Algemene didactiek alle flashcards.

0.0(0)
studied byStudied by 23 people
0.0(0)
full-widthCall with Kai
GameKnowt Play
New
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/218

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

219 Terms

1
New cards

Wat is ontwikkeling en wat beïnvloedt het?

  • Veranderingsprocessen die iemand doormaakt gedurende zijn hele levensloop.

  • Beïnvloed door zowel rijping als leren.

2
New cards

Welke drie soorten ontwikkeling worden onderscheiden?

  • Psychomotorische ontwikkeling

  • Affectieve ontwikkeling

  • Cognitieve ontwikkeling

3
New cards

Wat is opvoeding?

Een proces waarin iemand wordt gevormd naar de normen en waarden van diens opvoeder(s), en meestal ook de samenleving waarin hij leeft.

4
New cards

Wat bestudeert de pedagogiek of opvoedkunde?

De wetenschap die zich bezighoudt met hoe volwassenen (onderwijzers, ouders, opvoeders) jongeren grootbrengen met een bepaald doel.

5
New cards

Wat is onderwijs en wat is het doel?

Het overbrengen van kennis en vaardigheden met vooraf vastgestelde doelen en didactieken door specialisten.

6
New cards

Wat is vorming en wat zijn de belangrijkste aspecten ervan?

  • Het doelgericht overbrengen van kennis en vaardigheden aan leerlingen, gecombineerd met het beïnvloeden van hun houdingen (attitudes).

  • Materiële opvoeding: overbrengen van kennis en vaardigheden.

  • Formele vorming: het veranderen van de leerling als wezen, invloed op houdingen en denk- en werkmethodes.

7
New cards

Neem zwemmen, geef het verschil tussen materiële en formele vorming?

  • Materieel: techniek leren beheersen.

  • Formeel: zelfvertrouwen en durf ontwikkelen.

8
New cards

Wat bestudeert onderwijskunde?

De wetenschap die alle aspecten van onderwijs en opvoeding bestudeert, inclusief onderwijsbeleid, schoolorganisatie en didactiek.

9
New cards

Wat is didactiek en waar steunt het op?

  • De wetenschap die zich bezighoudt met hoe kennis, vaardigheden en houdingen door een leerkracht aan leerlingen kunnen worden geleerd.

  • Steunt op theorie en onderzoek uit psychologie en pedagogiek.

10
New cards

Wat is het verschil tussen algemene didactiek en vakdidactiek?

  • Algemene didactiek: bestudeert algemene wetmatigheden van leren, zoals motivatie, opbouw van lessen, evaluatie, lesmateriaal, en werkwijze.

  • Vakdidactiek: legt uit hoe een bepaald vak het best wordt geleerd met vakspecifieke leermiddelen.

11
New cards

Wat is methodiek in de onderwijskunde?

Een onderdeel van didactiek dat zich bezighoudt met de methode of manier van lesgeven.

12
New cards

Wat zijn de vijf hoofdfasen van het didactisch model?

  1. Beginsituatie.

  2. Doelstellingen.

  3. Leer- en vormingsproces.

  4. Uitvoering.

  5. Evaluatie.

13
New cards

Wat wordt er bij de beginsituatie geanalyseerd?

  • Welke leerlingen.

  • Mogelijkheden en kwaliteiten van de leraar.

  • De klas/school.

14
New cards

Welke soorten doelstellingen worden onderscheiden?

  • Eindtermen (volgens maatschappij).

  • Ontwikkelingsdoelen (basischool/ BSO).

  • Leerplandoelstellingen (volgens schoolgemeenschap).

15
New cards

Wat houdt het leer- en vormingsproces in?

  • Wat de leraar moet doen om doelstellingen te bereiken.

  • Leerinhouden, didactische werkvormen en media.

16
New cards

Wat zijn de beperkingen van het model van Van Gelder?

  • Oversimplificatie van de werkelijkheid.

  • Belangrijke factoren ontbreken zoals:

    1. Mens- en maatschappijbeeld.

    2. Waar doelstellingen vandaan komen.

    3. Invloed van interacties (leraar-leerling).

    4. Evaluatie beïnvloedt alle fasen.

17
New cards

Hoe verloopt de volgorde van het didactisch model volgens het schema van Van Gelder?

