Kaarten: trajet 4 | Quizlet

le bricoleur

de knutselaar , de doe - het - zelver

l'énergie ( f )

de energie

le fonctionnement

de werking

l'inventeur ( m ) , l'inventrice ( f )

de uitvinder , de uitvindster

l'invention ( f )

de uitvinding

l'objet ( m )

het voorwerp

le produit

het product

le système

het systeem

adapter

aanpassen

bricoler

knutselen , doe - het zelven

développer

ontwikkelen

employer

gebruiken

inventer

uitvinden

servir à

dienen tot / voor

utiliser

gebruiken

changer

veranderen

créer

creëren , ontwikkelen

fabriquer

fabriceren

enlever

wegnemen , verwijderen

falloir , il faut

moeten , men moet / er is nodig

mesurer

meten

peser

wegen

produire

produceren

se servir de

gebruikmaken van

le but

het doel

choisir

kiezen

proposer de

voorstellen om te

l'avantage ( m )

het voordeel

écologique

ecologisch

efficace

efficiënt

innovant ( e )

innoverend

inutile

nutteloos

original ( e )

origineel

pratique

praktisch , handig

rechargeable

herlaadbaar

réutilisable

herbruikbaar

solaire

zonne

utile

nuttig

l'adaptateur ( m )

de adapter

le bouton

de knop

l'emploi ( m )

het gebruik

activer

activeren , inschakelen

appuyer sur

drukken op

brancher

aansluiten

désactiver

uitschakelen

insérer

insteken

programmer

programmeren

valider

bevestigen

à l'aide de

met behulp van

l'appareil ( m )

het toestel

l'écran ( m )

het scherm

l'électricité ( f )

de elektriciteit

l'outil ( m )

het werktuig , het gereedschap

la dimension

de afmeting , de omvang

la forme

de vorm

le poids

het gewicht

la taille

de maat , de grootte

simple

simpel , eenvoudig

nuire à

schaden

une habitude alimentaire

een eetgewoonte

rattraper (un test de rattrapage)

inhalen

consister à (verbe)

consister en (substentif)

bestaan uit

le someil

avoir sommeil

un manque de someil

de slaap

moe zijn

een tekort aan slaap

le cerveau

de hersenen

se reposer --> le repos

rusten --> de rust

diffuser --> un diffuseur

verspreinden --> een verspreider

(parfum)

perturber

verloren

l'obésité

de zwaarleivigheid

négliger

verwaarlozen

le poids

het gewicht

démarrer --> le démarrage

starten --> het starten

un épisode

een aflevering

une saison

een seizoen

apprendre --> l'aprprentissage

(aan)leren --> het (aan)leren

les loisirs

de vrije tijdsbesteding

se détendre --> la détente

zich ontspannen --> de ontspanning

persuader = convaincre

overtuigen

francophone

néerlandophone

franstalig

nederlansdtalig

s'habituer à

wennen aan, gewoon worden aan

améloier

verbeteren, beter worden

se rendre compte de quelque chose

iets beseffen

un amant

een minnaar

soutenir --> un soutien

ondersteunen --> een ondersteuning, de hulp

célèbre --> une célébrite

beroemd --> een beroemde

un surnom

een bijnaam

résoudre

oplossen

rompre --> une rupture

breken, verbreken --> een (relatie)breuk

prouver

bewijzen

réfuter

weerleggen

se mettre à

aan iets beginnen

(un film) doublé

(een) gedubde (film)

un sous-titre

un film sous-titre

een ondertitel

een film met ondertitels

nombreux

talrijk

utile

nuttig

Nog leren (2)

Je hebt een begin gemaakt met het leren van deze termen. Hou vol!