CRM: Termen

studied byStudied by 9 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

ENG

1 / 73

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

74 Terms

1

ENG

Electronic News Gathering

→ op het draaimoment zelf pas keuzes maken rond camerastandpunten

New cards
2

Talking Heads (shot)

Wanneer een persoon direct in de camera spreekt

New cards
3

Vox Pop

Video met een reeks interviews met mensen die de reporter op straat is tegengekomen

New cards
4

Inductie-effect

Beelden beïnvloeden elkaar door de onderlinge volgorde en krijgen daarmee een eigen nieuwe betekenis als beeldverhaal

New cards
5

Slow TV

Meest objectieve vorm van video

vb: Treinrit-video’s

New cards
6

Ephemeral video

Tijdelijke video’s

→ denk aan Instagram- en Facebook verhalen

New cards
7

Draaistijl

De manier waarop een videoproduct gefilmd wordt.

Dit hoort een doordachte keuze te zijn en doorheen het product gevolgd te worden.

New cards
8

CTA

Call To Action

→ Er wordt van de kijker een handeling of betrokkenheid verwacht.

→ De acteur kijkt recht in de camera

New cards
9

Kadreren

Bepalen welk deel van het geheel de kijker te zien krijgt.

Kadrage draagt bij aan de ervaring en betrokkenheid van de kijker.

New cards
10

Jump cuts

Ook wel ‘Springers’ genoemd.

Wanneer twee shots na montage niet genoeg verschillen in kadrage.

→ vaak bij vlogs van youtubers als ze een spreekfout of dergelijke weghalen

New cards
11

Axial cut

Jump cut waarbij er bvb. van een ruim kader naar een close kader gesprongen wordt.

New cards
12

Links-Rechts principe

Als je meerdere mensen gaat interviewen, wissel je steeds hun kijkrichting en kadrage af.

New cards
13

EST

Establishing shot

Een overzichtsschot waarin een locatie wordt geïntroduceerd waar een scène of hele video gaat plaatsvinden.

→ tegenwoordig vaak met drone’s gemaakt

New cards
14

Long shot

Het onderwerp wordt van veraf gefilmd. Hierdoor lijkt het klein in verhouding met de omgeving.

Het toont een ruimer beeld van de scène en plaatst het onderwerp in zijn omgeving.

New cards
15

Vast shot

Fix shot

Beeld dat voor meerdere seconden geregistreerd wordt. Men spreekt van een vast shot wanneer de cameraman - na het induwen van de opnameknop - de camera niet bedient tijdens het maken van het beeld.

New cards
16

‘Over the shoulder’ shot

De cameraman snijdt 1 personage aan (voorplan) en je ziet een 2e personage frontaal in beeld.

→ Deze techniek wordt vaak gebruikt bij een interview of dialoog.

New cards
17

POV-shot

Point of view

Opname vanuit het standpunt van een personage.

De betrokkenheid is hier het grootst. De kijker verplaatst zich als het ware in het personage en kijkt vanuit diens ogen.

New cards
18

Luistershot

Tegenshot

Een shot van een personage dat luistert naar een ander personage dat spreekt.

Luistershots worden vaak (zeker in non-fictie) achteraf opgenomen omdat er slechts 1 camera aanwezig is op scène.

Het kan gebruikt worden om het patroon van een ander personage te doorbreken.
Hierbij is het vaak veel interessanter om de reacties op iemand te zien.

New cards
19

Insertshot

B-roll

Een shot dat erg vaak gebruikt wordt in non-fictie.

Dit zijn beelden die men kan gebruiken als ‘overlay’ tijdens voice-overs of quotes. Zij nemen de kijker even weg van de persoon die spreekt.

→ Zijn heel vaak een meerwaarde

New cards
20

Panoramische beweging

De camera beweegt van links naar rechts, of van rechts naar links.

De camera draait hierbij horizontaal op de statiefkop. Bij de registratie kan je spelen met verschillende snelheden. Zo is er in de montage keuze over welke pan-snelheid gebruikt kan worden.

New cards
21

Perspectief

Gezichtspunt

De manier waarop je als toeschouwer naar de scène kijkt.

New cards
22

Ooghoogte

Bij deze hoogte bevindt de camera zich op ongeveer gelijke hoogte dan het belangrijkste punt in het onderwerp.

