1/40
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
persoonlijkheidsleer
Een verzameling psychologische kenmerken en mechanismen in het individu die georganiseerd zijn en relatief stabiel zijn en die zijn/haar interacties met en aanpassing aan de intrapsychische, fysieke en sociale buitenwereld beïnvloeden
psychologische kenmerken:
eigenschappen, attituden, passies, afkeer, zichtbaarder voor andere bijv, extraversie en neuroticisme
psychologische mechanismen
inerten processen die gedrag beinvloeden, dit gebeurt meer van binnen
relatief stabiel zijn
dynamisch gestuurd: je stelt je eigenschappen af op wat er op dat moment van jou wordt gevraag, niet elk persoonlijkheidstrek is op elk moment zichtbaar, hangt van de context af
interactie met de omgeving
hoe jij omgaat met je omgeving> perceptie, selectie, evocatie en manipulatie
niveau’s om persoonlijkheid te bestuderen
menselijke aard > hoe zijn mensen als soort in het algemeen?
individuele en groepsverschillen > hoe verschillen mensen van elkaar of als groepen?
individuele uniekheid > wat maakt een persoon echt uniek in zijn manier van denken, voelen fen handelen?
6 domeinen van handelen
dispositioneel
biologisch
intrapsychisch
cognitief- experimenteel
sociaal- cultureel
aanpassing
dispositionele domein
beschrijft modellen die over basla eigenschappen gaan die mensen van elkaar onderscheiden
Costa & McCrae (big five model)
biologische domein
genetische, fysiologische en evolutionaire invloeden op persoonlijkheid. bijv in hoeverre is persoonlijkheid erfeljk?
Eysenck (biologische traittheorie)
intrapsychische domein
innerlijk processen mentale processen (zoals motieven en onbewuste conflicten, den aan Freud)
cognitief- experimenteel domein
Cognities en subjectieve ervaringen, gaat over denken, emoties, doelen en zelfbeeld. Bijv. hoe iemands zelfwaardering beïnvloedt hoe hij met falen omgaat
George Kelly (persoonlijke constructtheorie)
Carl Rogers (persoonsgerichte theorie) s
sociaal- culturele domein
wederzijdse beïnvloeding, wat voor effect heeft sociale context, cultuur, sekserollen op gedrag
aanpassingsdomein
he persoonlijkheid invloed heeft op coping, gezondheid en psychopathologie. bijv, neuroticisme is vaak gerelateerd aan angststoornissen
standaarden van persoonlijkheidstheorieën
volledigheid, heuristische waarde, toetsbaarheid, verenigbaarheid in intergratie met andere kennis, zuinigheid
volledigheid
heuristische waarde
toetsbaarheid
verenigbaarheid en intergratie met andere kennis
zuinigheid
skinners (persoonljkheids) theorie - operant conditioneren
- Persoonlijkheid is het resultaat van iemand bekrachtiging en straf
- je kan iemands persoonlijkheid alleen veranderen als de omgeving wordt veranderd
4 hoofdbronnen voor het meten van persoonlijkheid (LOTS- model)
Levenskenmerken- publieke beschikbaarheid
Observaties
Gestandaardiseerde testen
Zelfrapportage
typeren theorieën
ontwikkelingstheorie vs non- ontwikkelingstheorie
stadium theorie vs continue ontwikkelingstheorie
voornamelijk beschrijvend vs verklarend
stabiliteit vs veranderlijkheid
concentric ring theorie
kern persoonlijkheid
kenmerkende responsen
rolgerelateerd gedrag
waarom is persoonljikheidsleer relavant?
omdat theorieën worden besproken over (de ontwikkeling van) kenmerken individu en mechanismen die ten grondslag liggen aan ontwikkeling. Het geeft aangrijp punten voor interventies en het helpt om gedrag te voorspellen.
sigmund Freud (1856 – 1939)
Deze theorie hoort bij het intrapsychische domein
Het mensbeeld was in deze tijd dat de mens ver boven de dieren stond, maar hij dacht hier anders over. De heuristische waarde van zijn theorie was dat hij juist de nadruk legde op het irrationele deel van mensen.
Psychoseksuele ontwikkeling & structurele opbouw van de persoonlijkheid (id, ego, super ego)
Psychoseksuele ontwikkeling
De persoonlijkheidsontwikkeling loopt parallel aan de seksuele ontwikkeling (de biologische rijping) van de mens
Structurele opbouw persoonlijkheid volgens freud
Id
Primitieve, biologische impulsen (seks en agressie) waarvan de levensenergie het libido is (de zin die je hebt om te overleven
Pleasure principle, heel erg gericht op directe beloning
Ego
Ontwikkelt zich om de impulsen van het id te reguleren
Ook al wil het id van alles doen, het ego reguleert die verlangens en is realistisch, het kijkt naar wat acceptabel is vanuit het superego
Werkt vanuit het reality principle
Superego
Het deel wat bestaat uit je ideale beeld en wie je graag zou willen zijn
Komt uit de gewetensfunctie en is heel perfectionistisch
Internalisatie van maatschappelijke normen en waarden
waarom word Freud’s psychoanalytische model de persoonlijkheid opgevat als een gesloten energiesysteem?
