Adolescentie
De fase van persoonlijke ontwikkeling van kind naar volwassenheid
Anti-autoritaire opvoeding
Opvoeding die gekant is tegen iedere vorm van gezag
Antropologie
Studie van de overeenkomsten en verschillen tussen mensgroepen
Attributie
Oorzaken van het gedrag toeschrijven aan de persoon zelf (intern) of aan de omgeving (extern)
Autoritair
Gebaseerd op of het gebruik makend van macht
Babyboomers
Generatie geboren tussen 1945 en 1960, toen er een zogenaamde babyboom was: een grote toename van het aantal geboorten
Bevolkingspiramide
Grafische weergave (in piramidevorm) van de samenstelling (opbouw) van de bevolking naar leeftijd en geslacht
Cognitieve ontwikkeling
Verstandelijke ontwikkeling
Cortex
Hersenschors; buitenste deel van de hersenen
Co-ouderschap
Gezamenlijke opvoeding van de kinderen door gescheiden ouders
Delinquent
Een misdadiger
Deviant
Afwijkend
Etiket
Iemand een bepaalde kwalificatie geven, hem indelen in een bepaalde categorie, hem een label geven
Extramurale zorg
Hulpverlening voor mensen die thuis wonen (synoniem: ambulante zorg)
Fysieke volwassenheid
De volgroeidheid van een persoon wat de lichaamsbouw betreft en de ontwikkeling van de lichamelijke functies
Grootmotoriek
De grove lichaamsbewegingen (lopen, vangen met de armen ...)
Hechting
De emotionele en wederkerige relatie die opgebouwd wordt tussen de verzorger en de baby. De X begint kort na de geboorte en heeft zich voltooid rond 30 maanden.
Hechtingsstoornis
Psychische aandoening ten gevolge van het ontbreken van een veilige X als baby of peuter
Hypothalamus
Onderdeel van de hersenen dat onder meer de werking van de hormonen regelt
Intramurale zorg
Zorg waarbij de persoon opgenomen wordt in een voorziening (synoniem: residentiële zorg)
JAC
Jongeren Advies Centrum (= ambulante hulpverleningsdienst voor jongeren)
Jeugddelinquentie
Afwijkend gedrag waarin de jongeren een bepaalde gedragsnorm overtreedt die in de strafwet is vastgelegd
Kleinmotoriek
De handbewegingen
Lichamelijke ontwikkeling
Veranderingen in de lichaamsbouw en de sensomotorische ontwikkeling
Maatschappelijke kwetsbare jongeren
Jongeren die in hun proces van volwassenwording geen gelijke kansen krijgen om zich te ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan de samenleving
Maatschappelijke volwassenheid
Het zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid een plaats kunnen innemen in de maatschappij
Mantelzorg
Aanvullende, niet beroepsmatige hulpverlening aan bejaarden, zieken een andere hulpbehoevenden, vaak door de eigen familie
Menopauze
Het definitief ophouden van de maandstonden
Midlifecrisis
Periode rond het veertigste levensjaar waarin men twijfelt aan datgene wat men doet of bereikt heeft
Morele ontwikkeling
Leren op het vlak van waarden: wat is goed, wat is kwaad
Oestrogeen
Hormoon dat zorgt voor de primaire en secundaire geslachtskenmerken bij meisjes
Persoonlijke volwassenheid
Het bereiken van een niveau van functioneren dat aangepast is aan de leeftijd
Prefrontale cortex
Voorste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor intelligent en doelgericht gedrag, controleert ons gedrag
Primair verouderen
De graduele achteruitgang van het lichaam (het 'normale' X-proces)
Primaire geslachtskenmerken
De organen die rechtstreeks met de voortplanting verbonden zijn
Psychische ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling en de dynamisch-affectieve (gevoelens en innerlijke drijfkracht) ontwikkeling
Psychologie
De wetenschap die het innerlijke (gedachten, gevoelens en motivatie) en het gedrag van mens bestudeert
Puberteit
De lichamelijke volwassenwording
Secundair verouderen
Fysiologische veranderingen ten gevolge van ziekte, onbruik en misbruik van weefsels gecorreleerd met de chronologische leeftijd
Secundaire geslachtskenmerken
Het karakteristieke uiterlijk van een man en een vrouw
Self-fulfilling prophecy
Een veronderstelling, voorspelling die zichzelf waarmaakt (bv. kansarme kinderen zijn dom: je gaat ze als leerkracht voor een stuk negeren zodat ze ook effectief een achterstand oplopen en dus ook dommer worden )
Semimurale zorg
Zorg waarbij de persoon niet is opgenomen, maar wel een groot deel van de tijd in een voorziening verblijft (bv. een dagcentrum) (synoniem: semiresidentiële zorg)
Sociale controle
Een verschijnsel dat het gedrag van mensen beïnvloedt doordat men weet dat anderen op hen letten
Sociale druk
De invloed van de omgeving op het individu
Sociale ontwikkeling
Leren omgaan met anderen
Sociologie
De studie van de mens als sociaal wezen, als lid van en in relatie tot een bepaalde groep. De samenleving zelf is ook voorwerp tot studie.