De kijker kan de situatie bekijken alsof die zelf aanwezig is. Door de ‘eerlijke’ weergave van het onderwerp wordt dit gezien als een objectief perspectief.

New cards
23

Compositie

De indeling van het totale beeldvlak binnen het gekozen beeldkader. De elementen die de opbouw van een beeld bepalen.

De compositie van een beeld is het arrangeren van visuele elementen tot een harmonieuze eenheid, zodat het eindresultaat meer is dan het totaal van die elementen.

Het verkregen extra, bestaat uit de emotionele waarden die op de kijker worden overgebracht.

New cards
24

Scherpteverlegging

Wanneer de cameraman, in beeld de scherpte verlegt van 1 naar een ander object.

New cards
25

CCD-sensor

Charge-coupled Device

Een elektronisch apparaat dat wordt gebruikt om licht te detecteren en om te zetten in elektrische signalen.

Het is een type beeldsensor dat vaak gebruikt wordt in digitale camera’s en andere beeldvormingstoepassingen.

New cards
26

CMOS-sensor

Complementary Metal Oxide Semiconductor

Een type beeldsensor dat gebruikt wordt in digitale camera’s, smartphones en andere beeldvormingstoepassingen.

→ zelfde als een CCD-sensor maar heeft meer licht nodig, de CCD-sensor heeft een betere qualiteit.

New cards
27

Crop-factor

Krijg je als de camera een kleinere sensor heeft dan full-frame.

De crop-factor geeft aan hoe groot (of hoe klein) de sensor is ten opzichte van een full-frame sensor.

New cards
28

Brandpuntafstand

De afstand tussen het midden van de lens en de sensor. Dit bepaalt de grootte van de beeldhoek én hoe ver je kunt inzoomen.
De zoomverhouding van een lens, bepaalt de hoeveelheid scherptediepte in beeld.

Wordt altijd in millimeters aangeduid.

New cards
29

Point-and-shoot camera

Compactcamera

Een camera met een niet-verwisselbare lens. De lens is wel vaak zoombaar.

Je kan vanuit 1 camerastandpunt vele shots maken dankzij de zoom.

Nadeel: shots zijn kwalitatief minder scherpe shots.

New cards
30

Prime-lenzen

Lenzen met een vast brandpuntafstand.

New cards
31

Zoom-lens

Een lens zonder vast brandpuntafstand. De zoomlens heeft een flexibel bereik.

New cards
32

Diafragma

Synoniem: Iris

De mate van opening van de lens.

Deze bepaalt hoeveel licht er kan binnenvallen op de sensor.

→ kleiner diafragma geeft scherper/dieper beeld maar ook donkerder

New cards
33

ND-filter

Een filter dat het licht over het gehele zichtbare spectrum gelijkmatig verzwakt, waardoor het filter kleurloos is.

New cards
34

Witbalans

Een berekening van de witwaarde, waarop alle kleuren afgestemd kunnen worden.

Het nemen van een witbalans hangt samen met de registratie van een bepaalde kleurtemperatuur (graden Kelvin).

New cards
35

Sluitertijd

De tijdsduur waarin elk afzonderlijk videoframe wordt vastgelegd.

Het directe effect hiervan is zichtbaar in de bewegingsonscherpte van het vastgelegde beeld.

→ hoe langer sluitertijd hoe meer beweging in beeld (video) (grote sluitertijd)

  • kleinere sluitertijd vb 1/250 - diafragma open zetten (lager getal)

  • grotere sluitertijd vb 1/15 - ND-filter gebruiken (om licht te verminderen) of diafragma kleiner zetten

  • kleinere shutterspeed meer scherpte/detail -> beter voor slowmotion

New cards
36

Formaten

Containers

Bevatten de verschillende componenten van een video: de stroom afbeeldingen, het geluid, etc.

Bestaat uit codecs

New cards
37

Codec

Een coderings-tool die video verwerkt en opslaat in bytes.

New cards
38

Keyframe

Een frame dat is geselecteerd of aangewezen voor specifieke manipulatie of verandering.

→ Vooral om deze frame later makkelijk terug te kunnen vinden. Je plaatst hier een notitie bij met wat er later aangepast moet worden.

New cards
39

Birate

Verwijst naar de snelheid van informatie-overdrachten

synoniem: bitsnelheid

New cards
40

‘Slots’

Televisiezenders zoals VRT verdelen hun programmaschema in ‘slots’ waarin ze definiëren voor welke doelgroep zij een programma wensen.

