MEME: maartdeel

studied byStudied by 1 person
0.0(0)
Get a hint
Hint

Sociolinguïstiek

1 / 64

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

65 Terms

1

Sociolinguïstiek

Houdt zich bezig met de taalkeuzes die sprekers maken en met de redenen die ze hebben (of denken te hebben) voor die keuzes. Welke keuzes maakt men in welke context en waarom?

New cards
2

field work

Belangrijk deel van sociolinguïstisch onderzoek. Concreet onderzoek in een specifieke locatie met echte mensen.

New cards
3

Introspectie

Wordt gebruikt in bv generatieve taalkunde waarbij de taalkundige in feite zichzelf bevraagt

New cards
4

Sociolinguïstiek onderzoek

Empirisch onderzoek dat oog heeft voor de concrete situaties waarin sprekers zich bevinden

New cards
5

Kwantitatief onderzoek

Wil vooral meten (hoe) en gebruikt daarbij vooral statistische technieken om dat meten zo correct en goed mogelijk uit te voeren; welke vormen worden gebruikt, hoe vaak, en met welke frequentie? \n probleem: niet genoeg op zich --> moet combineren met kwalitatief

New cards
6

Kwalitatief onderzoek

Meten minder een prioriteit… Meer geïnteresseerd in het waarom, de redenen of motieven die sprekers hebben bij het maken van keuzes \n probleem: niet genoeg op zich --> moet combineren met kwantitatief

New cards
7

Mixed method

Het combineren van twee of meerdere methoden, dus bv het combineren van kwantitatief en kwalitatief onderzoeken

New cards
8

Mary Bucholtz (1999)

  • onderzoek naar talige gedrag van meisjesgroepen in middelbare school in California

  • meisjes groeperen in een community of practice

  • taalkundige verschillen nagaan

  • “nerd-identity”

  • identiteit (de manier waarop ze zich bewust lieten kennen) uit zich ook op taalkundig niveau → specifieke features

  • negatieve features = features die normaal aanwezig zijn bij tieners op school, maar die de “nerd girls” uit hun eigen taalgebruik filteren

  • positieve features = features van hun eigen specifieke taalgebruik (“nerd girls”)

  • intelligentie gethematiseerd in taalkeuzes

New cards
9

De speech community (Labov)

Die gemeenschap waarvan de sprekers zich herkennen in de zelfde set van waarden en normen van een taal (of breder ook, van een communicatief systeem).

Een groep van sprekers van een bepaalde taalvorm die zich intern herkennen in gemeenschappelijke taalnormen (“interne cohesie”) en zich daarmee extern onderscheiden van een andere groep (“differentiatie”)

= een goede verklaring voor “externe” taalverandering vanuit een historisch perspectief

New cards
10

Community of Practice (3 basisprincipes)

  1. gebaseerd op “mutual engagement” of wederzijds engagement van de leden

  2. gebaseerd op een “jointly negotianten enterprise” - een doel dat in gezamenlijk overleg werd afgesproken

  3. moet een shared repertoire hebben - een gezamenlijke repertoire (talig of anders) dat inderdaad die die interne onderhandelingen tot stand komt

New cards
11

Sociaal netwerk

Brengt de dynamiek van sociale contacten van een individu in kaart.

→ sociogram

New cards
12

sampling (of afbaking)

bv. dialectologisch onderzoek

→ nagaan hoe men in bepaalde zones bepaalde fonemen / morfemen / lexemen gebruikt tijdens een specifiek tijdsfragment → informatie bundelen en grafisch weergeven (dialectale kaart)

  • sample = grafisch en temporeel beperkt door de specifieke locaties en specifieke data van bevraging

New cards
13

Wat is het probleem met post factum afbakening van de populatie in een onderzoek?