Testosteron
Hormoon dat zorgt voor de primaire en secundaire geslachtskenmerken bij jongens
Thuiszorg
Professionele hulp bij hulpbehoevende mensen thuis, waarbij de hulpverlener bv. het huishouden deels overneemt
Vicieuze cirkel
Een noodlottige kringloop van oorzaak en gevolg
Actief luisteren
De ontvanger probeert te begrijpen wat de zender voelt of wat zijn boodschap betekent en dan zegt hij in zijn eigen woorden wat hij heeft begrepen en geeft zo de zender de gelegenheid om het te bevestigen, te verifiëren
Assertief
Op zo'n manier voor jezelf opkomen en uiting geven aan je gevoelens, verlangens en meningen, dat de ander duidelijk weet wat je bedoelt en dat de relatie of communicatie toch op een bevredigende manier kan blijven duren
Categoriseren
Het indelen van mensen in vakjes; het zien van andere mensen als anonieme leden van een groep met allemaal dezelfde eigenschappen
Complementair
Ze vullen elkaar aan
Deficiëntiebehoeften
Behoeften die voortkomen uit een tekort
Dispositionele attributie
Gedrag vanuit het karakter proberen te verklaren
Evasief gedrag
De situatie ontwijken, uitvluchten zoeken om niet te moeten communiceren
Extern rollenconflict
De rolverwachtingen die verbonden zijn aan verschillende sociale posities worden als tegenstrijdig ervaren
Intern rollenconflict
De rolverwachtingen die verbonden zijn aan één en dezelfde positie worden als tegenstrijdig ervaren
Meervoudig gedetermineerd
Bepaald door meerdere factoren
Mentaal gedrag
Processen als gedachten fantasieën, herinneringen
Organogram/organigram
Een schematische voorstelling van de sociale posities en hun onderlinge relaties van een organisatie.
Organisatie
Een groep die speciaal voor het realiseren van bepaalde doelstellingen wordt opgericht
Positie
De plaats die je inneemt in een maatschappelijk systeem, in een netwerk van sociale relaties
Positieset
Het geheel van sociale posities die iemand bekleedt
Positietoewijzing
Het 'krijgen' van een positie op basis van een kenmerk waarop men geen vat heeft, bijvoorbeeld afkomst
Positieverwerving
Het 'krijgen' van een positie door eigen inspanning zoals studie of hard werken
Primaire socialisatie
Het aanleren van algemene gedragingen die eigen zijn aan een bepaalde cultuur
Reactieve hechtingsstoornis (affectief verwaarlozingsyndroom)
Het is een sterk verstoorde en niet aan de ontwikkeling aangepaste sociale relatievorm. Deze personen kunnen zich niet op een gepaste manier emotioneel binden. Het ontstaat door een gebrek aan hechting in de eerste jaren van zijn/haar leven. Er zijn vaak sporen van vroegkinderlijke verwaarlozing.
Rol
Het verwachte gedrag dat aan een positie vasthangt
S-O-R-schema
Schema dat gedrag voorstelt als een proces van stimulus - organisme - reactie
Secundaire socialisatie
Het voorbereiden van de mens op het innemen van specifieke sociale posities en op het invullen van de rollen die verbonden zijn aan deze posities
Situationele attributie
Gedrag vanuit omstandigheden/omgeving porberen te verklaren
Sociaal aanzien
De waardering die de leden van een samenleving (=sl) hebben voor de manier waarop een positiebekleder zijn sociale positie waarmaakt
Sociale status
De waardering die de leden van een sl hebben voor een bepaalde sociale positie
Socialisatie
Proces waarbij een individu de waarden, normen, kennis, gewoonten en vaardigheden van zijn omgeving overneemt; het proces van inwijding in de cultuur van de groep waarin men leeft
Statussymbolen
Uiterlijke tekens van de sociale status van iemand
Stereotype
Een geheel van persoonlijkheidskenmerken die worden toegeschreven aan alle leden van een groep, zonder onderscheid te maken tussen de individuen die tot die groep behoren
Vergrijzing
Het ouder worden van de bevolking
Verzuiling
De indeling van een sl op basis van verschillende ideologieën, van verschillende opvattingen over mens, wereld en maatschappij.
