1/22
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Onderzoeksvraag: kwan. vs kwal.
1) Kwantitatief
->hoe vaak komt het voor? Hoe lang duurt het?
~frequenties, verschillen (meer/minder), verbanden (correlatie), oorzaken (causaliteit)
2) Kwalitatief
->hoe voelt het slachtoffer zich? Wat is goede opl. mtp? Waarom pesten mensen?
~ontstaan & verloop (wie, wat, wanneer), subjectieve belevenis, subjectieve context…
Typische vragen kwal. onderzoek
+hoe data verzamelen over die vragen
1) Ontstaan & verloop (wat, wie, hoe?)
->rijke data: gedetailleerde beschrijvingen
2) Subjectieve beleving (hoe, waarom?)
->perspectief v/e individu: betekenis vd ervaring
3) Specifieke context (waar, wanneer?)
->natuurlijke settings: kenm. v/h dagelijks leven
Procesmodellen pesterijen
1) Strain theory
=pesterijen als stressgevolgen (bv: Vera & Georges)
-Proces: strain (frustratie) ->actief destructieve coping
->frustratie-agressie ->dader van pesterijen
2) Conflict theory
=pesterijen als geëscaleerde conflicten (bv: Marie & Leen)
-Proces: taakconflict of relationeel conflict ->destructieve conflicthantering ->conflict escaleert ->verliezer conflict als slachtoffer van pesterijen
Groepscultuur pesten
-Adhv inductie: nieuwe theorie (ipv conflict of stress)
1) In sommige teams: pestcultuur
2) Normalisering (negatief gedrag wordt groepsnorm, gewoonte)
3) Groepsleden worden daders
4) Alle nieuwkomers/buitenbeentjes worden slachtoffers
Zelfrapportage
=énige manier om te weten: hoe mensen iets ervaren & wat gevoelens en gedachten zijn
=informatie die persoon zelf geeft (vaak over gevoelens, gedachten…)
~perspectief op gedachten & gevoelens v/e persoon op bepaald moment
Welke info krijgen uit zelfrapportage?
-Kunnen wel krijgen:
1) Achtergrondinformatie vd deelnemer
2) Gevoelens
3) Attitudes & meningen
4) Intenties & verwachtingen
5) Kennis
6) Gedrag
-Kunnen niet krijgen:
1) Toekomstige gevoelens
2) Verbanden
->bv: “hoe denk je dat je je zal voelen”: vaak inaccurate voorspellingen! (mensen =bad predictive forecasters)
Kwan. opl. (zelfr. beter maken)
1) Geen retrospectieve bevraging
~hoe langer geleden, hoe moeilijker om ‘objectief’ te zijn
=>tijdspanne beperken! (dagboekstudies)
2) Voorkomen van sociale wenselijkheid
~mensen willen zich op sociaal acceptabele manier voorstellen (vooral bij: gevoelige thema’s, geen garantie anonimiteit, bepaalde vraagformuleringen…)
=>belang. formulering vragen!
3) Controleren voor ja-knikken/nee-knikken
->niet-oplettende deelnemers die inhoud vragenlijst niet bekijken
=>reverse items + reverse scoren
Kwal. opl. (zelfr. beter maken)
=zichtbaar maken van relatie & context!
->dus moet duidelijk zijn:
1. Wie is onderzoeker
2. Wat is zijn relatie tot het onderwerp & de respondent
3. Wat is belangrijk vr/d respondent
4. Hoe wil respondent zich presenteren?
Voorbereiding interview
1) Onderzoek conceptualiseren
2) Voorbereiding interview guide
3) Aanpassing aan specifieke steekproef
4) Interviewtrails: piloting
5) Tussen-interview-vergelijking
6) Communicatie tss interviewers
7) Steekproefcollectie
8) Managing van participanten
9) Interviewlocatie
Interview guide
=kapstok, skelet waaraan bep. topics & belangrijkste vragen hangen
->ook flexibiliteit nodig (niet rigoreus aan script vasthangen)
->niet te uitgebreid op alles ingaan (blijf bij doelen ond.)
Tijdens interview
1) Interview opnemen
2) Oriëntatiefase
3) Wat doet pl tijdens interview?
->geen nota’s, stiltes gebruiken, actief luisteren & bijsturen…
4) Beëindigen van interviews
->time out: checken interview guide (alles gedaan?)