De afbakening van de populatie gebeurt achteraf op basis van de vaststellingen.  \n Het probleem hiermee is natuurl!k dat je eigenl!k achteraf pas kan vaststellen welke groepen en verschillen je hebt gevonden, en dan pas eigenl!k groepen hebt gemaakt waarvan je de omvang en grootte kan gaan bepalen. Je werkt met andere woorden met veel variabelen die je op voorhand niet kent of kan controleren.

New cards
14

Wat is het voordeel en nadeel van de community of practice techniek en de social network techniek bij het definiëren en leren kennen van de populatie die je wil onderzoeken?

Voordeel: Beide technieken laten je toe om rekening te houden met variabelen die niet strikt vooraf te voorspellen vallen vanuit algemene sociologische denkkaders. (bv: genus, leeftijd, ...) \n Nadeel: als je grotere groepen bekijkt, zijn een community of practice en sociaal netwerk meestal niet mogelijk -> dan moet je overgaan tot het trekken van een steekproef, een sample dus.

New cards
15

Sample size

grootte van de steekproef (1000 mensen → 300 mensen interviewen; 150 000 mensen → 1500 mensen interviewen) = Rule of thumb

New cards
16

Random sampling

Aselecte steekproef: elk lid heeft evenveel kans om gekozen te worden voor de steekproef, MAAR kan aanleiding geven tot bias

New cards
17

Selection bias

Mogelijk probleem bij random sampling; bepaalde groepen zijn overgerepresenteerd in een sample, zijn niet volledig willekeurig getrokken

New cards
18

Interest bias

Mogelijk probleem bij random sampling; meestal zijn mensen te spreken die geïnterviewd willen worden

New cards
19

Proportional stratification/proportioneel gestratificeerde aselecte steekproef (proportional sampling)

door op voorhand vaste quota/een proportionele vertegenwoordiging vast te leggen van verschillende subgroepen wordt selection bias vermeden, MAAR veel kenmerken zouden taalkundig relevant kunnen zijn maar worden nergens opgelijst

New cards
20

Judgment sampling

= betekenisvolle steekproef

  • de onderzoek definieert op voorhand de relevante categorieën, en zorgt tijdens het onderzoek dat de verschillende cellen op een proportionele manier gevuld worden; deze methode is niet statistisch representatief maar heeft een grotere inhoudelijke representativiteit

New cards
21

Lineage

Afstammingslijn

New cards
22

Verschillende technieken van bevraging van de steekproefpopulatie

1. Enquêteformulieren \n 2. Face-to-face-enquetes  \n 3. participant observation  \n 4. sociolinguïstisch interview

New cards
23

Enquêteformulieren

Pen-en-papier-vorm: goedkoop en statistisch makkelijk verwerkbaar  \n Voordeel: veel respondenten  \n Nadeel: verlies in diepgang; problemen met de transcriptie van gesproken taal; selection bias; niet-geletterde participanten worden uitgesloten; er wordt meestal gemikt op vertalingen

New cards
24

face-to-face enquêtes

Onderzoekers zijn ter plaatse om gerichte vragen te stellen en zelf in te vullen. PAPI-methode = paper aided personal interviewing <-> CAPI-methode = computer aided personal interviewing (antwoorden van de respondenten worden meteen ingegeven in het survey computerprogramma). Vermijdt problemen -> de onderzoeker doet transcriptie, participanten kunnen om meer uitleg vragen, ...  \n Nadeel: vaak moeilijk om hiervoor voldoende respondenten te vinden
New cards
25

PAPI

Paper Aided Personal Interviewing

New cards
26

CAPI

Computer Aided Personal Interviewing

New cards
27

Participant observation

De onderzoeker is aanwezig terwijl de participant iets doet.  \n Voordeel: levert meestal realistische gegevens op. \n Nadeel: het gedrag van de participanten kan beïnvloeden worden omdat ze weten dat ze bekeken worden

