Ancien Régime
Maatschappelijk systeem in West-Europa van middeleeuwen tot aan de Franse Revolutie.
Aprilthesen
Het revolutionaire programma van Lenin.
Bolsjewieken
Communisten o.l.v. Lenin. Wilden directe revolutie in Rusland.
Communisme
Ideologie die sociale gelijkheid wil verwezenlijken door de productiemiddelen in handen van de staat te leggen.
Doema
Russische parlement.
Federale staat
Een staat die bestaat uit deelstaten, met elk eigen bevoegdheden, parlement en regering.
Lenin
Leider van de Bolsjewieken, greep de macht in 1917.
Raspoetin
Mysticus die veel invloed verwierf aan het hof van de laatste tsaar van Rusland.
Sovjets
Raden van arbeiders, boeren en soldaten die in het Rusland van 1917 plaatselijke besturen vormden.
Trotski
Leider van het Rode leger en concurrent van Stalin voor de opvolging van Lenin.
Tsaar
Keizer van Rusland.
Autoritarisme
Streven naar een autoritair bestuur. Macht in handen van een kleine groep personen zonder inspraak van het volk.
Collectivisatie/Collectiviseren
Het samenvoegen in grote gehelen van landbouwbedrijven in de USSR, en deze in handen van de gemeenschap/staat leggen.
Dictatuur
Regeersysteem waarbij alle macht in handen van een persoon of kleine groep ligt, waarbij de machthebber(s) boven de wet staan.
Goelag
Naam van het systeem van werkkampen in de USSR.
Levensstandaard
Het niveau van welvaart van een persoon of een groep mensen.
Nationaliseren
Bepaalde zaken tot staatseigendom maken.
Nomenclatura
Groep van bevoorrechten in de USSR.
Personencultus
De verheerlijking van de persoon van de leider in een dictatuur.
Planeconomie
Een economie die volledig wordt gepland door de staat.
Stalin
Opvolger van Lenin. Staatshoofd van de communistische USSR.
USSR
Unie der Socialistische Sovjet Republieken.
Aandeel
Is een stukje van een bedrijf dat je kan kopen.
Art Deco
Kunststroming die het optimisme van de Gay Twenties uitstraalde.
American Dream
Het idee dat je het in de VS kan maken, als je maar hard genoeg werkt.
BBP (Eng: GDP)
Bruto Binnenlands Product
Beurs
Plaats waar de aandelen worden verhandeld.
Beurscrash
Wanneer de waarde van de aandelen op korte tijd sterk daalt.
Beursindex
Een indexcijfer dat de gemiddelde waarde van een aantal belangrijke aandelen op een beurs weergeeft.
Consumptiemaatschappij / consumptiekapitalisme
Economisch systeem/maatschappijvorm waarbij de mensen worden gestimuleerd zoveel mogelijk te consumeren.
Dirigisme
Een economie die door de staat geleid wordt (zonder echter aan het privé-bezit te raken).
Dow Jones
Naam van de beursindex van de New Yorkse beurs.
Gay Twenties
Vrolijke jaren ’20 – periode van optimisme en vooruitgang in de V.S.
Gemengde economie
Een vrije markteconomie waar ook de staat een actieve rol in speelt.
Interventionisme
Strekking in buitenlandse politiek V.S. die aanstuurt op meer tussenkomst van de V.S. in de wereldpolitiek. Interveniëren = tussenkomen.
Isolationisme
Strekking in buitenlandse politiek V.S. die aanstuurt op minder tussenkomst van de V.S. in de wereldpolitiek.
Vooruitgangsoptimisme
De liberale kerngedachte dat vrijheid zou zorgen voor economische ontwikkeling en vooruitgang voor de hele maatschappij.
Monroe-doctrine
Europese landen hebben zich niet te moeien met het Amerikaanse continent dat tot de invloedssfeer van de V.S. behoort. De V.S. moeien zich niet met Europa.
Keynes
Invloedrijke econoom tijdens interbellum en na WO II.
Keynesianisme
Economie gebaseerd op de ideeën van Keynes: in tijden van crisis moet de staat investeren om de koopkracht te stimuleren.
Koopkracht
Het vermogen van een groep mensen om te consumeren.
Liberalisme
Ideologie waarbij vrijheid centraal staat.
Loonindex
Indexcijfer gekoppeld aan de inflatie, waardoor de lonen automatisch meestijgen (in België: ‘de index’).
New Deal
Geheel aan maatregelen na 1933, om de economie van de V.S. d.m.v. staatstussenkomst te stimuleren.
Opwaartse spiraal
Een geheel van factoren die elkaar cyclisch beïnvloeden, waarbij een situatie verbetert.
Overproductiecrisis
Economische crisis waarbij bedrijven hun productie niet meer verkocht raken.
Protectionisme
De eigen economie (markt) beschermen door tolmuren. (taksen tegen import).
Sociale zekerheid
Stelsel van uitkering dat de welvaart van de mensen beschermt.