  • Mens- en maatschappijbeeld.

  • Beginsituatie.

  • Doelstellingen.

  • Leer- en vormingsproces (leerinhouden, werkvormen, media).

  • Evaluatie.

<ul><li><p>Mens- en maatschappijbeeld.</p></li><li><p>Beginsituatie.</p></li><li><p>Doelstellingen.</p></li><li><p>Leer- en vormingsproces (leerinhouden, werkvormen, media).</p></li><li><p>Evaluatie.</p></li></ul><p></p>
18
New cards

Welke vragen zijn cruciaal bij de beginsituatie?

  • Welke leerlingen zitten in de klas?

  • Welke mogelijkheden en kwaliteiten heeft de leraar?

  • Wat zijn de kenmerken van de klas/school?

19
New cards

Wat zijn de drie onderdelen van het leer- en vormingsproces?

  • Leerinhouden.

  • Didactische werkvormen.

  • Media.

20
New cards

Wat is het doel van de evaluatie?

  • Het beoordelen of de doelstellingen zijn bereikt.

  • Het verbeteren van het leerproces door feedback.

21
New cards

Wat is de rol van terugkoppeling in het model?

Zorgt voor verbetering en aanpassing van het proces.

22
New cards

Wat zijn de belangrijkste beïnvloedingsfactoren op micro-niveau?

  • De leerkracht

  • De leerlingen

  • Situationele mogelijkheden

23
New cards

Wat zijn de beïnvloedingsfactoren op micro-niveau van de leerkracht?

  • Bekwaamheid en engagement.

  • Leerkrachtstijl en interactiestijl.

  • Persoonlijkheid.

24
New cards

Wat zijn de beïnvloedingsfactoren op micro-niveau van de leerlingen?

  • Kennis/vaardigheden → Begaafdheid.

  • Leertempo, motivatie, interesses → Behoeften.

  • Socio-economische en culturele achtergrond → Milieuachtergrond.

  • Onderlinge relaties en relaties met andere klassen.

  • Homogene of heterogene klasgroep.

25
New cards

Wat zijn situationele mogelijkheden op micro- niveau?

  • Invloed van het moment.

  • Actuele gebeurtenissen.

26
New cards

Wat zijn beïnvloedingsfactoren op meso-niveau?

  • De school.

  • Begeleidingsdiensten.

  • Ouders.

27
New cards

Wat zijn beïnvloedingsfactoren op macro-niveau?

  • Onderwijsbeleid.

  • Maatschappij.

28
New cards

Wat is de definitie van de beginsituatie?

Het geheel van persoonlijke, sociale, schoolse en situationele gegevens die invloed hebben op het plannen, verloop en resultaten van onderwijsprocessen.

29
New cards

Welke factoren zijn belangrijk in de pedagogische beginsituatie?

  • Klassefeer.

  • Specifieke onderwijsbehoeften.

  • Individuele sterktes.

  • Relaties onderling en met de leerkracht.

  • Actuele gebeurtenissen.

30
New cards

Wat is de focus van de didactische beginsituatie?

Factoren gebonden aan het lesgeven in een vak.

31
New cards

Welke methodieken worden gebruikt om de beginsituatie correct in te schatten?

  • Observatie van leerlingen in verschillende vakken.

  • Analyse van vorige lessen en gebruikte werkbladen/handleidingen.

  • Analyse van toetsresultaten.

  • Studie van het leerplan.

  • Studie van eindtermen.

  • Interview met leerlingen.

  • Gesprek met collega-leerkrachten.

32
New cards

Wat is belangrijk bij het formuleren van beïnvloedingsfactoren?

Enkel relevante factoren opnemen.

33
New cards

Wat is de definitie van leerdoelen?

Een intentioneel en systematisch nagestreefde, wenselijke en realiseerbare gedragsverandering.

34
New cards

Welke niveaus van algemeenheid worden gebruikt om doelen te onderscheiden?