New cards
28

Informed consent

Je moet toestemming hebben van participanten voor video en audio opnames

New cards
29

Sociolinguïstisch interview

Ontwikkeld door Labov. Is de beste en meest gebruikte bevragingsmethode! Bevat verschillende componenten: leesopdrachten, conversatie, ...  \n Nadelen: transcriptie van een interview is heel tijdrovend en het interview is geen spontane conversatie  \n Sommige interviews hebben hun eigen vorm ontwikkeld, bv: critical incident reports

Opgesteld door William Labov: meest belangrijke, volledige, complete en frequent gebruikte bevragingsmethode \n vormen:  \n 1) critical incident reports, b!voorbeeld, laten respondenten vrijuit spreken over problematische gebeurtenissen waarvan ze actief of passief getuige waren.  \n 2) Vragen naar life threatening events is eveneens een manier om mensen zoveel mogelijk hun verhaal te laten doen, zonder dat het interview een typische vraag-en-antwoord structuur heeft \n probleem: Tijdrovend (om transcriptie te lezen), geen spontaan gesprek, intensief \n voordeel: mensen meestal wel in hun directe sociale context ziet functioneren

New cards
30

Critical incident reports

Bij sociolinguïstische interviews. \n Respondenten spreken vrij over problematische gebeurtenissen waar ze actief/passief getuige van waren. Leidt tot spontane, natuurlijke spraak.

  • life threatening events

New cards
31

Kwalitatieve verwerking van een steekproef

Inductief: theorie volgt uit de verzamelde data

New cards
32

Kwantitatieve verwerking van een steekproef

Deductief: de concrete hypothese wordt geformuleerd/bevraagd aan de hand van een eerdere theorie.

New cards
33

Wat moeten de hypotheses in kwantitatief onderzoek zijn?

Falsifieerbaar! Het moet een eenduidige stelling zijn. Ook moet je een aantal variabelen duidelijk definiëren om de hypothese te testen: onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele

New cards
34

Onafhankelijke variabele

De variabele waarvan je vertrekt, wordt niet bepaald door een andere variabele

New cards
35

Afhankelijke variabele

de variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele

New cards
36

Welke testprocedure wordt gehanteerd voor het vaststellen van de afhankelijke variabele?

een self-assessment: mensen schalen zichzelf in op een bepaald niveau.

New cards
37

Wat kan je doen om de betrouwbaarheid van een meting van variabelen te verhogen?

Best NIET hertesten (testgewenning); is geen goede indicator van betrouwbaarheid. Groepsdeling is een betere keuze! Dan wordt je steekproef in 2 willekeurige groepen gesplitst en de resultaten van beide groepen worden met elkaar vergeleken.

New cards
38

Cronbach’s Alpha Test

= standaard statistische techniek om na te gaan of gelijkaardige vragen op een gelijkaardige manier worden beantwoord (bij groepsverdeling)

New cards
39

Kohen’s Kappa test

(duidelijkheid scheppen over interpretatie van de variabele)

= beoordeling van de 2 onafhankelijke beoordelaars worden vergeleken

  • hoe dichter hun beoordelingen bij elkaar liggen, hoe betrouwbaarder de beoordelaars en hoe betrouwbaarder de interpretatie van de variabele

New cards
40

Operationaliseren

Het beantwoorden van vragen om te weten wat er precies gemeten wordt en hoe die variabele gemeten wordt

New cards
41

Statistische nulhypothese

Bij experimentele hypotheses heb je dit altijd. Die nulhypothese stelt dat er tussen de variabelen geen enkel verband is. Als blijkt dat er wel belangrijke verbanden zijn tussen de variabelen, wordt die nullhypothese ontkracht. De kans dat de nullhypothese correct is, wordt uitgedrukt aan de hand van p-waarden.

New cards
42

Wat drukt de kans dat de nullhypothese correct is uit?

P-waarden! Als de p-waarde kleiner of gelijk is aan 5%, dan moet de statistische nulhypothese verworpen worden

New cards
43

Wat is een van de 1e onafhankelijke variabelen waar men interesse in had?

