H10, H11, H12, H13, H15 GOED

déterminé

vastberaden

bavard

praatziek

adroit

handig

agaçant

hinderlijk, irritant

la cruauté

de wreedheid

le prochain

de naaste

le désintéressement

de onbaatzuchtigheid

le dédain

de minachting, de geringschatting

l'affection

de genegenheid

la bonté

de goedheid

la persévérance

het doorzettingsvermogen

la confusion

de verwarring

avare

gierig

au détriment de

ten koste van

consulter

raadplegen

capricieux, capricieuse

grillig, wispelturig

le défaut

het gebrek, het tekort

le sang-froid

de koelbloedigheid

rassurer

geruststellen

soutenir

steunen, ondersteunen

scrupuleux, scrupuleuse

nauwgezet, gewetensvol

rendre compte de

verslag uitbrengen van

la paresse

de luiheid

coléreux, coléreuse

driftig

la sagesse

de wijsheid

insolent

brutaal, onbeschoft

poliment

beleefd

justifier

rechtvaardigen

éprouver

voelen

avec bienveillance

welwillend

hostile (à)

onwelwillend (tegenover), vijandig

contester

betwisten

nier

ontkennen

digne

waardig

la faveur

de gunst

distrait

verstrooid

muet

stom

paresseux, paresseuse

lui

rusé

slim, listig

maladroit

onhandig

marquer un but

een doelpunt scoren

consister à

bestaan in, bestaan uit

prévenir

waarschuwen, voorkomen

persister à

volharden in, blijven

deviner

raden

remplir

vullen, invullen

aménager

inrichten

survivre

overleven

insister

aandringen

attaquer

aanvallen

franchir

overgaan, overschrijden

combattre

bestrijden

supplier

smeken

remettre

overhandigen

renoncer à

afzien van

s'échapper

(ont)vluchten, ontsnappen

recourir à

zich wenden tot

persuader

overtuigen

conquérir

veroveren

parvenir à

lukken, slagen in

précéder

voorafgaan

partager

delen

attacher

vastmaken

disparaître

verdwijnen

fournir

verschaffen, geven

briser

breken, inslaan

rejoindre

zich voegen bij

intervenir

ingrijpen, tussenbeide komen

veiller à

waken, ervoor zorgen

céder

afstaan

rétablir

herstellen

amener

meenemen

piloter

sturen, besturen

démarrer

starten

gravir

klimmen (op), beklimmen

reprocher

verwijten

accéder à

toegang hebben tot

user, user de

gebruiken

maintenir

handhaven

priver de

ontnemen

la gestion

het beleid, het management

le taux d'intérêt

de rentevoet

importer

van belang zijn

un créneau

een gat in de markt

le pouvoir d'achat

de koopkracht

un succès fou

een enorm succes

les deux tiers

tweederde

nuire à

schaden, schade berokkenen

le commerçant

de middenstander

changer

wisselen

compétitif

concurrerend

une pièce

een munt, een muntstuk

les frais

de kosten

la viande

het vlees

subir des pertes

verliezen lijden

une exploitation

een bedrijf, een onderneming

évaluer

schatten

favoriser

steunen, bevoordelen

un objectif

een doelstelling

un prêt

een lening