PERFECTUM - Werkwoorden 1-75

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/74

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Perfectum - Onregelmatige werkwoorden

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

75 Terms

1
New cards

Aandoen (to put on)

hebben aangedaan

2
New cards

aankomen (to arrive)

zijn aangekomen

3
New cards

afwassen (to wash dishes / to wash up)

hebben afgewassen

4
New cards

bakken (to bake)

hebben gebakken

5
New cards

beginnen (to begin)

zijn begonnen

6
New cards

begrijpen (to understand)

hebben begrepen

7
New cards

bezoeken (to visit)

hebben bezocht

8
New cards

blijven (to stay)

zijn gebleven

9
New cards

breken (to break)

hebben gebroken

10
New cards

brengen (to bring)

hebben gebracht

11
New cards

doen (to do)

hebben gedaan

12
New cards

dragen (to wear)

hebben gedragen

13
New cards

drinken (to drink)

hebben gedronken

14
New cards

eten (to eat)

hebben gegeten

15
New cards

gaan (to go)

zijn gegaan

16
New cards

geven (to give)

hebben gegeven

17
New cards

hangen (to hang)

hebben gehangen

18
New cards

hebben (to have)

hebben gehad

19
New cards

helpen (to help)

hebben geholpen

20
New cards

innemen (to take in)

hebben ingenomen

21
New cards

kiezen (to choose)

hebben gekozen

22
New cards

kijken (to look)

hebben gekeken

23
New cards

komen (to come)

zijn gekomen

24
New cards

kopen (to buy)

hebben gekocht

25
New cards

krijgen (to get/receive)

hebben gekregen

26
New cards

lachen - to laugh

hebben gelachen

27
New cards

lezen - to read

hebben gelezen

28
New cards

lopen - to walk

hebben gelopen maar zijn naar Nederland gelopen

29
New cards

meegaan - to go along

zijn meegegaan

30
New cards

meenemen - to take with you

hebben meegenomen

31
New cards

nemen - to take

hebben genomen

32
New cards

onderzoeken - to research

hebben onderzocht

33
New cards

ontbijten - to have breakfast

hebben ontbeten

34
New cards

opstaan - to get up

zijn opgestaan

35
New cards

oversteken - to cross

zijn/hebben overgestoken

36
New cards

rijden - to drive

hebben gereden maar zijn naar
Nederland gereden

37
New cards

scheiden - to get divorced

zijn gescheiden

38
New cards

schijnen - to shine

hebben geschenen

39
New cards

schrijven - to write

hebben geschreven

40
New cards

slapen - to sleep

hebben geslapen

41
New cards

sluiten - to close

hebben gesloten maar de winkel is gesloten

42
New cards

snijden - to cut

hebben gesneden

43
New cards

spreken - to speak

44
New cards

springen - to jump

hebben gesprongen maar zijn in het water gesprongen

45
New cards

steken - to stitch

hebben gestoken

46
New cards

stelen - to steal

hebben gestolen

47
New cards

sterven - to die

zijn gestorven

48
New cards

strijken - to iron

hebben gestreken

49
New cards

trekken - to pull

hebben getrokken

50
New cards

uitdoen - to take off / to turn off

hebben uitgedaan

51
New cards

uitgaan - to go out

zijn uitgegaan

52
New cards

uitsteken - to extend, to stand out

hebben uitgestoken

53
New cards

uittrekken - to take off, to get off

hebben uitgetrokken

54
New cards

vallen - to fall

zijn gevallen

55
New cards

varen - to sail

hebben gevaren maar zijn naar Nederland gevaren 

56
New cards

verbieden - to ban

hebben verboden maar het is verboden

57
New cards

vergeten = to forget

hebben/zijn vergeten

58
New cards

verkopen - to sell

hebben verkocht

59
New cards

verliezen - to lose

hebben verloren

60
New cards

verstaan - to understand

hebben verstaan

61
New cards

vertrekken - to leave

zijn vertrokken

62
New cards

vinden - to find

hebben gevonden

63
New cards

vliegen - to fly

hebben gevonden maar zijn naar Nederland gevlogen

64
New cards

vriezen - to freeze

het heeft gevroren

65
New cards

wassen - to wash

hebben gewassen

66
New cards

wegen - to weigh

hebben gewogen

67
New cards

wijzen - to point

hebben gewezen

68
New cards

winnen - to win

hebben gewonnen

69
New cards

worden - to become

zijn geworden

70
New cards

zien - to see

hebben gezien

71
New cards

zijn - to be

zijn geweest

72
New cards

zingen - to sing

hebben gezongen

73
New cards

zitten - to sit

hebben gezeten

74
New cards

zoeken - to search

hebben gezocht

75
New cards

zwemmen - to swim

hebben gezwommen maar zijn naar Nederland gezwommen