Looks like no one added any tags here yet for you.
Sociolinguïstiek
Houdt zich bezig met de taalkeuzes die sprekers maken en met de redenen die ze hebben (of denken te hebben) voor die keuzes. Welke keuzes maakt men in welke context en waarom?
field work
Belangrijk deel van sociolinguïstisch onderzoek. Concreet onderzoek in een specifieke locatie met echte mensen.
Introspectie
Wordt gebruikt in bv generatieve taalkunde waarbij de taalkundige in feite zichzelf bevraagt
Sociolinguïstiek onderzoek
Empirisch onderzoek dat oog heeft voor de concrete situaties waarin sprekers zich bevinden
Kwantitatief onderzoek
Wil vooral meten (hoe) en gebruikt daarbij vooral statistische technieken om dat meten zo correct en goed mogelijk uit te voeren; welke vormen worden gebruikt, hoe vaak, en met welke frequentie? \n probleem: niet genoeg op zich --> moet combineren met kwalitatief
Kwalitatief onderzoek
Meten minder een prioriteit… Meer geïnteresseerd in het waarom, de redenen of motieven die sprekers hebben bij het maken van keuzes \n probleem: niet genoeg op zich --> moet combineren met kwantitatief
Mixed method
Het combineren van twee of meerdere methoden, dus bv het combineren van kwantitatief en kwalitatief onderzoeken
Mary Bucholtz (1999)
onderzoek naar talige gedrag van meisjesgroepen in middelbare school in California
meisjes groeperen in een community of practice
taalkundige verschillen nagaan
“nerd-identity”
identiteit (de manier waarop ze zich bewust lieten kennen) uit zich ook op taalkundig niveau → specifieke features
negatieve features = features die normaal aanwezig zijn bij tieners op school, maar die de “nerd girls” uit hun eigen taalgebruik filteren
positieve features = features van hun eigen specifieke taalgebruik (“nerd girls”)
intelligentie gethematiseerd in taalkeuzes
De speech community (Labov)
Die gemeenschap waarvan de sprekers zich herkennen in de zelfde set van waarden en normen van een taal (of breder ook, van een communicatief systeem).
Een groep van sprekers van een bepaalde taalvorm die zich intern herkennen in gemeenschappelijke taalnormen (“interne cohesie”) en zich daarmee extern onderscheiden van een andere groep (“differentiatie”)
= een goede verklaring voor “externe” taalverandering vanuit een historisch perspectief
Community of Practice (3 basisprincipes)
gebaseerd op “mutual engagement” of wederzijds engagement van de leden
gebaseerd op een “jointly negotianten enterprise” - een doel dat in gezamenlijk overleg werd afgesproken
moet een shared repertoire hebben - een gezamenlijke repertoire (talig of anders) dat inderdaad die die interne onderhandelingen tot stand komt
Sociaal netwerk
Brengt de dynamiek van sociale contacten van een individu in kaart.
→ sociogram
sampling (of afbaking)
bv. dialectologisch onderzoek
→ nagaan hoe men in bepaalde zones bepaalde fonemen / morfemen / lexemen gebruikt tijdens een specifiek tijdsfragment → informatie bundelen en grafisch weergeven (dialectale kaart)
sample = grafisch en temporeel beperkt door de specifieke locaties en specifieke data van bevraging
Wat is het probleem met post factum afbakening van de populatie in een onderzoek?
De afbakening van de populatie gebeurt achteraf op basis van de vaststellingen. \n Het probleem hiermee is natuurl!k dat je eigenl!k achteraf pas kan vaststellen welke groepen en verschillen je hebt gevonden, en dan pas eigenl!k groepen hebt gemaakt waarvan je de omvang en grootte kan gaan bepalen. Je werkt met andere woorden met veel variabelen die je op voorhand niet kent of kan controleren.
Wat is het voordeel en nadeel van de community of practice techniek en de social network techniek bij het definiëren en leren kennen van de populatie die je wil onderzoeken?
Voordeel: Beide technieken laten je toe om rekening te houden met variabelen die niet strikt vooraf te voorspellen vallen vanuit algemene sociologische denkkaders. (bv: genus, leeftijd, ...) \n Nadeel: als je grotere groepen bekijkt, zijn een community of practice en sociaal netwerk meestal niet mogelijk -> dan moet je overgaan tot het trekken van een steekproef, een sample dus.