  • Sleutelcompetenties (bijvoorbeeld 16 voor de eerste graad SO)

  • Eindtermen of ontwikkelingsdoelen

  • Leerplandoelstellingen

  • Lesdoelstellingen

35
New cards

Wat zijn de drie hoofdcategorieën van doelen gebaseerd op de persoonlijkheidsdimensie?

  1. Affectieve doelstellingen

  2. Psychomotorische doelstellingen

  3. Cognitieve doelstellingen

36
New cards

Wat zijn de Vlaamse sleutelcompetenties voor de eerste graad SO? (16)

  1. Burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven

  2. Competenties in het Nederlands

  3. Competenties in andere talen

  4. Competenties inzake duurzaamheid

  5. Competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie

  6. Competenties met betrekking tot historisch bewustzijn

  7. Competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn

  8. Competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn/gezondheid

  9. Cultureel bewustzijn en culturele expressie

  10. Digitale competentie en mediawijsheid

  11. Economische en financiële competenties

  12. Juridische competenties

  13. Leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties, innovatiedenken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatieverwerking en samenwerken

  14. Ontwikkeling van initiatief, ambitie, ondernemingszin en loopbaancompetenties

  15. Sociaal-relationele competenties

  16. Zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid

37
New cards

Wat is de functie van eindtermen in relatie tot sleutelcompetenties?

Eindtermen worden geformuleerd in functie van sleutelcompetenties en zijn gericht op populatieniveau en individuele basisgeletterdheid.

38
New cards

Wat zijn de 3 centrale sleutelwoorden bij eindtermen voor de eerste graad SO?

  • Versterken: Algemene vorming versterken door ambitieuze eindtermen te formuleren.

  • Verdiepen: Mogelijk via uitbreidingsdoelen.

  • Verkennen: Differentiatie en exploratie mogelijk maken.

39
New cards

Wat zijn de criteria voor de validatie van eindtermen?

  • Evalueerbaarheid

  • Consistentie

  • Coherentie (samenhang)

40
New cards

Wat zijn eindtermen basisgeletterdheid?

Eindtermen die door elke individuele leerling bereikt moeten worden aan het einde van de eerste graad. Ze zijn genummerd met de code "BG".

41
New cards

Wat wordt bedoeld met uitbreidingsdoelen voor Nederlands?

  • Doelen met een groter abstractieniveau en een hogere moeilijkheidsgraad.

  • Ze zijn bedoeld voor specifieke leerlingengroepen en versterken bepaalde vaardigheden.

42
New cards

Wat is het doel van onderwijsdoelen?

Onderwijsdoelen koppelen eindtermen en ontwikkelingsdoelen en vormen de minimumdoelen waaraan scholen moeten voldoen om diploma's uit te reiken.

43
New cards

Welke rol speelt de valideringscommissie bij eindtermen?

valideert eindtermen op basis van taalkundige, onderwijskundige en ontwikkelingspsychologische expertise en bewaakt de kwaliteit.

44
New cards

Wat wordt er geregeld voor buitengewoon secundair onderwijs ivm eindtermen?

  • Ontwikkelingsdoelen zijn van toepassing.

  • Gericht op beroeps-, kunst- en technisch onderwijs.

  • Voorbereiding op studeren en integratie in actieve levens.

45
New cards

Wat zijn ontwikkelingsdoelen in het kleuteronderwijs?

Minimumnormen op het vlak van:

  1. Kennis

  2. Inzicht

  3. Vaardigheden

  4. Attitudes

46
New cards

Wat bevatten leerplandoelstellingen?

  1. Eindtermen en ontwikkelingsdoelen.

  2. Verduidelijking van doelstellingen.

  3. Didactische suggesties en differentiatiemogelijkheden.

  4. Startpunt voor leerkrachten (voorbereiding van lessen en inspiratiebron).

47
New cards

Wat zijn didactische cahiers?

  • Bevatten didactische wenken en tips voor leerkrachten.

  • Worden samengesteld door leerkrachten, lerarenopleiders en mensen uit de bedrijfswereld.

  • Bundelen fiches voor het behalen van elke eindterm.

48
New cards

Wat zijn de drie dimensies van doelen binnen de persoonlijkheidsdimensie?