Acculturatie
Het aanleren van andere cultuurelementen dan die van de eigen groep wanneer groepen met elkaar in contact komen. Voorbeeld: het dragen van westerse maatpakken in China.
Behaviorisme
Is een theorie waarbij gedrag verklaard wordt vanuit leerprocessen, nl. vanuit klassieke of operante conditionering.
Cerebellum
Kleine hersenen. Staat in voor balans, lichaamsbeweging.
Client-centered therapy (cliëntgerichte therapie)
Door Carl Rogers ontwikkelde therapie, waarbij de therapeut geen richting geeft aan de cliënt (=non-directief). Hij interpreteert of adviseert ook niet, tenzij ter aanmoediging of verheldering. Hij moet alleen een niet-beoordelende, accepterende atmosfeer scheppen. De theorie is immers dat de cliënt het beste zijn eigen problemen kent en ze het best kan hanteren.
Cognitieve dissonantie
X is de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging. De X-theorie van Leon Festinger is hierop gebaseerd.
Cognitieve psychologie
Is de tak van de psychologie die zich met cognitie bezighoudt, dus met processen als begrip, kennis, herinneringen en geheugen, probleem-oplossen en informatieverwerking.
Conformiteit
Is een verandering in het gedrag te wijten aan echte of ingebeelde invloed van anderen.
Deviant gedrag
Is gedrag dat de normatieve regels van een groep of van de maatschappij overtreedt
Empirische benadering
Heeft een wetenschappelijk basis: de onderzoeker toetst zijn voorspellingen in de empirie, door bijv. een experiment op te zetten. Voorbeeld: cognitieve-dissonantietheorie.
Enculturatie
Het overnemen van cultuurelementen in een maatschappij door mensen die er geboren zijn.
Ervaringsgerichte benadering
Heeft in feite geen wetenschappelijke basis. Men koppelt theorie aan persoonlijke ervaring. O.a. Freud en Rogers werkten zo.
Genderdysforie
Het voortdurend psychisch lijden en zich niet op zijn gemak voelen met de eigen sekse. Het gevoel geboren te zijn in een lichaam van de verkeerde sekse.
Geslachtsrolsocialisatie
Hierbij worden jongens en meisjes vanaf de geboorte anders gesocialiseerd en respectievelijk een instrumentele en sociaal-emotionele rol aangeleerd.
Hippocampus
Deel van het limbisch systeem. Belangrijk voor opslag van langdurige herinneringen en instandhouden van bestaande herinneringen. Wordt als eerste aangetast bij Alzheimer.
Identiteit
X is vooral het resultaat van keuzes die we maken op basis van onze ideeën over en onze betrokkenheid bij groepen (bijv. leeftijdsgenoten, land, geslachtsgenoten,...)
Informationele sociale invloed
Hierbij conformeren mensen zich aan anderen omdat ze écht geloven dat die anderen gelijk hebben.
Interseksualiteit
Bij X vertoont het lichaam zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken.
Klassieke conditionering
Is een vorm van leren waarbij een neutrale prikkel (de bel in het experiment van Pavlov) gekoppeld wordt aan een natuurlijke (=onvoorwaardelijke) prikkel (ruiken, zien van voedsel in het experiment van Pavlov). De neutrale prikkel wordt een voorwaardelijke prikkel. Hierbij zal de hond telkens beginnen te kwijlen wanneer hij de bel hoort.
Limbisch systeem
Zoogdierenbrein. Staat o.a. in voor emotie, geheugen (hippocampus), motivatie en genot.
Neurotransmitter
Boodschappers in het brein: via chemische overdracht worden signalen aan een volgende zenuwcel doorgegeven. Voorbeelden van X: adrenaline, serotonine,...
Normatieve sociale invloed
Hierbij conformeren mensen zich aan anderen om niet uitgesloten te worden van lidmaatschap van de groep, om spot te vermijden. Dit kan zelfs gebeuren in ondubbelzinnige situaties als het Asch-experiment: hier was het telkens duidelijk welke lijnen overeenkwamen en toch gaven verschillende proefpersonen, onder X, het verkeerde antwoord.