Geslacht! Is gemakkelijk vast te stellen en het onderscheid wordt in bijna alle samenlevingen gemaakt. MAAR is ook problematisch: de verschillen zouden kunnen ontstaan uit het feit dat genderrollen anders ingevuld zijn; er is dus misschien geen direct maar een indirect verband tussen geslacht en taalgebruik.

New cards
44

Geslacht

Meestal geïnterpreteerd als biologisch geslacht, de externe mannelijke of vrouwelijke geslachtskenmerken.

  • afhankelijk van biologisch primaire kenmerken

New cards
45

Genderrollen

manier waarop mannen en vrouwen hun gender beleven

New cards
46

preferentieel genderspecifiek taalgebruik

talige varianten die door beide genders gebruikt worden, maar significant meer door 1 gender dan door het andere  \n bv: vrouwen gebruiken meer verkleinwoordjes \n reden: invulling van de genderrol

  • = geen exclusief genderkenmerk

  • volledig genderexclusieve kenmerken zijn amper geattesteerd

New cards
47

Gender-exclusief kenmerk

kenmerk dat alleen maar voorkomt bij 1 gender

  • Slechts een van de twee gebruikt de taalvariant, de andere niet \n belangrijk: Geen enkel talig kenmerk kan als ... worden beschreven: het gaat altijd over voorkeuren en verschillen in frequentie + Het dualistisch/binair onderscheid tussen man en vrouw wordt niet meteen vertaald in talige realiteiten of feiten (in realiteit is er eerder een gradueel onderscheid)

New cards
48

Wat zijn de 3 sociolinguïstische wetten van Labov?

Labov stelde wetmatigheden vast die volgens hem bepaald werden onafhankelijke “zendervariabele”: je genus (biologisch geslacht dus) bepaalde je taalgebruik. \n 1. Bij stabiele taalvormen gebruiken mannen vaker niet-standaardvormen dan vrouwen; maar het verschil in klassen blijkt groter te zijn dan het verschil tussen mannen en vrouwen, want hoe hoger de klasse, hoe minder verschil er is tussen mannen en vrouwen \n 1a. Vrouwen geven meer de voorkeur aan opkomende prestigevormen dan mannen; maar ook hier overheerst het klassenverschil het genderverschil.  \n 2. Vrouwen zijn meestal de innovators. MAAR weinig studies die deze stelling ondersteunen; lijkt ook eerder alsof vooral working class vrouwen nieuwe vormen propageren.

New cards
49

Wat zijn zaken die Labovs sociolinguïstische wetten onderuit halen?

1. Enkele empirische gegevens  \n 2. De motivering voor de verschillen tussen het taalgebruik van mannen en vrouwen: het is onwaarschijnlijk dat mannen en vrouwen anders spreken puur op basis van hun voortplantingsmorfologie. EN geen enkel talig kenmerk kon als genderexclusief worden beschreven; het gaat altijd om voorkeuren en verschillen in frequentie.  \n -> de echte kritiek op Labovs principes: waarom vrouwen meer of sneller nieuwe prestigieuze vormen gebruiken dan mannen wordt niet uitgelegd met de eenvoudige vaststelling dat het zo is. Niet het biologische geslacht is van belang, maar wel de manier waarop elk individu zijn/haar genderidentiteit onderhandelt met anderen

New cards
50

Wat heeft een belangrijke impact op de manier waarop mannen en vrouwen hun eigen in-groep versterken/vernieuwen?

De specifieke invulling van de genderrol, en de mate waarin een gemeenschap die genderrollen invult of de vrijheid biedt om die in te vullen

New cards
51

Wat is de meest duidelijke en minst problematische 'objectieve' variabele?

tijd! Tijd als leeftijd is makkelijk te operationaliseren. Het grote probleem: taalverandering verloopt meestal zo traag dat je als onderzoeker te weinig tijd ter beschikking hebt om mensen over een langere periode te volgen.

