1/25
Flashcards in Dutch
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Zwaartepunt
Het 'balanspunt' van een object waar het gewicht gelijk verdeeld is en het object stabiel blijft.
Zwaartekracht
Een aantrekkingskracht tussen alle objecten met massa, waardoor objecten naar elkaar toe worden getrokken.
Normaalkracht
Een kracht die loodrecht staat op het oppervlak waarop een voorwerp rust en die voorkomt dat het voorwerp erdoorheen zakt.
Eerste wet van Newton (Traagheidswet)
Een object blijft in rust of beweegt met een constante snelheid, tenzij er een netto resulterende kracht op werkt.
Tweede wet van Newton
De versnelling van een object is recht evenredig met de resulterende kracht en omgekeerd evenredig met de massa: F = m * a.
Derde wet van Newton
Als een voorwerp A een kracht uitoefent op voorwerp B, oefent voorwerp B een gelijke, maar tegengestelde kracht uit op voorwerp A.
Kracht
Een maat voor het duwen of trekken aan een voorwerp, wat kan leiden tot een verandering van snelheid of vervorming.
Veldkracht
Een kracht die op afstand werkt, zoals zwaartekracht.
Contactkracht
Een kracht die alleen optreedt wanneer er direct contact is tussen twee voorwerpen.
Puntmassa
Een vereenvoudigde representatie van een object waarbij alle massa wordt geconcentreerd in één punt.
Vectoriële grootheid
Een grootheid met een grootte, richting en zin.
Zwaartekrachtsvector
De vector die de zwaartekracht op een object aangeeft, wijzend naar het centrum van de aarde.
Zwaarteveldsterkte (g)
De kracht waarmee een hemellichaam trekt aan een massa van één kilogram, uitgedrukt in N/kg of m/s².
Normaalkracht
Een kracht die een ondersteuning uitoefent op een voorwerp, loodrecht op het steunoppervlak.
Gewicht
De kracht die een voorwerp uitoefent op zijn ondersteuning.
Massapunt
Een punt in het midden van een voorwerp waarin alle krachten worden samengelegd.
Resulterende kracht
De gecombineerde kracht die overblijft nadat alle individuele krachten op een voorwerp zijn opgeteld.
Snelheidsverandering
Een verandering in de grootte of richting van de snelheidsvector.
Statische wrijving
Wrijving die optreedt wanneer twee oppervlakken in contact zijn, maar nog niet bewegen ten opzichte van elkaar.
Dynamische wrijving
Wrijving die optreedt wanneer twee oppervlakken ten opzichte van elkaar bewegen.
Rolwrijving
Wrijving die optreedt wanneer een voorwerp over een oppervlak rolt.
Arbeid
De kracht die nodig is om een object over een bepaalde afstand te verplaatsen
Energie
Het vermogen om arbeid te verrichten of een verandering teweeg te brengen.
Kinetische energie
Dit is de energie die een voorwerp heeft vanwege zijn beweging
Potentiële energie
Dit is de energie die een voorwerp heeft vanwege zijn positie of hoogte
Potentiële zwaarteveldenergie
De energie van een object als gevolg van zijn verhoogde positie