Speculatie
Aandelen kopen waarbij je uitgaat van een waardestijging van het aandeel.
Volkenbond
Voorloper van de VN. Organisatie van landen die streeft naar samenwerking en vrede.
Vicieuze cirkel
Een geheel van factoren die elkaar cyclisch beïnvloeden, waarbij een situatie verslechtert.
Welvaartsstaat
Een staat die door middel van o.a. sociale zekerheid de welvaart van de bevolking probeert te beschermen.
Arische ras
Naam die de nazi’s gaven aan het volgens het superieure ras van blonde blauwogige Duitsers.
Antisemitisme
Haat gericht tegen mensen van Joodse afkomst.
Economisch links
Overtuiging dat de staat zich moet mengen in de economie om het verschil tussen arm en rijk te beperken.
Economisch rechts
Overtuiging dat de staat zich zo weinig mogelijk moet bemoeien met de economie.
Ermächtigungsgesetz
Volmachtenwet waarmee het Duitse parlement zichzelf wegstemde.
Ethisch links
Progressief, gericht op verandering en de rechten van het individu.
Ethisch rechts
Conservatief, behoudsgezind en eerder gericht op de gemeenschap.
Extreem-links
Verzamelnaam voor communistische ideologieën.
Extreem-rechts
Geheel aan politieke ideeën vaak gekenmerkt door extreem nationalisme, racisme en autoritarisme.
Fascisme
Extreem-rechtse ideologie, opgericht door Mussolini.
Fuhrer
Duits voor ‘leider’: Hitler
Historisch materialisme
Basis van de marxistische leer, waarbij materiële omstandigheden (het economisch systeem) de positie van mensen bepalen.
Hyperinflatie
Extreme muntontwaarding: als het geld snel aan waarde verliest.
Il Duce
Italiaans voor ‘de leider’: Mussolini
Imperialisme
De wil om het grondgebied van het land uit te breiden.
Kanselier
Eerst minister (=regeringsleider) in Duitsland .
Lebensraum
Levensruimte. Volgens de nazi’s had het Duitse volk daar recht op.
Mussolini
Grondlegger van het fascisme, leider van fascistisch Italië.
Nazisme
Duitse vorm van fascisme tijdens het interbellum.
Polarisatie
Wanneer tegenstellingen binnen de maatschappij steeds scherper en extremer worden.
Verdrag van Versailles
Vredesverdrag gesloten na WO I.
Rijksdag
Naam van het Duitse parlement.
Übermenschen
Term die de nazi’s gebruikten voor superieure ‘rassen’ zoals de Duitsers / Germaanse volkeren.
Untermenschen
Term die de nazi’s gebruikten voor minderwaardige mensen.
Weimarrepubliek
Het democratische Duitsland tussen WO I en 1933.
Interbellum
Periode van 1914 tot 1939.
Coalitieregering
Regering die uit meerdere politieke partijen bestaat.
VNV
Vlaams Nationaal Verbond: Vlaams-nationalistische partij die evolueerde naar een extreemrechtse partij.
Maximalisten
Aanhangers van het zgn. maximumprogramma: vormen van zelfbestuur voor Vlaanderen.
Minimalisten
Aanhangers van het zgn. minimumprogramma: taalwetten die de het Nederlands ene officiële plaats geven in België.
Ijzertoren
Vlaams-nationalistisch vredesmonument te herdenking van WO I.
Verdinaso
Verbond der Dietse Nationaal-Solidaristen. Streefde naar ene fascistisch groot-Nederlands rijk.
Rex
Belgische fascistische katholieke en koningsgezinde partij.
Territorialiteitsbeginsel
Principe dat officieel taal gebruik gebonden is aan grondgebied.
Personaliteitsbeginsel
Principe dat officieel taal gebruik gebonden is aan de voorkeur van de personen.
Syndicaat/vakbond
Organisatie die de belangen van de werknemers verdedigt.
Benito Mussolini
Fascistisch leider van Italië vanaf 1922, grondlegger van het fascisme.
Adolf Hitler
Fascistisch leider van Duitsland, grondlegger van het nazisme.
Ideologie
Geheel van ideeën over mens en maatschappij.
Militarisme
Het verheerlijken van militair vertoon (leger, uniformen…).
Corporatisme
Model waarbij werkgevers en werknemers per beroepstak in 1 organisatie zetelen.
Syndicalisme
Model waarbij aparte vakbonden opkomen voor de belangen van de werknemers.
Autarkie
Model waarbij een land ernaar streeft alles zelf te kunnen produceren.
Matteoti
Socialistisch politicus die werd vermoord door fascistische knokploegen.
Asmogendheden
Japan, Duitsland en Italië.
Expansionisme
De wil om uit te breiden.
Appeasement
Politiek waarbij je een agressieve tegenstander probeert te paaien met toegevingen.
Conferentie van München
Overleg tussen G-B, Duitsland, Frankrijk en Italië, waar toegevingen werden gedaan aan nazi-Duitsland in de hoop oorlog te voorkomen.