frans 2

travailler

bosser

werken

travailler dur

trimmer

hard werken

travailler à la chaîne

aan de band werken

le boulot

le job

le taf

de job / het werk

le job d’étudiant

de studentenjob

la profession

le métier

het beroep

la fonction

le poste

de functie

l’emploi

de betrekking / de werkgelegenheid / de tewerkstelling

avoir beaucoup d’idées

veel ideeën hebben

avoir des idées novatrices

vernieuwende ideeën hebben

avoir de l’initiative

zin voor initiatief hebben

avoir un permis de conduire

een rijbewijs hebben

avoir de la persistance

volhardend zijn

capacité à prendre des décisions

beslissingen kunnen nemen

capacité à s’adapter

zich kunnen aanpassen

capacité d’analyse

analyseren

travail en équipe

in team kunnen werken

expérience en informatique

ervaring in informatica

expérience en communication

ervaring in communicatie

sens de l’organisation

gevoel voor organisatie

sens du contact

goed contact kunnen leggen

sens de l’innovation

gevoel voor innovatie

sens du service

gevoel voor dienstverlening

sens de l’écoute

goed kunnen luisteren

sens de l’observation

scherp observatievermogen

esprit critique

kritische geest

esprit d’équipe

groepsgeest

esprit d’entreprise

ondernemersgeest

maîtriser une langue étrangère

een vreemde taal beheersen

maîtriser des logiciels

software beheersen

connaître les nouvelles technologies

kennis hebben van nieuwe technologieën

être autonome

autonoom zijn

être efficace

efficiënt zijn

être créatif / créative

creatief zijn

être empathique

meelevend zijn

être motivé(e)

gemotiveerd zijn

être patient(e)

geduldig zijn

être organisé(e)

georganiseerd zijn

être ponctuel(le)

stipt zijn

être rigoureux(se)

strikt zijn

savoir écouter

kunnen luisteren

résister au stress

stress kunnen weerstaan

mener une équipe

een team kunnen leiden

compétence douce

soft skill

compétence dure

hard skill

compétence folle

mad skill

le cadre

het kaderlid

l’employé(e)

de werknemer

l’employeur

de werkgever

le salarié

de loontrekkende

le collègue

de collega

l’intérimaire

de interimaris

le PDG

de CEO

le stagiaire

de stagiaire

le directeur / la directrice

de directeur

le chef(fe) de service

het diensthoofd

le syndicaliste

het vakbondslid

le patron / la patronne

de baas

l’homme / la femme d’affaires

zakenman/vrouw

l’agent immobilier

de vastgoedmakelaar

l’avocat(e)

de advocaat

le banquier

de bankier

le comptable

de boekhouder

l’informaticien(ne)

de informaticus

l’ouvrier / l’ouvrière

de arbeider

le secrétaire

de secretaris

le vendeur / la vendeuse

de verkoper

avoir des responsabilités

verantwoordelijkheden hebben

l’augmentation

opslag

demander une augmentation

opslag vragen

obtenir une promotion

promotie krijgen

obtenir une prime

premie krijgen

obtenir une rémunération

een vergoeding krijgen

développement professionnel

professionele ontwikkeling

l’open space

open werkruimte

le bureau individuel

individueel kantoor

les bureaux collectifs

collectieve kantoren

l’espace détente

ontspanningsruimte

les horaires

werkuren

la réunion

vergadering

fixer des objectifs

doelstellingen bepalen

l’ambiance de travail

werksfeer