latijn voc 671-849

studium,ii O

studie, sympathie, ijver

centurio, centurionis M

centurio

collis, collis M

de heuvel

cohors, cohortis V

cohorte

communis + DAT is;is;e

gemeenschappelijk aan

equitatus, equitatus M

ruiterij

impetus, impetus M

aanval, opwelling

subire, \~eo

ondergaan, bestijgen, naderen

tot

zoveel

quot

hoeveel, (zoveel) als

circiter

ongeveer

quando

wanneer

quare

waarom

quo

waarheen

unde

vanwaar

an

of

\-ne

of

nonne?

toch wel?

num

toch niet? ; of

utrum…an

…of

cibus, i M

voedsel

libertus, i M

vrijgelatene

familia, ae V

gezin, personeel

hora, ae V

uur

lacrima, ae V

traan

mora, ae V

getreuzel, vertraging

statua, ae V

standbeeld

beneficium,ii O

weldaad

cubiculum, ii O

slaapkamer

ingenium, ii O

karakter, talent, verstand

verbum, i O

woord

certus, a,um

zeker

contentus + ABL a,um

tevreden ( met)

notus, a , um

bekend

ignotus, a, um

onbekend

posterus, a,um

volgend

proximus,a,um

dichtstbij, verwant

publicus, a,um

officieel, openbaar

ceteri, a,ae

de overige

iuvenis, is M

jongeman

mos, moris M

gewoonte

parentes, um M MV

ouders

fames, is V

honger

gens, is V

geslacht, voksstam

genus, generis O

afkomst, soort

turpis, is,e

lelijk, schandelijk

aedificare\~o

bouwen

expugnare\~o

veroveren

mandare\~o

toevertrouwen, opdagen

spectare\~o

bekijken, op het oog hebben

hortari\~or

aansporen

ardere\~eo

branden

complere\~eo

vullen

debere\~eo

moeten, verschuldigd zijn

flere\~eo

wenen(om)

iacere\~eo

liggen

iubere\~eo

bevelen

persuadere\~eo +DAT

overtuigen, overhalen

ridere\~eo

(uit)lachen

vereri\~eor

vrezen

accidere,\~it

het gebeurt

claudere\~o

sluiten

consistere\~o

halt houden, zich opstellen

currere\~o

lopen

descendere\~o

afdalen

excedere\~o

weggaan uit, overschrijden

intellegere\~o

begrijpen

legere\~o

lezen, kiezen, verzamelen

ostendere\~o

tonen

relinquere\~o

achterlaten, verlaten

statuere\~o

plaatsen, vaststellen, beslissen

tangere\~o

aanraken, bereiken, treffen

queri\~or

klagen over

uti\~or + ABL

gebruiken, omgaan met

scire\~io

weten

adicere\~io

toevoegen

pati\~ior

verdragen, toelaten

ait

zegt hij/zij

diu

lange tijd

huc

hierheen

interim

intussen

non solum…

sed etiam…

niet alleen…maar ook…

circum+acc

rondom

ne+conj

dat niet, niet te, opdat niet, dat

ut+conj

dat, te, opdat, dat

ut+ind

zoals,toen,wanneer

oculus,i M

oog

ager, agri M

veld

natura,ae V

natuur, aard

poena, ae V

boete, straf

aeternus, a,um

eeuwig

stultus,a,um

dwaas

coniunx, coniuugis V

de echtgenoot, de echtgenote

lex, legis V

de wet

instare\~o

in het nauw brengen, dreigen

optare\~o

wensen

vexare\~o

kwellen, plagen

dolere\~eo

lijden betreuren

bibere\~o

drinken

cernere\~o

in het oog krijgen, zien