Maatschappelijk systeem in West-Europa van middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie.
2
New cards
Aprilthesen
Het revolutionaire programma van Lenin.
3
New cards
Bolsjewieken
Communisten o.l.v. Lenin. Wilden directe revolutie in Rusland.
4
New cards
Communisme
Ideologie die sociale gelijkheid wil verwezenlijken door de productiemiddelen in handen van de staat te leggen.
5
New cards
Doema
Russische parlement.
6
New cards
Federale staat
Een staat die bestaat uit deelstaten, met elk eigen bevoegdheden, parlement en regering.
7
New cards
Lenin
Leider van de Bolsjewieken, greep de macht in 1917.
8
New cards
Raspoetin
Mysticus die veel invloed verwierf aan het hof van de laatste tsaar van Rusland.
9
New cards
Sovjets
Raden van arbeiders, boeren en soldaten die in het Rusland van 1917 plaatselijke besturen vormden.
10
New cards
Trotski
Leider van het Rode leger en concurrent van Stalin voor de opvolging van Lenin.
11
New cards
Tsaar
Keizer van Rusland.
12
New cards
Autoritarisme
Streven naar een autoritair bestuur. Macht in handen van een kleine groep personen zonder inspraak van het volk.
13
New cards
Collectivisatie/Collectiviseren
Het samenvoegen in grote gehelen van landbouwbedrijven in de USSR, en deze in handen van de gemeenschap/staat leggen.
14
New cards
Dictatuur
Regeersysteem waarbij alle macht in handen van een persoon of kleine groep ligt, waarbij de machthebber(s) boven de wet staan.
15
New cards
Goelag
Naam van het systeem van werkkampen in de USSR.
16
New cards
Levensstandaard
Het niveau van welvaart van een persoon of een groep mensen.
17
New cards
Nationaliseren
Bepaalde zaken tot staatseigendom maken.
18
New cards
Nomenclatura
Groep van bevoorrechten in de USSR.
19
New cards
Personencultus
De verheerlijking van de persoon van de leider in een dictatuur.
20
New cards
Planeconomie
Een economie die volledig wordt gepland door de staat.
21
New cards
Stalin
Opvolger van Lenin. Staatshoofd van de communistische USSR.
22
New cards
USSR
Unie der Socialistische Sovjet Republieken.
23
New cards
Aandeel
Is een stukje van een bedrijf dat je kan kopen.
24
New cards
Art Deco
Kunststroming die het optimisme van de Gay Twenties uitstraalde.
25
New cards
American Dream
Het idee dat je het in de VS kan maken, als je maar hard genoeg werkt.
26
New cards
BBP (Eng: GDP)
Bruto Binnenlands Product
27
New cards
Beurs
Plaats waar de aandelen worden verhandeld.
28
New cards
Beurscrash
Wanneer de waarde van de aandelen op korte tijd sterk daalt.
29
New cards
Beursindex
Een indexcijfer dat de gemiddelde waarde van een aantal belangrijke aandelen op een beurs weergeeft.
30
New cards
Consumptiemaatschappij / consumptiekapitalisme
Economisch systeem/maatschappijvorm waarbij de mensen worden gestimuleerd zoveel mogelijk te consumeren.
31
New cards
Dirigisme
Een economie die door de staat geleid wordt (zonder echter aan het privé-bezit te raken).
32
New cards
Dow Jones
Naam van de beursindex van de New Yorkse beurs.
33
New cards
Gay Twenties
Vrolijke jaren ’20 – periode van optimisme en vooruitgang in de V.S.
34
New cards
Gemengde economie
Een vrije markteconomie waar ook de staat een actieve rol in speelt.
35
New cards
Interventionisme
Strekking in buitenlandse politiek V.S. die aanstuurt op meer tussenkomst van de V.S. in de wereldpolitiek. Interveniëren = tussenkomen.
36
New cards
Isolationisme
Strekking in buitenlandse politiek V.S. die aanstuurt op minder tussenkomst van de V.S. in de wereldpolitiek.
37
New cards
Vooruitgangsoptimisme
De liberale kerngedachte dat vrijheid zou zorgen voor economische ontwikkeling en vooruitgang voor de hele maatschappij.
38
New cards
Monroe-doctrine
Europese landen hebben zich niet te moeien met het Amerikaanse continent dat tot de invloedssfeer van de V.S. behoort. De V.S. moeien zich niet met Europa.
39
New cards
Keynes
Invloedrijke econoom tijdens interbellum en na WO II.
40
New cards
Keynesianisme
Economie gebaseerd op de ideeën van Keynes: in tijden van crisis moet de staat investeren om de koopkracht te stimuleren.
41
New cards
Koopkracht
Het vermogen van een groep mensen om te consumeren.
42
New cards
Liberalisme
Ideologie waarbij vrijheid centraal staat.
43
New cards
Loonindex
Indexcijfer gekoppeld aan de inflatie, waardoor de lonen automatisch meestijgen (in België: ‘de index’).
44
New cards
New Deal
Geheel aan maatregelen na 1933, om de economie van de V.S. d.m.v. staatstussenkomst te stimuleren.
45
New cards
Opwaartse spiraal
Een geheel van factoren die elkaar cyclisch beïnvloeden, waarbij een situatie verbetert.
46
New cards
Overproductiecrisis
Economische crisis waarbij bedrijven hun productie niet meer verkocht raken.
47
New cards
Protectionisme
De eigen economie (markt) beschermen door tolmuren. (taksen tegen import).
48
New cards
Sociale zekerheid
Stelsel van uitkering dat de welvaart van de mensen beschermt.
49
New cards
Speculatie
Aandelen kopen waarbij je uitgaat van een waardestijging van het aandeel.
