1/306
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
L'hospitalité
gastvrijheid
Qu'est-ce que je peux vous offrir (à boire) ?
Wat kan ik u aanbieden (om te drinken)?
Soyez le/la/les bienvenu(e)(s)
Welkom
Entrez, je vous en prie
Komt u alstublieft binnen
Donnez-moi votre manteau
Geef me uw jas
Assoyez-vous
Gaat u zitten
Mettez-vous à l'aise
Maakt u het zich gemakkelijk
Faites comme chez vous
Doe alsof u thuis bent
Servez-vous
Bedien u
Vous en voulez encore un peu?
Wenst u er nog een beetje?
Santé
Proost
Bon appétit
Eet smakelijk
Assois-toi
Ga zitten
Sers-toi
Bedien jezelf
la gastronomie
de gastronomie
gastronomique
gastronomisch
typique (de)
typisch (voor)
la recette
het recept
la spécialité
de specialiteit
la nourriture
het voedsel, het eten
la richesse
de rijkdom, de kostbaarheid
la finesse
de verfijndheid
la pâtisserie
het gebak, de banketbakkerij
la viniculture
de wijnbouw
local(e)
lokaal
artisanal(e)
ambachtelijk
la tradition
de traditie
traditionnel(le)
traditioneel
la diversité
de diversiteit, de verscheidenheid
savourer
langzaam proeven , genieten van
la sélection
de selectie, de keuze
avec modération
met mate
sans modération
zonder mate, mateloos
gouter
proeven
le gout
de smaak
la dégustation
de degustatie, de proeverij
le guide
de gids
culinaire
culinair, kook
le chef
de chef-kok
l'agriculture
de landbouw
Avoir besoin de
nodig hebben
Avoir envie de
zin hebben in
Jouer de (instrument)
(een instrument) bespelen
Parler de
praten over
Rêver de
dromen over
's Occuper de
zich bezighouden met / zorgen voor
Se rendre compte de
beseffen
Se servir de
gebruikmaken van
Se souvenir de
zich herinneren
Tenir compte de
rekening houden met
Amoureux/amoureuse de
verliefd op
Certain(e) de
zeker van
Content(e)
tevreden van
Fièr(e) de
trots op
Responsable de
verantwoordelijk voor
Tout va bien
Alles is in orde
Je me sens bien
Ik voel me goed
Comme ci, comme ça
Zo, zo
Ça ne va pas
Het gaat niet (goed)
Je suis malade
Ik ben ziek
J'ai mal à la jambe
Mijn been doet pijn
J'ai mal au ventre
Ik heb buikpijn
J'ai mal aux genoux
Mijn knieën doen pijn
Je me suis cassé la jambe
Ik heb mijn been gebroken
J'ai le nez bouché
Ik heb een verstopte neus
J'ai le nez qui coule
Ik heb een loopneus
J'ai de la fièvre
Ik heb koorts
Je suis content(e) que tu sois en bonne santé
Ik ben blij dat je gezond bent
Repose-toi bien
Rust goed uit
Bon rétablissement
Veel beterschap. / Word gauw beter
Comment ça va?
Hoe gaat het met je?
Comment allez-vous?
Hoe gaat het met u?
Qu'est-ce qu'il y a?
Wat is er?
Tout va bien?
Is alles in orde?
Je suis en pleine forme
Ik ben in topvorm
Finir de
Eindigen/ Stoppen met
Rêver de
Dromen om
Décider de
Beslissen om
Se souvenir de
Zich iets herinneren
Essayer de
Proberen om
Se préparer à
Zich voorbereiden op
Inviter à
Uitnodigen voor
Arriver à
Aankomen bij
Continuer à
Doorgaan met
Aider à
Helpen om
S'engager à
Zich inzetten voor
Prendre soin de
Zorgen voor
Penser à
Denken aan
Être obligé(e) de
Verplicht zijn om
Commencer à
Beginnen met
Apprendre à
Leren om
Éviter de
Vermijden om
Regretter de
Spijt hebben van
Réussir à
Slagen in
Se plaindre de
Klagen over
Promettre de
Beloven om
Les cheveux
de haren
Le cou
de nek
Le bras
de arm
L'oreille
het oor