Kaarten: H2: scientific management | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/21

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

22 Terms

1
New cards

privaat-publiek continuüm = criteria

- eigendomscriterium
- financiringscriterium

2
New cards

historische wortels

De wetenschappelijke kennis over het management van organisaties is een langdurig en continu proces van analyse en falsificatie geweest.
- De wortels hiervan kunnen worden herleid tot de klassieke oudheid.

3
New cards

1814 – Francis Cabot Lowell

- Bracht de industriële revolutie naar de VS.
- Richtte de Boston Manufacturing Company (BMC) op: eerste geïntegreerde textielfabriek in de VS.
- Integratie = en productie, en bewerking en verkoop van textiel in 1 bedrijf steken.
- Rekruteerde ook vrouwen van 15-35 jaar als textielarbeiders (Lowell-girls): kregen minder salaris dan mannen, maar aantal voordelen (zoals kosthuizen met chaperonnes, liefdadigheidsactiviteiten).
- Om aan geld te geraken verkochten ze voor 1.000 dollar aandelen aan een selecte groep rijke investeerders -> was nieuw!

4
New cards

1821 – Robert Owen

- Grondlegger coöperatieven en Brits socialisme
- Probeerde overtuiging te gebruiken in plaats van lijfstraffen om zijn werknemers te motiveren.

-> Is een voorloper van moderne managementtechnieken als het publiceren van verkoop- en productiecijfers om afdelingstrots of competitie aan te moedigen.

5
New cards

1895 – Frederick W. Taylor

- Een Amerikaanse mechanisch ingenieur die industriële efficiëntie wilde verhogen.
-Geobsedeerd door orde en controle

-Hij wordt gezien als de vader van het wetenschappelijk management -> Taylorism
1) Specifieke arbeidsverdeling = wie doet wat?
2) Tijd- en bewegingstudies
3) Luiheid werknemers tegen gaan

6
New cards

Theoretisch grondslagen van het management

Ontwikkeling van verschillende managementmodellen als hulpmiddel om complexe omgeving te begrijpen.

- Opsplitsing in enkelvoudige (benadering vanuit 1 bepaalde invalshoek) en meervoudige (omgeving te complex -> nood aan hollistische visie) managementmodellen.

<p>Ontwikkeling van verschillende managementmodellen als hulpmiddel om complexe omgeving te begrijpen.</p><p></p><p>- Opsplitsing in <strong>enkelvoudige</strong> (benadering vanuit 1 bepaalde invalshoek) en <strong>meervoudige</strong> (omgeving te complex -&gt; nood aan hollistische visie) managementmodellen.</p>
7
New cards

Klassieke management benadering

knowt flashcard image
8
New cards

Het wetenschappelijk management – Frederick Taylor (1)

- Focus technische kern
- Op zoek naar systeem dat productiviteit van arbeiders verhoogt en spanningen tussen arbeiders en managers minimaliseert.
- Oplossing: doorgedreven wetenschappelijke benadering van arbeidsproces - tijds- en bewegingsstudies

9
New cards

4 principes: wetenschappelijk management

1. Gecoördineerd geheel van beweginsgregels, gestandaardiseerde arbeidsimplementaties en juiste arbeidsomstandigheden.
2. Voor elke taak nauwkeurige screening arbeiders -> voldoen aan taakvereisten.
3. Management staat in voor opleiding en training van arbeiders.
4. Leidinggevende en uitvoerende taken strikt van elkaar scheiden

10
New cards

De administratieve principes – Henri Fayol (2)

- Geen focus op de technische kern, maar op beheer van organisaties als geheel.

- Succesvol management is niet gevolg persoonlijke eigenschappen, maar resultaat van systematisch toepassen van universele besturingsprincipes.

- Elke organisatie heeft 6 primaire functies: technische, commerciële, financiële, veiligheidsfunctie, boekhoudkundige en administratieve functie.

11
New cards

Administratieve functie = sturende kracht en bestaat uit 5 managementfuncties:

1. Beleidsontwikkeling
2. Organiseren = hoe we het werk gaan inrichten
3. Leiding geven = motiveren van mensen
4. Coördineren = 'bewegingsleer'
5. Controleren = is er gebeurd wat er is afgesproken?

12
New cards

Om de 5 managementfuncties te kunnen vervullen: 14 managementprincipes:

1. Arbeidsverdeling
2. Gezag en verantwoordelijkheid
3. Discipline
4. Eenheid van bevel (elke WN slechts 1 meerdere)
5. Eenheid van leiding (1 persoon bepaalt organisatorische koers)
6. Primaat van het algemeen belang
7. Rechtvaardige en motiverende beloning
8. Optimum van centralisatie = beslissingsmogelijkheden staan centraal
9. Hiërarchie
10. Orde in technische en sociale zin
11. Billijkheid
12. Stabiliteit in personeelsbestand
13. Aanmoediging van persoonlijk initiatief
14. Ontwikkeling van esprit de corps

13
New cards

De bureaucratische organisatie – Max Weber (3)