  1. Cognitieve dimensie: Memoriseren, analyseren, en beroep doen op verstandelijke vaardigheden.

  2. Dynamisch affectieve dimensie: Betrekking op gevoelens, attitudes, en de wil van leerlingen.

  3. Psychomotorische dimensie: Beheersing van lichamelijke, motorische, en technische vaardigheden.

49
New cards

Wat is harmonische persoonlijkheidsontwikkeling?

Een evenwichtige ontwikkeling van de drie dimensies (cognitief, affectief, psychomotorisch) tijdens leer- en vormingsprocessen.

50
New cards

Wat is een taxonomie (indeling) van doelstellingen?

Een hiërarchisch classificatiesysteem dat - gebaseerd op bepaalde principes - de categorieën van leerdoelen en hun relaties aanduidt.

51
New cards

Wat zijn de voordelen van een taxonomie op microvlak?

  • Sterkere doelgerichtheid van het vormingsproces leidt tot een beter rendement.

  • Beter leerproces voor de leerlingen.

  • Betere, gerichtere evaluatie.

52
New cards

Wat zijn de voordelen van een taxonomie op mesovlak?

  • Een gedeeld begrippenkader voor alle betrokkenen.

  • Lange termijnplanning met horizontale en verticale leerlijnen.

  • Betere aansluiting tussen leerjaren.

  • Verbeterde begeleiding en coördinatie binnen het team.

53
New cards

Wat zijn de voordelen van een taxonomie op macrovlak?

  • Doelmatige inspectie => referentiekader.

  • Betere curriculumplanning en leerlijnen voor eindtermen.

  • Efficiënt hulpmiddel voor de 16 sleutelcompetenties.

  • Brede evaluatie (bijvoorbeeld om eisen te bepalen voor hogere graden).

  • Meer mogelijkheden voor onderzoek.

54
New cards

Wat zijn de algemene voordelen van een taxonomie?

  1. Betere communicatie dankzij uniforme termen.

  2. Grotere overzichtelijkheid en vergelijkbaarheid voor alle vakken.

  3. Inzicht in de diversiteit van leerdoelen.

55
New cards

Wie heeft de taxonomie van Bloom uit 1956 herzien en wanneer?

Krathwohl en Anderson in 2001.

56
New cards

Welke vragen staan centraal in de herziene taxonomie van Bloom?

  1. Leervraag: Welke doelen zijn belangrijk voor het leren van leerlingen?

  2. Instructievraag: Hoe kunnen instructies worden gepland en uitgevoerd?

  3. Evaluatievraag: Hoe kan de studievoortgang van leerlingen geëvalueerd worden?

  4. Afstemmingsvraag: Hoe zorgen we dat doelen, instructies en evaluaties op elkaar afgestemd zijn?

57
New cards

Wat zijn de twee dimensies van het herziene model van Bloom?

  • De zes cognitieve processen

    • Onthouden, Begrijpen, Toepassen, Analyseren, Evalueren, Creëren.

  • De vier soorten kennis

    • Feitelijke kennis, Conceptuele kennis, Procedurele kennis, Metacognitieve kennis.

58
New cards

Wat zijn de vier kenniscategorieën in de herziene taxonomie van Bloom? (!!!!!)

  • Feitelijke kennis: Termen, begrippen, elementen.

  • Conceptuele kennis: Begrip en inzicht.

  • Procedurele kennis: Technieken, methoden, algoritmes.

  • Metacognitieve kennis: Zelfkennis, strategische kennis, reflectie.

59
New cards

Wat zijn de zes cognitieve processen in de herziene taxonomie? (!!!!)

  1. Onthouden: Opsommen, aanduiden, benoemen, aangeven.

  2. Begrijpen: Beschrijven, illustreren, relaties leggen, onderbouwen.

  3. Toepassen: Beheren, hanteren, oplossen, uitvoeren.

  4. Analyseren: Onderzoeken, verwerken, redenering geven, onderscheiden.

  5. Evalueren: Beoordelen, beargumenteren, reflecteren, keuzes maken.

  6. Creëren: Produceren, hypotheses formuleren, aanpak vinden, ontwerpen.

60
New cards

Wie ontwikkelde de taxonomie der leerdoelen en wanneer?

