NDL 2

Flashcards for French vocabulary learning.

Dépendre

Afhangen

Déranger

Storen

Détester

Haten

Deviner

Raden

Devoir + inf

Hoeven te + inf

Dire

Zeggen

Distribuer

Uitdelen

Dangereux

Gevaarlijk

Désagréable

Onaangenaam

Différent

Verschillend

Difficile

Moeilijk

Dispersé

Verstrooid

D'ailleurs

Trouwens

Depuis

Sinds

D'abord

Eerst

Dans deux semaines

Binnen twee weken

Dans le monde

Ter wereld

De plus

Bovendien

De tout

Van alles

Dommage

Jammer

Dommage

Spijtig genoeg

Dans le besoin

In nood

Cela va aller

Het zal lukken

Cependant

Nochtans

Complètement

Helemaal

Comme

Zoals

Celui

Degene

Certains

Sommige

Des béquilles

Krukken

Des trous

Gaten

Des difficultés

Moeilijkheden

La danseuse

De danseres

La destination

De bestemming

La différence

Het verschil

La direction / l'option scolaire

De richting

La date

De datum

Le dessinateur

De tekenaar

Le délégué de classe

De klassenvertegenwoordiger

Le désert

De woestijn

Les déchets

Het afval

Les décombres

Het puin

Les deux

Beide

Les difficultés

De moeilijkheden

Déchirer

Scheuren

Décider

Beslissen

Décorer

Versieren

Découvrir

Ontdekken

Décrire

Beschrijven

Défendre

Verdedigen

Déménager

Verhuizen

Être amoureux de

Verliefd zijn op

Être dérangé par

Last hebben van

Être habitué

Het gewoon zijn

Être malade en mer

Zeeziek zijn

Être nécessaire

Nodig zijn

Être occupé

Bezig zijn / Het druk hebben

Être passé

Voorbij zijn

Être présent

Aanwezig zijn

Être prêt à + inf

Klaarstaan om te + inf

Être sûr

Zeker zijn

Éviter

Vermijden / Voorkomen

Exister

Bestaan

Expliquer

Uitleggen

Explorer

Verkennen

Embêtant

Lastig

En échec

Gebuisd

En général

In het algemeen

En revanche

Daarentegen

Encore une fois

Weer / Opnieuw

Enfin

Tenslotte

Entre autres

Onder andere

Environ

Ongeveer

Exactement

Precies

L'échelle

De ladder

L'école maternelle

De kleuterschool

L'école primaire

De basisschool

L'éducation

De opvoeding

L'effort

De inspanning

L'égratignure

De schaafwond

L'endroit

De plek

L'enseignement

Het onderwijs

L'entreprise

Het bedrijf

L'environnement

Het milieu

L'épreuve

De proef

L'équipe

De ploeg

L'étang

De vijver

L'état

De staat

L'étranger

Het buitenland

L'exemple

Het voorbeeld

L'expérience

De ervaring

Les efforts

De inspanningen

Échouer

Niet slagen

Effacer

Wissen

Endommager

Beschadigen

Entendre

Horen

Envoyer

Sturen

Espérer

Hopen

Essayer

Proberen

Être absent

Afwezig zijn

Être allergique à

Allergisch zijn voor