1/38
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
waardoor kwam er een welvaartsstijging van na de WOII in?
- productiviteitsstijging
- sociale bescherming
- progressiviteit van personenbelasting
-> Sociaal Pact lag hiervoor aan de basis
relatief recent: stagnatie en verwachte daling van het welvaartspijl?
-> wat is daarvoor verantwoordelijk?
- vergrijzing/verzilvering
- ontgroening (dalend geboortecijfer)
- gezinsverdunning
Poorer than their Parents
kinderen zullen minder welvarend zijn dan hun ouders
vergrijzing
het aandeel van ouderen in de bevolking stijgt -> hierdoor zijn er stelselmatig minder actieven om de pensioenen en kosten voor de verzorging van senioren te dragen
-> geldt vooral voor landen als België, waar een retributiesysteem bestaat
retributiesysteem
de economisch actieven van vandaag dragen bij aan de pensioenen van vandaag
(alternatief: kapitalisatiesysteem; geld opzijleggen voor de eigen toekomstige pensioenen)
verzilvering
toenemend aandeel van de oudste ouderen binnen de oudere bevolking
ontgroening
aandeel jongeren in de bevolking vermindert
-> miljoenen arbeidsplaatsen zullen daardoor niet ingevuld raken
hoe kunnen we de tekorten door ontgroening opvangen?
-> welke 'maar' is er?
migratiestromen -> in het verleden hebben deze er lang voor gezorgd dat het dalende geboortecijfer werd gecompenseerd
maar: nieuwkomers gaan zich op dat vlak ook aanpassen aan het gastland (dr socialisatie) -> gemiddelde kinderaantal gedaald
wat is gezinsverdunning? en wat zijn de belangrijkste factoren hiervoor?
+ waartoe leidt de gezinsverdunning?
het dalende aantal leden per huishouden
belangrijkste factoren:
- toename aantal alleenstaanden
- afname van aantal kinderen per gezin
-> 'woningverdunning': per bewoner zijn er meer kamers beschikbaar, minder mensen delen dus een woning
2 fundamentele technologische doorbraken?
- eerste transitie: begonnen bij de stoommachine, daarna introductie weefgetouwen, spoorwegen, elektriciteit en chemische industrie, ...
-> kapitaalintensieve karakter, waardoor fabrieksproductie noodzakelijk (Taylor en Ford)
- tweede transitie: robotisering & digitalisering
waardoor wordt de 'tweede transitie' gekenmerkt?
door disrupties: technologische innovaties gooien veel sneller en grondiger de economie overhoop
netwerksamenleving
een samenleving waarin het creëren van en deelnemen aan netwerken centraal staan
-> hierdoor ontstaan nieuwe organisatievormen- en structuren (= nieuwe morfologie)
welke verschuiving in arbeid heeft er plaatsgevonden?
primaire -> secundaire -> tertiaire -> quartaire sector
van tertiair -> quartair:
- nieuwe jobs ontstonden
- aanbod jobs sterk gedifferentieerd: op vlak van kennis & vaardigheden, scholingsgraad, ... -> niet meer zo eenvoudig om mensen in te delen in klassen obv hun beroep
wat impliceert technologisering niet noodzakelijk?
dat menselijke arbeid overbodig wordt: bij robotisering blijft een backoffice nodig, die moet zorgen voor monitoring en eventuele bijsturing
polarisering op de arbeidsmarkt
bovenkant: hooggeschoolde lovely jobs -> ondergaan kennisintensifiëring
onderkant: lousy jobs -> ondergaan deskilling
-> dit proces wordt versterkt dr het verdwijnen van traditionele middenklassenbanen
onderzoek: in welke mate zijn huidige banen gevoelig voor digitalisering?
-> wat is de conclusie?
conclusie = bijna de helft van de banen loopt het risico om door digitalisering te verdwijnen
-> leidt tot jobless growth = economische groei zonder dat er banen bijkomen
-> hoger geschoolde werknemers meer overlevingskansen
kan de uitstoot van arbeid worden opgevangen door arbeidscreatie voor het bevredigen van nieuwe behoeften?
Technologische innovaties hebben in het verleden netto meer werkgelegenheid gecreëerd, maar de huidige arbeidsuitstoot (verlies van banen) door automatisering en digitalisering kan alleen worden opgevangen als er nieuwe vormen van werk ontstaan die inspelen op veranderende behoeften in de samenleving. Daarbij profiteren vooral hoogopgeleiden, terwijl laaggeschoolden het risico lopen buitenspel te worden gezet.
waarvan is culturele globalisering in zekere zin de voorzetting?
van een ontwikkeling die begon met het ontstaan van natiestaten:
-> toen werd voor het eerst de aanzet gegeven tot collectieve identiteitsbeleving die lokale culturen oversteeg vb. via nationaal onderwijssysteem
-> politieke stromingen (liberalisme en socialisme) overstegen dan weer nationale culturen
globalisering: naar wat verwijst het?