50
New cards
Volkenbond
Voorloper van de VN. Organisatie van landen die streeft naar samenwerking en vrede.
51
New cards
Vicieuze cirkel
Een geheel van factoren die elkaar cyclisch beïnvloeden, waarbij een situatie verslechtert.
52
New cards
Welvaartsstaat
Een staat die door middel van o.a. sociale zekerheid de welvaart van de bevolking probeert te beschermen.
53
New cards
Arische ras
Naam die de nazi’s gaven aan het volgens het superieure ras van blonde blauwogige Duitsers.
54
New cards
Antisemitisme
Haat gericht tegen mensen van Joodse afkomst.
55
New cards
Economisch links
Overtuiging dat de staat zich moet mengen in de economie om het verschil tussen arm en rijk te beperken.
56
New cards
Economisch rechts
Overtuiging dat de staat zich zo weinig mogelijk moet bemoeien met de economie.
57
New cards
Ermächtigungsgesetz
Volmachtenwet waarmee het Duitse parlement zichzelf wegstemde.
58
New cards
Ethisch links
Progressief, gericht op verandering en de rechten van het individu.
59
New cards
Ethisch rechts
Conservatief, behoudsgezind en eerder gericht op de gemeenschap.
60
New cards
Extreem-links
Verzamelnaam voor communistische ideologieën.
61
New cards
Extreem-rechts
Geheel aan politieke ideeën vaak gekenmerkt door extreem nationalisme, racisme en autoritarisme.
62
New cards
Fascisme
Extreem-rechtse ideologie, opgericht door Mussolini.
63
New cards
Fuhrer
Duits voor ‘leider’: Hitler
64
New cards
Historisch materialisme
Basis van de marxistische leer, waarbij materiële omstandigheden (het economisch systeem) de positie van mensen bepalen.
65
New cards
Hyperinflatie
Extreme muntontwaarding: als het geld snel aan waarde verliest.
66
New cards
Il Duce
Italiaans voor ‘de leider’: Mussolini
67
New cards
Imperialisme
De wil om het grondgebied van het land uit te breiden.
68
New cards
Kanselier
Eerst minister (=regeringsleider) in Duitsland .
69
New cards
Lebensraum
Levensruimte. Volgens de nazi’s had het Duitse volk daar recht op.
70
New cards
Mussolini
Grondlegger van het fascisme, leider van fascistisch Italië.
71
New cards
Nazisme
Duitse vorm van fascisme tijdens het interbellum.
72
New cards
Polarisatie
Wanneer tegenstellingen binnen de maatschappij steeds scherper en extremer worden.
73
New cards
Verdrag van Versailles
Vredesverdrag gesloten na WO I.
74
New cards
Rijksdag
Naam van het Duitse parlement.
75
New cards
Übermenschen
Term die de nazi’s gebruikten voor superieure ‘rassen’ zoals de Duitsers / Germaanse volkeren.
76
New cards
Untermenschen
Term die de nazi’s gebruikten voor minderwaardige mensen.
77
New cards
Weimarrepubliek
Het democratische Duitsland tussen WO I en 1933.
78
New cards
Interbellum
Periode van 1914 tot 1939.
79
New cards
Coalitieregering
Regering die uit meerdere politieke partijen bestaat.
80
New cards
VNV
Vlaams Nationaal Verbond: Vlaams-nationalistische partij die evolueerde naar een extreemrechtse partij.
81
New cards
Maximalisten
Aanhangers van het zgn. maximumprogramma: vormen van zelfbestuur voor Vlaanderen.
82
New cards
Minimalisten
Aanhangers van het zgn. minimumprogramma: taalwetten die de het Nederlands ene officiële plaats geven in België.
83
New cards
Ijzertoren
Vlaams-nationalistisch vredesmonument te herdenking van WO I.
84
New cards
Verdinaso
Verbond der Dietse Nationaal-Solidaristen. Streefde naar ene fascistisch groot-Nederlands rijk.
85
New cards
Rex
Belgische fascistische katholieke en koningsgezinde partij.
86
New cards
Territorialiteitsbeginsel
Principe dat officieel taal gebruik gebonden is aan grondgebied.
87
New cards
Personaliteitsbeginsel
Principe dat officieel taal gebruik gebonden is aan de voorkeur van de personen.
88
New cards
Syndicaat/vakbond
Organisatie die de belangen van de werknemers verdedigt.
89
New cards
Benito Mussolini
Fascistisch leider van Italië vanaf 1922, grondlegger van het fascisme.
90
New cards
Adolf Hitler
Fascistisch leider van Duitsland, grondlegger van het nazisme.
91
New cards
Ideologie
Geheel van ideeën over mens en maatschappij.
92
New cards
Militarisme
Het verheerlijken van militair vertoon (leger, uniformen…).
93
New cards
Corporatisme
Model waarbij werkgevers en werknemers per beroepstak in 1 organisatie zetelen.
94
New cards
Syndicalisme
Model waarbij aparte vakbonden opkomen voor de belangen van de werknemers.
95
New cards
Autarkie
Model waarbij een land ernaar streeft alles zelf te kunnen produceren.
96
New cards
Matteoti
Socialistisch politicus die werd vermoord door fascistische knokploegen.
97
New cards
Asmogendheden
Japan, Duitsland en Italië.
98
New cards
Expansionisme
De wil om uit te breiden.
99
New cards
Appeasement
Politiek waarbij je een agressieve tegenstander probeert te paaien met toegevingen.
100
New cards
Conferentie van München
Overleg tussen G-B, Duitsland, Frankrijk en Italië, waar toegevingen werden gedaan aan nazi-Duitsland in de hoop oorlog te voorkomen.