College 1: Inleiding & het intrapsychische domein

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/40

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

41 Terms

1
New cards

persoonlijkheidsleer

Een verzameling psychologische kenmerken en mechanismen in het individu die georganiseerd zijn en relatief stabiel zijn en die zijn/haar interacties met en aanpassing aan de intrapsychische, fysieke en sociale buitenwereld beïnvloeden

2
New cards

psychologische kenmerken:

eigenschappen, attituden, passies, afkeer, zichtbaarder voor andere bijv, extraversie en neuroticisme

3
New cards

psychologische mechanismen

inerten processen die gedrag beinvloeden, dit gebeurt meer van binnen

4
New cards

relatief stabiel zijn

dynamisch gestuurd: je stelt je eigenschappen af op wat er op dat moment van jou wordt gevraag, niet elk persoonlijkheidstrek is op elk moment zichtbaar, hangt van de context af

5
New cards

interactie met de omgeving

hoe jij omgaat met je omgeving> perceptie, selectie, evocatie en manipulatie

6
New cards

niveau’s om persoonlijkheid te bestuderen

  1. menselijke aard > hoe zijn mensen als soort in het algemeen?

  2. individuele en groepsverschillen > hoe verschillen mensen van elkaar of als groepen?

    1. individuele uniekheid > wat maakt een persoon echt uniek in zijn manier van denken, voelen fen handelen?

7
New cards

6 domeinen van handelen

  1. dispositioneel

  2. biologisch

  3. intrapsychisch

  4. cognitief- experimenteel

  5. sociaal- cultureel

  6. aanpassing

8
New cards

dispositionele domein

beschrijft modellen die over basla eigenschappen gaan die mensen van elkaar onderscheiden

Costa & McCrae (big five model)

9
New cards

biologische domein

genetische, fysiologische en evolutionaire invloeden op persoonlijkheid. bijv in hoeverre is persoonlijkheid erfeljk?

Eysenck (biologische traittheorie)

10
New cards

intrapsychische domein

innerlijk processen mentale processen (zoals motieven en onbewuste conflicten, den aan Freud)

11
New cards

cognitief- experimenteel domein

Cognities en subjectieve ervaringen, gaat over denken, emoties, doelen en zelfbeeld. Bijv. hoe iemands zelfwaardering beïnvloedt hoe hij met falen omgaat

George Kelly (persoonlijke constructtheorie)

Carl Rogers (persoonsgerichte theorie) s

12
New cards

sociaal- culturele domein

wederzijdse beïnvloeding, wat voor effect heeft sociale context, cultuur, sekserollen op gedrag

13
New cards

aanpassingsdomein

he persoonlijkheid invloed heeft op coping, gezondheid en psychopathologie. bijv, neuroticisme is vaak gerelateerd aan angststoornissen

14
New cards

standaarden van persoonlijkheidstheorieën

volledigheid, heuristische waarde, toetsbaarheid, verenigbaarheid in intergratie met andere kennis, zuinigheid

15
New cards

volledigheid

16
New cards

heuristische waarde

17
New cards

toetsbaarheid

18
New cards

verenigbaarheid en intergratie met andere kennis

19
New cards

zuinigheid

20
New cards

skinners (persoonljkheids) theorie - operant conditioneren

- Persoonlijkheid is het resultaat van iemand bekrachtiging en straf

- je kan iemands persoonlijkheid alleen veranderen als de omgeving wordt veranderd

21
New cards

4 hoofdbronnen voor het meten van persoonlijkheid (LOTS- model)

Levenskenmerken- publieke beschikbaarheid

Observaties

Gestandaardiseerde testen

Zelfrapportage

22
New cards

typeren theorieën

ontwikkelingstheorie vs non- ontwikkelingstheorie

stadium theorie vs continue ontwikkelingstheorie

voornamelijk beschrijvend vs verklarend

stabiliteit vs veranderlijkheid

23
New cards

concentric ring theorie

kern persoonlijkheid

kenmerkende responsen

rolgerelateerd gedrag

<p>kern persoonlijkheid </p><p>kenmerkende responsen </p><p>rolgerelateerd gedrag </p>
24
New cards

waarom is persoonljikheidsleer relavant?

omdat theorieën worden besproken over (de ontwikkeling van) kenmerken individu en mechanismen die ten grondslag liggen aan ontwikkeling. Het geeft aangrijp punten voor interventies en het helpt om gedrag te voorspellen.