Sample size
grootte van de steekproef (1000 mensen → 300 mensen interviewen; 150 000 mensen → 1500 mensen interviewen) = Rule of thumb
Random sampling
Aselecte steekproef: elk lid heeft evenveel kans om gekozen te worden voor de steekproef, MAAR kan aanleiding geven tot bias
Selection bias
Mogelijk probleem bij random sampling; bepaalde groepen zijn overgerepresenteerd in een sample, zijn niet volledig willekeurig getrokken
Interest bias
Mogelijk probleem bij random sampling; meestal zijn mensen te spreken die geïnterviewd willen worden
Proportional stratification/proportioneel gestratificeerde aselecte steekproef (proportional sampling)
door op voorhand vaste quota/een proportionele vertegenwoordiging vast te leggen van verschillende subgroepen wordt selection bias vermeden, MAAR veel kenmerken zouden taalkundig relevant kunnen zijn maar worden nergens opgelijst
Judgment sampling
= betekenisvolle steekproef
de onderzoek definieert op voorhand de relevante categorieën, en zorgt tijdens het onderzoek dat de verschillende cellen op een proportionele manier gevuld worden; deze methode is niet statistisch representatief maar heeft een grotere inhoudelijke representativiteit
Lineage
Afstammingslijn
Verschillende technieken van bevraging van de steekproefpopulatie
1. Enquêteformulieren \n 2. Face-to-face-enquetes \n 3. participant observation \n 4. sociolinguïstisch interview
Enquêteformulieren
Pen-en-papier-vorm: goedkoop en statistisch makkelijk verwerkbaar \n Voordeel: veel respondenten \n Nadeel: verlies in diepgang; problemen met de transcriptie van gesproken taal; selection bias; niet-geletterde participanten worden uitgesloten; er wordt meestal gemikt op vertalingen
face-to-face enquêtes
PAPI
Paper Aided Personal Interviewing
CAPI
Computer Aided Personal Interviewing
Participant observation
De onderzoeker is aanwezig terwijl de participant iets doet. \n Voordeel: levert meestal realistische gegevens op. \n Nadeel: het gedrag van de participanten kan beïnvloeden worden omdat ze weten dat ze bekeken worden
Informed consent
Je moet toestemming hebben van participanten voor video en audio opnames
Sociolinguïstisch interview
Ontwikkeld door Labov. Is de beste en meest gebruikte bevragingsmethode! Bevat verschillende componenten: leesopdrachten, conversatie, ... \n Nadelen: transcriptie van een interview is heel tijdrovend en het interview is geen spontane conversatie \n Sommige interviews hebben hun eigen vorm ontwikkeld, bv: critical incident reports
Opgesteld door William Labov: meest belangrijke, volledige, complete en frequent gebruikte bevragingsmethode \n vormen: \n 1) critical incident reports, b!voorbeeld, laten respondenten vrijuit spreken over problematische gebeurtenissen waarvan ze actief of passief getuige waren. \n 2) Vragen naar life threatening events is eveneens een manier om mensen zoveel mogelijk hun verhaal te laten doen, zonder dat het interview een typische vraag-en-antwoord structuur heeft \n probleem: Tijdrovend (om transcriptie te lezen), geen spontaan gesprek, intensief \n voordeel: mensen meestal wel in hun directe sociale context ziet functioneren
Critical incident reports
Bij sociolinguïstische interviews. \n Respondenten spreken vrij over problematische gebeurtenissen waar ze actief/passief getuige van waren. Leidt tot spontane, natuurlijke spraak.
life threatening events
Kwalitatieve verwerking van een steekproef
Inductief: theorie volgt uit de verzamelde data
Kwantitatieve verwerking van een steekproef
Deductief: de concrete hypothese wordt geformuleerd/bevraagd aan de hand van een eerdere theorie.
Wat moeten de hypotheses in kwantitatief onderzoek zijn?