Alfred De Block in 1975

61
New cards

Wat zijn de drie dimensies van de taxonomie van De Block?

  1. Gedragsniveaus

  2. Inhoudsniveaus

  3. Transferniveaus

62
New cards

Wat houdt het eerste gedragsniveau weten in?

  • Cognitieve dimensie: Begrippen uitleggen.

  • Motorische dimensie: Technieken kennen.

  • Affectieve dimensie: Bijv. vatbaar zijn voor kleurschakeringen.

63
New cards

Wat houdt het tweede gedragsniveau inzien in?

  • Cognitieve dimensie: In eigen woorden uitleggen.

  • Motorische dimensie: Uitvoeringen doorzien.

  • Affectieve dimensie: Bijv. verantwoordelijkheden zien.

64
New cards

Wat houdt het derde gedragsniveau toepassen in?

  • Cognitieve dimensie: Regels toepassen in oefeningen.

  • Motorische dimensie: Een model maken.

  • Affectieve dimensie: Medeleerlingen helpen.

65
New cards

Wat houdt het vierde gedragsniveau integreren in?

  • Cognitieve dimensie: Begrippen zinvol gebruiken.

  • Motorische dimensie: Bijv. turnoefeningen uitvoeren.

  • Affectieve dimensie: Spontaan iemand verdedigen.

66
New cards

Wat is het doel van integrale vorming volgens De Block?

Het combineren van toepassen en integreren zodat de persoon verandert.

67
New cards

Wat houdt het eerste inhoudsniveau feiten in?

Geïsoleerde leerinhouden zoals namen, data, en plaatsen.

68
New cards

Wat houdt het tweede inhoudsniveau begrippen in?

Abstracties zoals termen en afbeeldingen.

69
New cards

Wat houdt het derde inhoudsniveau relaties in?

  • Verbanden leggen tussen twee inhouden of kenmerken.

  • oorzaak-gevolg, gelijkenis-verschil, en tegenstellingen.

70
New cards

Wat houdt het vierde inhoudsniveau structuren in?

  • Meervoudige, geordende relaties.

  • schema’s, systemen, indelingen en kaders.

71
New cards

Wat zijn de vijfde en zesde inhoudsniveaus?

  • Methodes (5): Werkwijzen en technieken.

  • Attitudes (6): Stabiele houdingen, gedragspatronen en gezindheden.

72
New cards

Wat is fundamentele vorming volgens De Block?

Het verwerven van methodes en attitudes.

73
New cards

Wat is het eerste transferniveau vaktypische transfer?

  • Leerinhouden zijn specifiek gebonden aan één vak.

  • Transfers van lessen of thema’s binnen dat vak.

74
New cards

Wat is het tweede transferniveau vrij algemene transfer?

Leerinhouden hebben betrekking op een breder gebied.

75
New cards

Wat is het derde transferniveau algemene transfer?

  • Leerinhouden die in alle transferkringen of vakken aan bod kunnen komen.

  • Pestgedrag aankaarten of houding ontwikkelen.

76
New cards

Welke dimensie behandelt de herwerkte taxonomie van Bloom niet?

besteedt geen aandacht aan de indeling van lesdoelen naargelang het transferniveau.

77
New cards

Wat is een belangrijk verschil in focus tussen Bloom en De Block?

  • Bloom behandelt alleen de cognitieve dimensie van de menselijke persoonlijkheid.

  • De Block behandelt ook de motorische en affectieve dimensies.

78
New cards

Welke onderdelen bevat de taxonomie van Bloom?

  • 6 cognitieve processen

  • 4 kennisdimensies

79
New cards

Welke onderdelen bevat de taxonomie van De Block?

  • 4 gedragsniveaus

  • 6 inhoudsniveaus

  • 3 transferniveaus

  • 3 persoonlijkheidsdimensies

80
New cards

Wat is de algemene structuur voor het formuleren van lesdoelen?

“De leerlingen kunnen” + inhoudsniveau + beoogd gedragsniveau.