- Incorporatie van besturingsprincipes van Fayol in ideaaltype voor complexe organisaties.
- Als reactie tegen favoritisme: autoriteit & gezag op basis van legitimiteit en niet op traditie, charisma, sociale status, privileges.
- Doel: continuïteit van de organisatie en haar dienstverlening: processen reguleren volgens strikte procedures om gedrag van organisatieleden te voorspellen en controleren

- 5 kenmerken:
1. Duidelijke arbeidsverdeling op basis van procedures
2. Glasheldere hiërarchie
3. Formele regels en procedures zonder voorkeursbehandeling
4. Carrière op basis van prestaties
5. Managementfuncties zijn voltijdse, professionele functies

14
New cards

Het Human relations model

- Verschuiving focus van managementwetenschappen naar intermenselijk aspect van organisaties.
- Ontwikkeling van gedragswetenschappelijke managementbenadering: groepsdruk, -sfeer, sociale relaties, leiderschapsstijlen, organisatiewaarden, werkbetrokkenheid staan centraal.

15
New cards

Het Open systeem model

Voorgaande managementmodellen ontwikkeld in relatief voorspelbare omgeving. Vanaf jaren 1970: variabiliteit en onzekerheid
- Oliecrisissen, opkomst computer en elektronica, toenemende internationale concurrentie, contestatie overheidsgezag (mei 1968)

Organisaties zijn systemen die interageren met hun omgeving.
- Primaire taak management = omgevingsvariabelen continu te monitoren en adaptief vermogen optimaliseren.

16
New cards

Het concurrerende waardenmodel

Toenemende complexiteit, dynamiek en turbulentie -> 1 bepaald managementperspectief vereenvoudigd te zeer de complexe realiteit.

17
New cards

New Public Management: historiek

- 1930: grote depressie

- 1945-1950: Belgische overheid stond voor enorme uitdaging om Belgische economie op het juiste spoor te krijgen -> Keynisme = Overheden kunnen via belastingen- en uitgavenbeleid de vraagzijde van economie stimuleren of afremmen en zo economische schommelingen stimuleren.

- 1950-60: welvaartexplosie

- 1970: grootschalige directe investeringen en een drastische verhoging van openbare tewerkstelling <=> door mondiale oliecrisissen: grote overheidsschuld

tegenreactie = Tatcher en Reagan: overheid moet zich beperken tot monetarisme

- 1980: realpolitiek = privatisering publieke sector

=> New Public Management (NPM): competitie leidt tot kostenbeheersing, performantieverbetering en betere dienstverlening.

18
New cards

Speerpunten NPM

(1) Hands-on professioneel management
(2) Expliciete standaarden en performantiemaatstaven
(3) Benadrukken van output controle
(4) Ontmantelen van de oude "monolithische" publieke organisaties
(5) Nadruk op grotere competitie in de publieke sector
(6) Nadruk op privaat geïnspireerde managementtechnieken
(7) Nadruk op soberheid in het verbruik van middelen

19
New cards

10 dogmatische principes:

1. Publieke organisaties moeten zich terugplooien op kernactiviteiten
2. Publieke organisaties moet hun cliënten in staat stellen om te participeren in het gevoerde beleid
3. Competitie moet wezenlijk deel uitmaken van werking
4. Publieke organisaties moeten mission-driven worden in plaats van rule-driven: aantal regels minimaliseren
5. Outcome-metingen als basis voor performantiebeoordeling en financiering
6. Burgers = klanten. Marktonderzoek, marketing, training -> klantgerichte organisatie
7. Publieke organisaties moeten ook geld verdienen
8. Publieke organisaties moeten voorkomen dat behoeften ontstaan ipv ze in te vullen
9. Decentralisatie ipv centralisatie
10. Niet enkel via eigen middelen doelen bereiken maar private markten beïnvloeden (renovatiepremies bijv.).

20
New cards

Onderscheid tussen publieke en private organisaties

De voornaamste grondleggers van de klassieke managementtheorieën legden de basis voor een generieke kern:


- Alle complexe organisaties worden met dezelfde problemen geconfronteerd:
1. Economische uitdagingen: beslissingen met betrekking tot de allocatie van de schaarse organisatorische middelen
2. Politieke uitdagingen: definiëren van het organisatorische werkveld, verzekeren van organisatorische legitimiteit en ontwikkelen van interne en externe ondersteuning.

21
New cards

Eigendomscritrium

- Private organisaties zijn eigendom van ondernemer of aandeelhouders.
- Publieke organisaties zijn collectief bezit (quid beursgenoteerd overheidsbedrijf?).

22
New cards

Financieringscriterium

= hoe middelen verwerven en aan wie verantwoording verschuldigd?

- Private for profitorganisaties afhankelijk van economische markten om middelen te genereren.
- Private non-profitorganisaties: voor middelenwerving afhankelijk van publieke goodwill (donaties, subsidies,...).
- Private quasi publieke organisaties zijn opgericht door overheidsinstanties en verkrijgen door de overheid vastgelegde vergoedingen.
- Publieke organisaties maken deel uit van de formele overheid en worden voornamelijk gefinancierd door belastingen.