Falsifieerbaar! Het moet een eenduidige stelling zijn. Ook moet je een aantal variabelen duidelijk definiëren om de hypothese te testen: onafhankelijke variabele en afhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele
De variabele waarvan je vertrekt, wordt niet bepaald door een andere variabele
Afhankelijke variabele
de variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele
Welke testprocedure wordt gehanteerd voor het vaststellen van de afhankelijke variabele?
een self-assessment: mensen schalen zichzelf in op een bepaald niveau.
Wat kan je doen om de betrouwbaarheid van een meting van variabelen te verhogen?
Best NIET hertesten (testgewenning); is geen goede indicator van betrouwbaarheid. Groepsdeling is een betere keuze! Dan wordt je steekproef in 2 willekeurige groepen gesplitst en de resultaten van beide groepen worden met elkaar vergeleken.
Cronbach’s Alpha Test
= standaard statistische techniek om na te gaan of gelijkaardige vragen op een gelijkaardige manier worden beantwoord (bij groepsverdeling)
Kohen’s Kappa test
(duidelijkheid scheppen over interpretatie van de variabele)
= beoordeling van de 2 onafhankelijke beoordelaars worden vergeleken
hoe dichter hun beoordelingen bij elkaar liggen, hoe betrouwbaarder de beoordelaars en hoe betrouwbaarder de interpretatie van de variabele
Operationaliseren
Het beantwoorden van vragen om te weten wat er precies gemeten wordt en hoe die variabele gemeten wordt
Statistische nulhypothese
Bij experimentele hypotheses heb je dit altijd. Die nulhypothese stelt dat er tussen de variabelen geen enkel verband is. Als blijkt dat er wel belangrijke verbanden zijn tussen de variabelen, wordt die nullhypothese ontkracht. De kans dat de nullhypothese correct is, wordt uitgedrukt aan de hand van p-waarden.
Wat drukt de kans dat de nullhypothese correct is uit?
P-waarden! Als de p-waarde kleiner of gelijk is aan 5%, dan moet de statistische nulhypothese verworpen worden
Wat is een van de 1e onafhankelijke variabelen waar men interesse in had?
Geslacht! Is gemakkelijk vast te stellen en het onderscheid wordt in bijna alle samenlevingen gemaakt. MAAR is ook problematisch: de verschillen zouden kunnen ontstaan uit het feit dat genderrollen anders ingevuld zijn; er is dus misschien geen direct maar een indirect verband tussen geslacht en taalgebruik.
Geslacht
Meestal geïnterpreteerd als biologisch geslacht, de externe mannelijke of vrouwelijke geslachtskenmerken.
afhankelijk van biologisch primaire kenmerken
Genderrollen
manier waarop mannen en vrouwen hun gender beleven
preferentieel genderspecifiek taalgebruik
talige varianten die door beide genders gebruikt worden, maar significant meer door 1 gender dan door het andere \n bv: vrouwen gebruiken meer verkleinwoordjes \n reden: invulling van de genderrol
= geen exclusief genderkenmerk
volledig genderexclusieve kenmerken zijn amper geattesteerd
Gender-exclusief kenmerk
kenmerk dat alleen maar voorkomt bij 1 gender
Slechts een van de twee gebruikt de taalvariant, de andere niet \n belangrijk: Geen enkel talig kenmerk kan als ... worden beschreven: het gaat altijd over voorkeuren en verschillen in frequentie + Het dualistisch/binair onderscheid tussen man en vrouw wordt niet meteen vertaald in talige realiteiten of feiten (in realiteit is er eerder een gradueel onderscheid)
Wat zijn de 3 sociolinguïstische wetten van Labov?
Labov stelde wetmatigheden vast die volgens hem bepaald werden onafhankelijke “zendervariabele”: je genus (biologisch geslacht dus) bepaalde je taalgebruik. \n 1. Bij stabiele taalvormen gebruiken mannen vaker niet-standaardvormen dan vrouwen; maar het verschil in klassen blijkt groter te zijn dan het verschil tussen mannen en vrouwen, want hoe hoger de klasse, hoe minder verschil er is tussen mannen en vrouwen \n 1a. Vrouwen geven meer de voorkeur aan opkomende prestigevormen dan mannen; maar ook hier overheerst het klassenverschil het genderverschil. \n 2. Vrouwen zijn meestal de innovators. MAAR weinig studies die deze stelling ondersteunen; lijkt ook eerder alsof vooral working class vrouwen nieuwe vormen propageren.