81
New cards

Hoe moet een lesdoel altijd worden geformuleerd?

In termen van observeerbaar leerlingengedrag, zoals iets formuleren of iets beschrijven.

82
New cards

Wat moet vermeden worden in lesdoelen?

  • Gebruik van niet-observeerbare termen zoals weten of kennen.

  • Vage inhoud zoals een paar essentiële onderwerpen.

83
New cards

Wat zijn belangrijke kenmerken van een goed geformuleerd lesdoel?

  1. Beknopt, eenvoudig en enkelvoudig.

  2. Concreet omschreven inhoud.

  3. Eventueel condities vermelden, zoals het gebruik van hulpmiddelen.

84
New cards

Wat is het verschil tussen een doel en een middel?

  • Doel: Wat leerlingen moeten bereiken.

  • Middel: Vorm van instructie, werkvormen, of media die gebruikt worden.

85
New cards

Wat is typisch voor affectieve doelstellingen in vergelijking met cognitieve doelstellingen?

  1. Vaak pas op langere termijn te bereiken.

  2. Moeilijker te evalueren.

  3. Vereisen teamverband om sociaal-emotionele doelen te realiseren.

  4. Grote verschillen in beginsituaties van leerlingen op sociaal-emotioneel vlak.

86
New cards

Waarom kan het werkwoord kunnen soms niet worden gebruikt bij affectieve doelstellingen?

Omdat affectieve doelen vaak attituden of gedragsbereidheid beschrijven.

87
New cards

Hoe worden algemene doelen vertaald naar lesfasedoelstellingen?

  • Algemeen doel: Brede, lange termijn attituden.
    Bijvoorbeeld: “Leerlingen hebben zin voor orde en nauwkeurigheid.”

  • Lesfasedoelstellingen: Concrete gedragingen binnen een les.

88
New cards

Waar zijn de leerinhouden te vinden bij het macro-niveau?

Eindtermen & ontwikkelingsdoelen

89
New cards

Waar zijn de leerinhouden te vinden bij het meso-niveau?

leerplannen

90
New cards

Waar zijn de leerinhouden te vinden bij het micro-niveau?

handboeken, cursussen, oefeningen, …

91
New cards

Wat staat centraal bij leerinhouden als doel?

  • Materiële waarde.

  • Het aanleren van specifieke kennis en vaardigheden.

92
New cards

Wat staat centraal bij leerinhouden als middel?

  • Formele waarde.

  • Vorming van algemene inzichten, oplossingsmethoden, werkwijzen, redeneringen, en attitudes.

93
New cards

Welke vaardigheden kunnen bereikt worden via leerinhouden als middel?

Vaardigheden en attitudes zoals kritisch denken, probleemoplossing en methodische aanpak.

94
New cards

Wat is totaliteitsonderwijs?

  • Leerstof wordt als geïntegreerd geheel beschouwd.

  • Leerstof wordt gegroepeerd rond een kernprobleem of thema.

95
New cards

Wat is cursorische ordening?

  • Overzichtelijk, volledig.

  • Risico op overlading en overlapping met andere vakken.

96
New cards

wat is exemplarische ordening?

  • Delen uithalen en verdiepen

  • Leerlingen kunnen andere delen zelfstandig verwerken

97
New cards

Wat is inductieve ordening?

  • Start met concrete voorbeelden en leidt tot algemene principes.

  • Gaat van concreet naar algemeen.

98
New cards

Wat is deductieve ordening?

  • Start met algemene principes en past deze toe op concrete voorbeelden.

  • Gaat van algemeen naar concreet.

99
New cards

Wat zijn voorbeelden van vormingsactiviteiten?

  • Vertellen, voorlezen, voordoen, iets tonen, laten horen

  • Beschrijven, omschrijven, uiteenzetten, uitleggen

  • Voorbeelden laten geven, herhalen, laten antwoorden

  • Materiaal uitdelen, opdrachten en taken geven

100
New cards

Wat is het doel van vormingsactiviteiten?

overbrengen van kennis en vaardigheden door de leerkracht, met actieve en passieve betrokkenheid van leerlingen.