25
New cards

sigmund Freud (1856 – 1939)

Deze theorie hoort bij het intrapsychische domein

Het mensbeeld was in deze tijd dat de mens ver boven de dieren stond, maar hij dacht hier anders over. De heuristische waarde van zijn theorie was dat hij juist de nadruk legde op het irrationele deel van mensen.

Psychoseksuele ontwikkeling & structurele opbouw van de persoonlijkheid (id, ego, super ego)

26
New cards

Psychoseksuele ontwikkeling

De persoonlijkheidsontwikkeling loopt parallel aan de seksuele ontwikkeling (de biologische rijping) van de mens

27
New cards

Structurele opbouw persoonlijkheid volgens freud

Id

Primitieve, biologische impulsen (seks en agressie) waarvan de levensenergie het libido is (de zin die je hebt om te overleven
Pleasure principle, heel erg gericht op directe beloning

Ego

Ontwikkelt zich om de impulsen van het id te reguleren
Ook al wil het id van alles doen, het ego reguleert die verlangens en is realistisch, het kijkt naar wat acceptabel is vanuit het superego
Werkt vanuit het reality principle

Superego

Het deel wat bestaat uit je ideale beeld en wie je graag zou willen zijn
Komt uit de gewetensfunctie en is heel perfectionistisch
Internalisatie van maatschappelijke normen en waarden

28
New cards

waarom word Freud’s psychoanalytische model de persoonlijkheid opgevat als een gesloten energiesysteem?

> De mentale energie circuleert tussen het id, ego en superego

> Deze energie is beperkt: als er veel energie wordt gebruikt om impulsen te onderdrukken of conflicten op te lossen, is er minder beschikbaar voor andere taken

29
New cards

Het radijs-experiment van Baumeister et al. (1998)

toont aan dat zelfcontrole een beperkte bron is. Deelnemers die radijsjes moesten eten in plaats van lekkere koekjes gebruikten al hun wilskracht op, waardoor ze daarna minder doorzettingsvermogen hadden bij een moeilijke taak.

Dit ondersteunt het idee van ego depletion: zelfcontrole put mentale energie tijdelijk uit.

30
New cards

Freud verdeelde de geest in drie bewustzijnsniveaus:

Bewust: Gedachten en gevoelens waar we ons op dit moment bewust van zijn

Voorbewust: Informatie die niet actief in ons bewustzijn is, maar gemakkelijk toegankelijk is

Onbewust: Bevat verdrongen herinneringen en verlangens die invloed uitoefenen op gedrag zonder dat we ons daarvan bewust zijn

31
New cards

Freudiaanse verspreking

Soort van verkapte signalen van het onbewuste. Dat je bijvoorbeeld per ongeluk hatelijke groeten in plaats van hartelijke groeten zegt, omdat je diegene haat. Of wanneer je een afspraak vergeet denkt Freud er meteen aan na dat je dat onbewust wel met een reden doet.

32
New cards

fixatie

Vastzitten in een ontwikkelings fase beïnvloedt latere persoonlijkheid, dan is er vaak een behoefte om de realiteit een beetje te vervalsen

33
New cards

regressie

In stressvolle situaties kan iemand ‘terugvallen’ naar gedrag uit een eerder stadium

34
New cards

Psychoseksuele ontwikkelingsfasen

Freud stelde dat kinderen door vijf psychoseksuele fasen gaan (oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal), waarbij in elke fase een ander lichaamsdeel centraal staat in het zoeken naar genot. Problemen in een fase kunnen leiden tot fixaties die later gedrag beïnvloeden.