Wat zijn zaken die Labovs sociolinguïstische wetten onderuit halen?
1. Enkele empirische gegevens \n 2. De motivering voor de verschillen tussen het taalgebruik van mannen en vrouwen: het is onwaarschijnlijk dat mannen en vrouwen anders spreken puur op basis van hun voortplantingsmorfologie. EN geen enkel talig kenmerk kon als genderexclusief worden beschreven; het gaat altijd om voorkeuren en verschillen in frequentie. \n -> de echte kritiek op Labovs principes: waarom vrouwen meer of sneller nieuwe prestigieuze vormen gebruiken dan mannen wordt niet uitgelegd met de eenvoudige vaststelling dat het zo is. Niet het biologische geslacht is van belang, maar wel de manier waarop elk individu zijn/haar genderidentiteit onderhandelt met anderen
Wat heeft een belangrijke impact op de manier waarop mannen en vrouwen hun eigen in-groep versterken/vernieuwen?
De specifieke invulling van de genderrol, en de mate waarin een gemeenschap die genderrollen invult of de vrijheid biedt om die in te vullen
Wat is de meest duidelijke en minst problematische 'objectieve' variabele?
tijd! Tijd als leeftijd is makkelijk te operationaliseren. Het grote probleem: taalverandering verloopt meestal zo traag dat je als onderzoeker te weinig tijd ter beschikking hebt om mensen over een langere periode te volgen.
Individuele real time studies
Onderzoekers volgen sprekers in theorie over een langere tijdsspanne. Echte real time studies zijn vrij moeilijk te houden, want het is praktisch gezien erg moeilijk om dezelfde mensen heel lang te blijven opvolgen. => onderzoekers gebruiken corpora uit verschillende periodes. De meeste real time studies beperken zich dan ook tot veel kleinere tijdssegmenten.
Panel studies
Groepsvariant van individuele real time studies; onderzoekers volgen meerdere respondenten over een langere tijdspanne. MAAR moeilijk te organiseren en de impact van de onafhankelijke variabele is moeilijk te isoleren.
trend studies
Jaar na jaar bevraag je mensen uit een specifieke groepering (samengesteld via een community of practice), hoeven niet dezelfde mensen te zijn.
SSD = Southern Standard Dutch
Nederlands in Vlaanderen
NSD = Northern Standard Dutch
Nederlands in Nederland
Apparent time
Maken geen gebruik van verschillende temporele ijkpunten, maar van synchrone observaties binnen 1 referentiegroep. Leeftijd wordt gebruikt als temporele variabele. De onafhankelijke variabele tijd wordt gereconstrueerd door leeftijdsverschillen in de sample. Het gaat hier dus om een simulatie van taalevolutie doorheen de jaren. Om deze hypothese te kunnen gebruiken, heb je ondersteuning nodig van een 2e hypothese: de critical period hypothese.
critical period hypothese
Stelt dat mensen een soort temporele stempel opgedrukt krijgen na de adolescentie; taalgebruik ligt vanaf dan grotendeels vast. Als deze hypothese klopt, zijn verschillen te verklaren afhankelijk van de leeftijd.
Wat is er problematisch aan de critical period hypothese?
Niet alle niveaus van taal zijn even stabiel: uitspraak is bestand tegen verandering, maar het lexicon niet! Ook is er verschil tussen de manier waarop men omgaat met standaard en niet-standaard kenmerken; op bepaalde momenten zijn mensen minder of meer tolerant voor niet-standaardvormen. Dit noemt men een lifespan change.
lifespan changes
Stabiele kenmerken van taal binnen een leeftijdsgroep, maar die wel veranderen in de loop van het leven.
Age-grading
casual speech
informeel taalgebruik
change from below
Onbewuste taalverandering \n (William Labov)
Afbakening populatie
Doel: betekenisvolle verbanden vinden \n Probleem: beperkte populatie, representativiteit \n Oplossing: andere samples gebruiken
Afbakening plaats en tijd
doel: rudimentaire manier afbakenen populatie \n probleem: beperkt, eventuele bias, representativiteit \n oplossing: extra filters toevoegen, andere samples