voortdurend proces waarbij de eco, politieke en culturele interacties van mensen en organisaties uit verschillende staten elkaar in toenemende mate beïnvloeden en met elkaar wereldwijd worden verweven binnen een brede waaier van netwerken
4 dimensies van globalisering
1) economische globalisering
2) politieke
3) culturele
4) sociale
economische globalisering
= dominante inkleuring van globalisering
- spreiden van productielijnen over de hele wereld, internationalisering van afzetmarkten & arbeidsmarkten en het wereldwijde consumeren van dezelfde producten
- mogelijk dr ontwikkelingen qua vervoer, telecommunicatie in combinatie met liberalisering van de markten
internationalisering -> scherpe internationale arbeidsdeling
arbeidsintensieve productie vindt in toenemende mate plaats in landen met lage lonen
& kennisintensieve productie vindt plaats in Westerse landen
liberalisering vs protectionisme
lange tijd heerste het idee van grenzeloze liberale economie -> nu tegenstand van protectionsime:
- regulerende rol van de OH opnieuw versterken
- focus op behoud van nationale welvaartsstaten
politieke globalisering
er ontstaan steeds meer supranationale regulerende overheden = overheden die boven nationale niveau staan en beslissingen nemen die boven de nationale wetgeving staan (G7: Canada, Duitsland, Fr, Italië, Japan, VK en VS - EU, WTO)
-> soevereine politieke besluitvorming vd nationale staat steeds meer onder druk
-> veel nieuwe internationale sociale bewegingen ontstaan (zij bevragen kritisch de aspecten van mondialisering)
vermoeden: globalisering -> polarisering binnen het politieke bestel
opdeling van de samenleving in 2 homogene & antagonistische groeperingen:
- 'corrupte' elite
- het volk
-> zij worden tegen elkaar uitgespeeld dr het populisme
populisme
- een moralistische verbeelding van de politiek
- een manier om naar de politieke wereld te kijken die een moreel zuiver en verenigd volk contrasteert met elites waarover wordt beweerd dat ze corrupt zijn of moreel-inferieur
- ze zijn altijd anti-pluralistisch: alleen zij en niemand anders vertegenwoordigen het volk
- ze jagen het volk schrik aan en krijgen ze zo in hun macht
effecten van populisme in Europa
men heeft heimwee nr vroegere grenzen die er waren:
-> terugkeer nr die grenzen en afwijzen van supranationale instellingen
-> politiek agendapunt voor uiterst rechts, maar ook vr uiterst links
-> sommige partijen gebruiken het als een dekmantel voor het ontmantelen van
a) democratische verworvenheden (media, rechten van minderheden)
b) rechtsstaat (scheiding der machten afschaffen)
pluszijde en minzijde populisme
PLUS: populisme schuift thema's naar voren waar men zich om bekommert, maar die elites negeren
MIN: populisme ontkent het bestaan van tegengestelde belangen en opinies binnen het volk
culturele globalisering
- = de internationale verspreiding van standaardproducten in de populaire cultuur via (sociale) media
- Hollywood, Bollywood (Hindi-filmindustrie), Netflix, Spotify, ...
- wereldgodsdiensten, sectaire bewegingen
- Engels: nieuwe lingua franca: populair, economisch en wetenschappelijk
sociale globalisering
hierbij wordt globalisering gezien als een proces waarbij het sociaal handelen minder afhankelijk wordt van tijd en ruimte
-> voordien losstaande & afhankelijke plekken worden voor hun functioneren steeds afhankelijker van andere plekken die soms ver verwijderd zijn
-> natie-staat als analyse-eenheid dus niet meer zo relevant voor de sociologie, maar nog steeds heel belangrijk!
waarop legt EU sterke aandacht? waarvoor is de aandacht beperkt?
op economische randvoorwaarden (= basisvoorwaarden om een economie goed te laten functioneren) en de aandacht voor sociale dimensie is erg beperkt
hyperglobalisten
zien een steeds meer globaliserende wereld tot stand komen via economische en politieke veranderingsprocessen
sceptici (globalisering)
stellen dat de insensivering van internationale activiteiten een tijdelijk fenomeen is
transformalisten (globalisering)
vinden dat mondialisering vormgeeft aan nieuwe economische, politieke en sociale omstandigheden, die de klassieke natiestaat overstijgen
dit betekent: transformationalisten denken dat globalisering de wereld verandert. Landen blijven belangrijk, maar er komen nieuwe manieren van samenwerken en beslissen, ook over grenzen heen.
Bauman: liquid life
- afnemende vaste oriëntatiepunten (ideologische zuilen, voor wie katholiek: huwelijk, kerkelijke begrafenis, doop, ...)
- meer vrijheid
- minder geborgenheid (relaties worden broos, familiebanden worden minder belangrijk) -> individu staat er alleen voor
...
wat ontstaat er omdat we niet allemaal dezelfde keuzes maken?
diversiteit van levensstijlen en biografieën
-> er wordt à la carte vormgegeven aan het eigen leven
gevolgen van individualisering voor productie en verdeling van risico' en levenskansen
- sterke blootstelling à harde economische rationaliteit van het kapitalisme
-> doordat: minder sterke familiebanden om op te steunen
- vermarkting van sectoren die eerst sociale bescherming boden (sociale hulpverlening kan je tegenwoordig kopen als belegging)
illusies succes vs falen
- succes te danken aan eigen kunnen (men vergeet welvaartsstaat waardoor men de kans kreeg om kapitaal te ontwikkelen)
- falen/tegenslagen: men legt de schuld bij anderen, anderen moeten de schuld van hun mislukkingen bij zichzelf zoeken -> blaming the victim
mattheuseffect in de verzorgingsstaat
middenklassen nemen verhoudingsgewijs meer voordelen op dan wie een minder gunstige maatschappelijke positie bekleedt