Engels woordenschat - U6

red apple

rode appel

tomato (tomatoes)

tomaat

raspberry (raspberries)

framboos

pomegranate

granaatappel

grapefruit

pompelmoes

strawberry (strawberries)

aardbei

cherry (cherries)

kers

watermelon

watermeloen

radish

radijs

red onion

rode ui/ajuin

red pepper

rode paprika

rhubarb

rabarber

lemon

citroen

orange

sinaasappel / appelsien

pineapple

ananas

peach

perzik

pumpkin

pompoen

mango (mangoes)

mango

pear

peer

melon

meloen

carrot

wortel

sweet corn

maïs

blueberry (blueberries)

blauwbes

blackberry (blackberries)

braambes

plum

pruim

beetroot

rode biet

red cabbage

rode kool

aubergine (Br. E.) / eggplant (Am. E.)

aubergine

red grapes

rode druiven

banana

banaan

mushroom

champignon (eetbare paddenstoel)

asparagus

asperge

garlic

look

onion

ui / ajuin

turnip

raap

nuts

noten

potato (potatoes)

aardappel

cauliflower

bloemkool

leek

prei

parsnip

pastinaak

green apple

groene appel

kiwi

kiwi

green beans

groene bonen

broccoli

broccoli

Brussel sprouts

spruitjes

lettuce

kropsla

courgette (Br. E.) / zucchini (Am. E.)

courgette

green grapes

groene druiven

lime

limoen

cucumber

komkommer

celery

selderij

green pepper

groene paprika

peas

erwten

spinach

spinazie

beef

rundvlees

sausage

worst

minced meat

gehakt

lamb

lamsvlees

chicken

kip

pork

varkensvlees

shrimp / prawn

garnaal

salmon

zalm

seafood

zeevruchten, vis en schaaldieren

cod

kabeljauw

tofu

tofu