1/25
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
chunk
een geheugeneenheid (memory unit) die bestaat uit meerdere componenten die sterk met elkaar geassocieerd zijn
Brown/Peterson en Peterson-techniek
deelnemers krijgen enkele items die ze moeten onthouden. Vervolgens voeren ze een afleidende taak uit. Na enige tijd wordt hen gevraagd de oorspronkelijke items te herinneren. --> bleek dat informatie die langer dan 1 minuut in het geheugen wordt gehouden, vaak wordt vergeten.
Serial position effect
de U-vormige relatie tussen de positie van een woord in een lijst en de kans dat het wordt herinnerd. (recency & primacy effect)
Semantiek
de betekenis van woorden en zinnen. --> kan ook beïnvloeden hoe goed ze worden onthouden.
Proactieve interferentie
mensen hebben moeite met het leren van nieuw materiaal omdat eerder geleerd materiaal hun nieuwe leren blijft verstoren.
release from proactieve interferentie
wanneer de experimentator aan het einde overschakelt naar een volledig nieuwe categorie (bijv. van letters naar vormen), waardoor het leren net zo gemakkelijk wordt als bij het eerste item.
retroactieve interferentie
latere items bemoeilijken het verwerken van de eerste items.
working memory model heeft 4 componenten:
central executive
phonological loop
visuo-spatial sketchpad
episodic buffer
central executive
een modaliteitsvrije (modality-free), component van het werkgeheugen met beperkte capaciteit (limited capacity). De centrale uitvoerder (central executive) is betrokken bij bijna alle complexe cognitieve activiteiten, maar slaat geen informatie op. (prefrontale cortex is hierbij vooral betrokken)
executive processes
processen die het functioneren van het cognitieve systeem organiseren en coördineren om huidige doelen te bereiken.
Baddeley identificeerde 4 executive processen:
aandacht richten en concentreren
aandacht verdelen tussen 2 stimulusstromen
aandacht wisselen tussen taken
interactie met langetermijngeheugen
Miyake identificeerde 3 executive processen:
inhibition function (onderdrukt dominante reacties en afleiding)
Shifting function (wordt gebruikt om flexibel te kunnen switchen tussen taken/mentale sets.
Updating function (wordt gebruikt om de inhoud van het werkgeheugen te monitoren en snel dingen toe te voegen of te verwijderen)
Stroop task
een taak waarbij deelnemers de inkleur van gekleurde woorden moeten benoemen. Dit wordt vertraagd wanner de te benoemen kleur conflicteert met het woord zelf .
Dysexecutive syndrome
een aandoening waarbij schade aan de frontale kwabben leidt to beperkingen van de centraal executive van het werkgeheugen.
Stuss en Alexander identificeerde 3 (/4) processen toen ze dit het dysexecutive syndromen bestudeerde:
task setting (plannen)
monitoring (controleren van de taakprestatie)
energisation (aanhoudende aandacht en concentratie
Stuss voegde een vierde toe:
metacognition/integration (het herkennen van verschillen tussen wat iemand weet en gelooft)
phonological loop
een deel van het werkgeheugen waarin spraakgebaseerde informatie wordt verwerkt en opgeslagen en subvocalen articulatie plaatsvindt (stemmetje in je hoofd)
articulatory supression
snelle herhaling van een simpele klank die het articulatiecontroleproces van de phonological loop gebruikt
phonological similarity effect
bevinding dat directe seriële herinnering van verbaal materiaal vermindert wanneer items op elkaar lijken in klank
buren
woorden met dezelfde lengte, maar met slecht 1 letter verschillend (hoe meer buren, hoe beter het geheugen)
word-length effect
bevinding dat de verbale geheugencapaciteit afneemt bij langere woorden
visuo-spatial sketchpad
een component van het werkgeheugen die gebruikt wordt om visuele en ruimtelijke informatie te verwerken en kort op te slaan
Volgens Logie bestaat het visuo-spatial sketchpad uit 2 onderdelen:
visual cache: het deel dat informatie over visuele vorm en kleur opslaat
inner scribe: het deel dat ruimtelijke en bewegingsinformatie verwerkt
episodic buffer
een component van het werkgeheugen, passief en slaat geïntegreerde informatie kort op
er zijn 2 aparte Brain networks:
cognitieve control network
value-based decision-making network
cognitieve control network
bevat de dorsolaterale prefrontale cortex en anterior cingulate cortex, wordt geassocieerd met response inhibitie, conflict monitoring en wisselen van taken
value-based decision-making network
bevat de orbitofrontale, ventromediale en frontopolaire cortex, is sterk verbonden met het limbisch systeem, dat betrokken is bij emoties en waardebeoordelingen.