Irregular Verbs - Part 4

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/19

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Dutch

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

20 Terms

1
New cards

to seem/resemble

lijken / leken / (hebben) geleken

2
New cards

to walk

lopen / liepen / (hebben/zijn) gelopen

3
New cards

to measure

meten / maten / (hebben) gemeten

4
New cards

to have to

moeten / moesten / (hebben) gemoeten

5
New cards

to may/to be allowed to

mogen / mochten / (hebben) gemogen

6
New cards

to take

nemen / namen / (hebben) genomen

7
New cards

to examine/research

onderzoeken / onderzochten / (hebben) onderzocht

8
New cards

to have breakfast

ontbijten / ontbeten / (hebben) ontbeten

9
New cards

to lack

ontbreken / ontbraken / (hebben) ontbroken

10
New cards

to remember/to abstain

onthouden / onthielden / (hebben) onthouden

11
New cards

to form

ontstaan / ontstonden / (zijn) ontstaan

12
New cards

to receive

ontvangen / ontvingen / (hebben) ontvangen

13
New cards

to design

ontwerpen / ontwierpen / (hebben) ontworpen

14
New cards

to pass away

overlijden / overleden / (zijn) overleden

15
New cards

to consider

overwegen / overwogen / (hebben) overwogen

16
New cards

to guess

raden / raaden / (hebben) geraden

17
New cards

to drive

rijden / reden / (hebben/zijn) gereden

18
New cards

to call/shout

roepen / riepen / (hebben) geroepen

19
New cards

to smell

ruiken / roken / (hebben) geroken

20
New cards

to separate / to divorce

scheiden / scheidden / (hebben/zijn) gescheiden