Een baby begint met alleen maar id. tijdens de interactie met de primaire verzorger begint het ego, tijdens orale fase. Daarna ontwikkelt het superego zich pas, vanaf ongeveer 3 jaar. De grootte van die onderdelen (id, ego, superego) en de manier waarin ze met elkaar omgaan bepalen hoe jij bent.

<p><span>Freud stelde dat kinderen door vijf psychoseksuele fasen gaan (oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal), waarbij in elke fase een ander lichaamsdeel centraal staat in het zoeken naar genot. Problemen in een fase kunnen leiden tot fixaties die later gedrag beïnvloeden.</span></p><p>Een baby begint met alleen maar id. tijdens de interactie met de primaire verzorger begint het ego, tijdens orale fase. Daarna ontwikkelt het superego zich pas, vanaf ongeveer 3 jaar. De grootte van die onderdelen (id, ego, superego) en de manier waarin ze met elkaar omgaan bepalen hoe jij bent.</p>
35
New cards

de psychoseksuele stadia en fixaties

Orale fase (0-1 jaar) – genot via mond; fixatie → roken, overmatig eten, afhankelijkheid

Anale fase (1-3 jaar) – beheersing en zindelijkheid; fixatie → perfectionisme of slordigheid, opstandigheid

Fallische fase (3-6 jaar) – ontdekking van genitaliën; Egocentrisme, jaloezie, minderwaardigheid

Latente fase (6-12 jaar) – rust in seksuele ontwikkeling door; focus op school & vriendschappen

Genitale fase (12+) – volwassen seksualiteit, balans tussen geven en nemen in relaties. Succesvolle ontwikkeling leidt tot stabiele, volwassen persoonlijkheid

36
New cards

Blindsight

dit is een neurologisch fenomeen waarbij mensen die klinisch blind zijn toch objecten kunnen lokaliseren of beweging waarnemen zonder bewuste visuele ervaring. Dit komt doordat visuele informatie via alternatieve hersenpaden wordt verwerkt. Het toont aan dat onbewuste informatie gedrag kan beïnvloeden.

37
New cards

Transactioneel model

Persoonlijkheidsontwikkeling is een samenspel tussen biologische rijping en sociale omgeving (ouders, cultuur, opvoeding). Het kind reageert niet passief op de omgeving, maar beïnvloedt die ook actief → transactionele interactie

38
New cards

Bijdrage van de theorie Freud

Alomvattende persoonlijkheidsmodel: eerste poging tot een geïntegreerde theorie van menselijk gedrag

> Vocabulaire: termen als  id, ego, superego, verdringing, projectie worden nu nog gebruikt
> Het onbewuste als drijvende kracht van gedrag
> Belang van vroege kindertijd in de persoonlijkheidsvorming
> Grondslag voor latere theorieën als:
° Hechtingstheorie, Ego-psychologie & Moderne psychodynamische therapieën

39
New cards

kritiek op freud

toetsbaarheid, overmatig nadruk op seksualiteit, onvoldoende aandacht voor vrouwelijke ontwikkeling, andere dan hetero als ‘afwijking beschrijven’, gebaseerd op volwassen

40
New cards

Toepassingen Freud’s theorie

- Psychoanalytische therapie: nadruk op inzicht in onbewuste conflicten

- Opvoeding en jeugdzorg: bewustwording van het belang van vroege ervaringen

- Therapeutische concepten geïntegreerd in andere behandelvormen

- Onderzoek & inspiratiebron: psychodynamische perspectieven blijven invloedrijk

41
New cards

Kwaliteiten theorie van freud

Volledigheid + + +

Heuristische waarde +++

Toetsbaarheid +

Zuinigheid +

Verenigbaarheid & integratie met andere kennis +