendre au carrefour / aux feux rouges
wachten aan het kruispunt / aan het rode licht
renverser
omverrijden
ecrasser
overrijden
se déplacer à vélo
zich met de fiets verplaatsen
le guidon
het stuur (fiets)
la roue
het wiel (fiets)
le frein
de rem
la pédale
de pedaal
pédaler
trappen
les cyclistes
de fietsers
prendre le vélo pour aller à l’école
de fiets nemen om naar school te gaan
porter un casque pour sa sécurité
een helm dragen voor zijn veiligheid
porter un gilet fluo / jaune
een fluohesje dragen
être visible sur la route
zichtbaar zijn op de weg
aménager des pistes cycblables
fietspaden aanleggen
la trottinette électrique, trottiner
de elektrische step, steppen
le vélo électrique
de elektrische fiets
l’hoverboard
de hoverboard
le gyropode, la gyroroue
de gyropod, het gyrowiel
emprunter les transports en commun
het openbaar vervoer nemen
avoir un abonnement
een abonnement hebben
acheter / prendre un ticket / un billet
een ticket kopen / nemen
s’adresser à l’employé au guichet
zich richten tot de loketbediende
voyager en train, en bus, en métro
met de trein, de bus, de metro reizen
les usagers / passagers
de gebruikers / de passagiers
le réseau ferroviaire
het netwerk van de treinen
la gare
het station
le train
de trein
le conducteur de train
de treinconducteur
le quai (train et métro)
het perron
l’arrêt de bus
de bushalte
la gare des bus
de stelplaats
le chauffeur de bus
de buschauffeur
le contrôleur
de treinbegeleider
les lignes directes, les correspondances
de rechtstreekse verbindingen, de aansluitingen
les couloirs d’autobus
de busbanen
les lignes de tram / de métro
de tram / metrolijnen
les lignes ne desservent pas toute la ville
de lijnen stoppen niet overal in de stad
la ponctualité pose problème
de stiptheid is problematisch
se plaindre des retards fréquents
klagen over de veelvuldige vertragingen
les jeunes voyagent à tarif réduit
jongeren reizen met kortingen
un véhicule
een voertuig
une auto / voiture
een auto / wagen
le volant
het stuur (auto)
les rétroviseurs
de achteruitkijkspiegels
le pneu
het wiel (auto)
avoir un pneu crevé
platte band hebben
une voiture de société
een bedrijfswagen
une voiture électrique
een elektrische wagen
recharger la voiture
de wagen opladen
une borne de recharge
een oplaadpunt
un conducteur, conduire
een bestuurder, besturen
rouler en voiture
met de auto rijden
aller au travail en voiture
met de auto naar het werk gaan
faire la navette
pendelen
le covoiturage, covoiturer
carpooling, carpoolen
les heures de pointe
de piekuren
le réseau routier est saturé
het wegennetwerk is verzadigd
le trafic est dense
het verkeer is druk
une file, un embouteillage / bouchon
een file, een opstopping
les parcs de stationnement
de parkeerplaatsen
les parkings couverts
de overdekte parkings
se garer
parkeren
les routes sont mal entretenues
de wegen zijn slechts onderhouden
l’entretien des routes
de onderhoud van de wegen
il y a beaucoup de chantiers en cours
er zijn veel werven bezig
il faut suivre les déviations
men moet de omleidingen volgen
il faut contourner / éviter les travaux
men moet de werken vermijden
s’effondrer / s’écrouler / s’affaisser
instorten
un effondrement / un affaissement
een instorting
la route s’est affaisée
de weg is ingestort
il y a eu un affaissement de la chaussée
er is een wegverzakking
le tunnel sous la Manche, l’Eurotunnel
de tunnel onder het kanaal
les navettes pour voitures et passagers
de pendeltrein voor auto’s en passagiers
le trajet entre la France et l’Angleterre
het traject tussen Frankrijk en Engeland
les long-courriers
de lange afstandsvlucht
les moyen-courriers
de middellange afstandsvlucht
décoller, atterrir
opstijgen, landen
un vol, voler
een vlucht, vliegen
un aéroport
een luchthaven
l’espace aérien
een luchtruim
une compagnie aérienne
een luchtvaartmaatschappij