->debriefing & pp bedanken
Na het interview
1) Hulp voor interviewer
->emotioneel mogelijks zwaar achteraf bij bep. onderwerpen
->mogelijkheid “buddy” (iemand die meehelpt aan onderzoek & zelfde doormaakt: sociale en em. steun)
2) Databeheer & databescherming
->goede opslag data: veilig & anoniem
3) Datatranscriptie
Voor- & nadelen volledig gestructureerd
~vaste vragen & vooraf bepaalde antw.
->gebruiken als je reeds weet wat belang. onderwerpen & vragen zijn
Voordelen:
1. Makkelijk te kwantificeren
2. Data vergelijkbaarheid & consistentie
3. Voor iedereen dezelfde vragen beantwoord
Nadelen:
1. Geen nieuwe ontdekkingen
2. Geen optie vr pp om eigen info toe te voegen
Vragen aanpassen
~volledig gestructureerd
1. Filter-vragen (bv: als je geen sport doet, dan worden vervolgvragen over sport niet gesteld)
2. Vragen op maat (bv: vragen als man of als vrouw)
3. Type respondenten (bv: niet gewend aan vragenlijsten)
Voor- & nadelen ongestructureerd
~onderwerpen aangeven maar geen specifieke vragen
-Voordeel: interview heeft vrij verloop (onverwachte vragen & antw. mogelijk)
-Nadeel: vaak moeilijker te analyseren
-Gebruiken als:
->weinig kennis over onderwerp
->interesse in spontane gedachtengang pp (perspectief & ervaring individu)
MAAR: volledig ongestructureerd bestaat niet (altijd wel een kader)
Semi-gestructureerd
~tijdens interview kan pl precieze verwoording & volgorde vragen veranderen ifv verloop interview
->laten leiden door pp
Kennistheorie interviews
1) Kwantitatief
1. Gestructureerd
->vragen relevant voor iedereen & door iedereen hetzelfde begrepen
2. Ongestructureerd
->exploratief (is slechts tweede keuze): enkel indien nog niet genoeg kennis
2) Kwalitatief
1. Geen gestructureerd
2. Ongestructureerd
->perspectief van pp (zoveel mogelijk aan woord laten)
Aandachtspunten interview maken
1) Vertrekpunt:
->theoretische vraag, insteek (wat wil je weten)
2) Outline: welke specifieke onderwerpen aan bod komen
->brainstromen, pilotstudies, informeren…
3) Versch types vragen
4) Volgorde vragen
->inhoudelijk belang: eerst band opbouwen & pas naar einde toe moeilijke vragen stellen (oppassen: primes!)
->hoofdvragen aan begin stellen
->eerst brede vragen, dan specifieker
5) Manier waarop men vragen formuleert
->geen suggestieve vragen
->geen veronderstellingen maken voordat je vraag stelt
Versch types vragen
1) Essentiële vragen
=onderwerp van onderzoek (kern wat je wil weten: hoofdvr.)
2) Extra/parallelle vragen
=zoeken zelfde antw. als essentiële hoofdvragen maar anders geformuleerd
3) Weggooivragen
=bij spanningen, gevoelige onderwerpen: afleidingsmanoeuvre (gesprek in goede banen houden)
4) Probes (bijkomende vragen)
=verder & dieper vragen op een antwoord
“kun je dat verder uitleggen, wat gebeurde toen…”
Primen
~antwoord pp is afhankelijk van voorgaande vraag
Bv: heeft uw moeder u ooit geslagen, gevolgd door ‘hoe is relatie met moeder’
->moet omgekeerd, anders respondent geprimed
Interview techniek
1) Actief luisteren
->oogcontact, lichtjes naar persoon buigen, “open” lichaamshouding maar niet nonchalant, bevestigen (knikken, uhum…)
2) Non-verbale communicatie
->uiterlijk & kledij aanpassen
->beleefdheidsvormen in andere culturen…
3) Interactie met geïnterviewde
->aanmoediging, soms nodige stiltes
->wees niet te opdringerig
->probing (doorvragen!!)
->nooit denken dat je antw. kan raden, vraag het!
=>actief luisteren & opvolgen!
Soorten probes
1) Open-ended
=om nog meer detail te krijgen
“Kan je me daar nog wat meer over vertellen?”
2) Open-ended
=om verduidelijking te vragen
“Kan je nog eens uitleggen wat je bedoelde?”
3) Gerichte bijvragen
=om nog meer gegevens te krijgen
“Wie was daar nog aanwezig? Wanneer/waar gebeurde dat precies?”
Sneeuwbalsteekproef
=iemand uit doelgroep die je reeds kent & je andere namen kan bezorgen