> De mentale energie circuleert tussen het id, ego en superego
> Deze energie is beperkt: als er veel energie wordt gebruikt om impulsen te onderdrukken of conflicten op te lossen, is er minder beschikbaar voor andere taken
Het radijs-experiment van Baumeister et al. (1998)
toont aan dat zelfcontrole een beperkte bron is. Deelnemers die radijsjes moesten eten in plaats van lekkere koekjes gebruikten al hun wilskracht op, waardoor ze daarna minder doorzettingsvermogen hadden bij een moeilijke taak.
Dit ondersteunt het idee van ego depletion: zelfcontrole put mentale energie tijdelijk uit.
Freud verdeelde de geest in drie bewustzijnsniveaus:
Bewust: Gedachten en gevoelens waar we ons op dit moment bewust van zijn
Voorbewust: Informatie die niet actief in ons bewustzijn is, maar gemakkelijk toegankelijk is
Onbewust: Bevat verdrongen herinneringen en verlangens die invloed uitoefenen op gedrag zonder dat we ons daarvan bewust zijn
Freudiaanse verspreking
Soort van verkapte signalen van het onbewuste. Dat je bijvoorbeeld per ongeluk hatelijke groeten in plaats van hartelijke groeten zegt, omdat je diegene haat. Of wanneer je een afspraak vergeet denkt Freud er meteen aan na dat je dat onbewust wel met een reden doet.
fixatie
Vastzitten in een ontwikkelings fase beïnvloedt latere persoonlijkheid, dan is er vaak een behoefte om de realiteit een beetje te vervalsen
regressie
In stressvolle situaties kan iemand ‘terugvallen’ naar gedrag uit een eerder stadium
Psychoseksuele ontwikkelingsfasen
Freud stelde dat kinderen door vijf psychoseksuele fasen gaan (oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal), waarbij in elke fase een ander lichaamsdeel centraal staat in het zoeken naar genot. Problemen in een fase kunnen leiden tot fixaties die later gedrag beïnvloeden.
Een baby begint met alleen maar id. tijdens de interactie met de primaire verzorger begint het ego, tijdens orale fase. Daarna ontwikkelt het superego zich pas, vanaf ongeveer 3 jaar. De grootte van die onderdelen (id, ego, superego) en de manier waarin ze met elkaar omgaan bepalen hoe jij bent.
de psychoseksuele stadia en fixaties
Orale fase (0-1 jaar) – genot via mond; fixatie → roken, overmatig eten, afhankelijkheid
Anale fase (1-3 jaar) – beheersing en zindelijkheid; fixatie → perfectionisme of slordigheid, opstandigheid
Fallische fase (3-6 jaar) – ontdekking van genitaliën; Egocentrisme, jaloezie, minderwaardigheid
Latente fase (6-12 jaar) – rust in seksuele ontwikkeling door; focus op school & vriendschappen
Genitale fase (12+) – volwassen seksualiteit, balans tussen geven en nemen in relaties. Succesvolle ontwikkeling leidt tot stabiele, volwassen persoonlijkheid
Blindsight
dit is een neurologisch fenomeen waarbij mensen die klinisch blind zijn toch objecten kunnen lokaliseren of beweging waarnemen zonder bewuste visuele ervaring. Dit komt doordat visuele informatie via alternatieve hersenpaden wordt verwerkt. Het toont aan dat onbewuste informatie gedrag kan beïnvloeden.
Transactioneel model
Persoonlijkheidsontwikkeling is een samenspel tussen biologische rijping en sociale omgeving (ouders, cultuur, opvoeding). Het kind reageert niet passief op de omgeving, maar beïnvloedt die ook actief → transactionele interactie
Bijdrage van de theorie Freud
Alomvattende persoonlijkheidsmodel: eerste poging tot een geïntegreerde theorie van menselijk gedrag
> Vocabulaire: termen als id, ego, superego, verdringing, projectie worden nu nog gebruikt
> Het onbewuste als drijvende kracht van gedrag
> Belang van vroege kindertijd in de persoonlijkheidsvorming
> Grondslag voor latere theorieën als:
° Hechtingstheorie, Ego-psychologie & Moderne psychodynamische therapieën
kritiek op freud
toetsbaarheid, overmatig nadruk op seksualiteit, onvoldoende aandacht voor vrouwelijke ontwikkeling, andere dan hetero als ‘afwijking beschrijven’, gebaseerd op volwassen
Toepassingen Freud’s theorie
- Psychoanalytische therapie: nadruk op inzicht in onbewuste conflicten
- Opvoeding en jeugdzorg: bewustwording van het belang van vroege ervaringen
- Therapeutische concepten geïntegreerd in andere behandelvormen
- Onderzoek & inspiratiebron: psychodynamische perspectieven blijven invloedrijk
Kwaliteiten theorie van freud
Volledigheid + + +
Heuristische waarde +++
Toetsbaarheid +
Zuinigheid +
Verenigbaarheid & integratie met andere kennis +