onregelmatige werkwoorden

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/29

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

infinitief, imperfectum, perfectum, auxiliary

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

30 Terms

1
New cards

begin, start

beginn

begon, begonnen

begonnen

zijn

2
New cards

understand

begrijpen

begreep, begrepen

begrepen

hebben

3
New cards

stay, remain

blijven

bleef, bleven

gebleven

zijn

4
New cards

bring

brengen

bracht, brachten

gebracht

hebben

5
New cards

think

denken

dacht, dachten

gedacht

hebben

6
New cards

do

doen

deed, deden

gedaan

hebben

7
New cards

carry, wear

dragen

droeg, droegen

gedragen

hebben

8
New cards

drink

drinken

dronk, dronken

gedronken

hebben

9
New cards

eat

eten

at, aten

gegeten

hebben

10
New cards

go

gaan

ging, gingen

gegaan

zijn

11
New cards

give

geven

gaf, gaven

gegeven

hebben

12
New cards

have

hebben

had, hadden

gehad

hebben

13
New cards

help

helpen

hielp, hielpen

geholpen

hebben

14
New cards

hold

houden

hield, hielden

gehouden

hebben

15
New cards

choose

kiezen

koos, kozen

gekozen

hebben

16
New cards

look

kijken

keek, keken

gekeken

hebben

17
New cards

come

komen

kwam, kwamen

gekomen

zijn

18
New cards

buy

kopen

kocht, kochten

gekocht

hebben

19
New cards

get, receive

krijgen

kreeg, kregen

gekregen

hebben

20
New cards

be able to

kunnen

kon, konden

gekund

hebben

21
New cards

laugh

lachen

lachte, lachten

gelachen

hebben

22
New cards

let

laten

liet, lieten

gelaten

hebben

23
New cards

read

lezen

las, lazen

gelezen

hebben

24
New cards

lie

liggen

lag, lagen

gelegen

hebben

25
New cards

appear, seem

lijken

leek, leken

geleken

hebben

26
New cards

walk

lopen

liep, liepen

gelopen

(zijn)

27
New cards

must, should

moeten

moest, moesten

gemoeten

hebben

28
New cards

be allowed to (to may)

mogen

mocht, mochten

gemogen

hebben

29
New cards

take

nemen

nam, namen

genomen

hebben

30
New cards

ride, drive

rijden

reed, reden

gereden

(zijn)