New cards
52

Individuele real time studies

Onderzoekers volgen sprekers in theorie over een langere tijdsspanne. Echte real time studies zijn vrij moeilijk te houden, want het is praktisch gezien erg moeilijk om dezelfde mensen heel lang te blijven opvolgen. => onderzoekers gebruiken corpora uit verschillende periodes. De meeste real time studies beperken zich dan ook tot veel kleinere tijdssegmenten.

New cards
53

Panel studies

Groepsvariant van individuele real time studies; onderzoekers volgen meerdere respondenten over een langere tijdspanne. MAAR moeilijk te organiseren en de impact van de onafhankelijke variabele is moeilijk te isoleren.

New cards
54

trend studies

Jaar na jaar bevraag je mensen uit een specifieke groepering (samengesteld via een community of practice), hoeven niet dezelfde mensen te zijn.

New cards
55

SSD = Southern Standard Dutch

Nederlands in Vlaanderen

New cards
56

NSD = Northern Standard Dutch

Nederlands in Nederland

New cards
57

Apparent time

Maken geen gebruik van verschillende temporele ijkpunten, maar van synchrone observaties binnen 1 referentiegroep. Leeftijd wordt gebruikt als temporele variabele. De onafhankelijke variabele tijd wordt gereconstrueerd door leeftijdsverschillen in de sample. Het gaat hier dus om een simulatie van taalevolutie doorheen de jaren. Om deze hypothese te kunnen gebruiken, heb je ondersteuning nodig van een 2e hypothese: de critical period hypothese.

New cards
58

critical period hypothese

Stelt dat mensen een soort temporele stempel opgedrukt krijgen na de adolescentie; taalgebruik ligt vanaf dan grotendeels vast. Als deze hypothese klopt, zijn verschillen te verklaren afhankelijk van de leeftijd.

New cards
59

Wat is er problematisch aan de critical period hypothese?

Niet alle niveaus van taal zijn even stabiel: uitspraak is bestand tegen verandering, maar het lexicon niet! Ook is er verschil tussen de manier waarop men omgaat met standaard en niet-standaard kenmerken; op bepaalde momenten zijn mensen minder of meer tolerant voor niet-standaardvormen. Dit noemt men een lifespan change.

New cards
60

lifespan changes

Stabiele kenmerken van taal binnen een leeftijdsgroep, maar die wel veranderen in de loop van het leven.

New cards
61

Age-grading

Verandering is niet noodzakelijk een lineair proces dat altijd in dezelfde richting gaat, maar je kan specifieke taalvormen herleiden naar specifieke leeftijdsgroepen. Lifespan changes hebben hiermee te maken: specifieke leeftijdsgebonden factoren die een invloed hebben op het taalgebruik maar die ook van voorbijgaande aard zijn (<-> critical period hypothese)
New cards
62

casual speech

informeel taalgebruik

New cards
63

change from below

Onbewuste taalverandering \n (William Labov)

New cards
64

Afbakening populatie

Doel: betekenisvolle verbanden vinden  \n Probleem: beperkte populatie, representativiteit  \n Oplossing: andere samples gebruiken

New cards
65

Afbakening plaats en tijd

doel: rudimentaire manier afbakenen populatie \n probleem: beperkt, eventuele bias, representativiteit  \n oplossing: extra filters toevoegen, andere samples

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 30 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 37 people
Updated ... ago
4.7 Stars(3)
note Note
studied byStudied by 67 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 10 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 13 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 140 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 194 people
Updated ... ago
5.0 Stars(3)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard519 terms
studied byStudied by 14 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard44 terms
studied byStudied by 4 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard20 terms
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard44 terms
studied byStudied by 3 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard36 terms
studied byStudied by 13 people
Updated ... ago
4.7 Stars(3)
flashcards Flashcard26 terms
studied byStudied by 3 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard21 terms
studied byStudied by 16 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)