De verschillende televisie-productiehuizen kunnen dan televisie-formats ‘pitchen’ bij de zender.

New cards
41

Synopsis

Nogsteeds beknopt, maar hierin worden wel de verschillende aspecten van het onderwerp in grote lijnen uitgewerkt en beschreven.

New cards
42

Baseline

Beschrijf je verhaal in 1 of 2 zinnen. Deze omschrijving bevat bij voorkeur het genre, de protagonist en antagonist, de periode en de arena waar het verhaal zich afspeelt.

New cards
43

Shot

1 opname. Van start tot stop camera.

New cards
44

Scène

Een klein stukje film bestaande uit meerdere shots.

New cards
45

Sequentie

Een groep scènes die een eenheid van actie vertonen.

New cards
46

Set-up

Een personage, plaats, ding, concept of metafoor waarvan het belang later in de film pas uitkomt.

New cards
47

Callsheet

Er wordt tot in detail beschreven wat nodig is om een bepaalde scène of verhaal op locatie, of in de studio te filmen.

Draaitijd is kostbaar en daarom worden alle taken van te voren duidelijk gepland en afgesproken.

New cards
48

Storyboard

Een verzameling uitgetekende shots van scènes uit een filmscript zoals de regisseur ze voor ogen heeft.

New cards
49

Gaffer

De persoon die verantwoordelijk is voor het regelen van alles met betrekking tot het licht en de elektriciteit op een set.

New cards
50

Softboxen

Een hulpmiddel dat is bedoeld om het licht van een studiolamp of flitser gelijkmatig te verdelen.

New cards
51

Maxboom

Een groot statief waarop een ballon staat om licht te verspreiden.

Zwarte doeken errond maken het licht gerichter.

New cards
52

Ambient light

Het licht dat aanwezig is als je ergens gaat draaien. Het is dus licht dat binnenvalt in je beeld.

Als je ergens in een huis gaat filmen en er is een raam, gaat het licht daar op elk moment van de dag anders op invallen.

New cards
53

Foley artist

Een persoon die zorgt voor de geluids-effecten in een film of hoorspel.

Zoals voetstappen, piepende deuren of omgevingsgeluiden.

New cards
54

LOG

Een videoformaat waar heel weinig informatie in zit.

LOG-beelden zorgen voor een platte, contrastloze en grijze video.

New cards
55

LUT

Look-up Table

Een soort filter die je bovenop je beeld kunt leggen.

Die LUT kan je zien op monitors waar bijvoorbeeld je klant of je regisseur op meekijkt.
Geeft een beeld van het eindresultaat. Ze moeten de beelden niet in RAW bekijken.

→ In montage zijn beelden wel RAW en moet de LUT er nog opgelegd worden

New cards
56

French flag

Flapje op de cameralens zetten om flares te vermijden

<p><span>Flapje op de cameralens zetten om flares te vermijden</span></p>
New cards
57

Flares

Kristal-patronen die ontstaan wanneer felle lichtbundels worden gebroken in het glas van de lens.

New cards
58

Kicker light

Een accentlicht dat de randen van een onderwerp benadrukt.

synoniem: rim light

Creëert een highlight dat feller is dan de key light. Staat schuin achter het object/de figuur.

New cards
59

Hair light

Een soort kicker licht. Een spot boven de persoon om diepte te creëren.

New cards
60

J-cut

Geluid van volgend beeld is te horen voor het beeld verandert.

New cards
61

L-cut

Geluid blijft een deel van het volgende beeld afspelen.

New cards
62

Split edit

J-cut & L-cut

→ veel gebruikt in conversaties
→ dromen en flashbacks (effects)
→ transitions en openings

New cards
63

Sound effects

Geluid achteraf opnemen en synchroniseren met beeld.

→ Jack Foley
Foley Artist: iemand die geluiden nabootst in studio

New cards
64

Luminantie

De helderheid van een pixel

Beschreven in bits (0 & 1)

→ hoe meer, hoe beter je kunt beschrijven

0=zwart

1=wit

New cards
65

Bits

Geven de HELDERHEID van een pixel!

New cards
66

Chrominantie

Beschrijven van kleur:

→ amplitude = intensiteit of lichtsterkte

→ frequentie => het verschil in frequentie ervaren we als kleur

→ snelheid:

hoe trager, hoe roder licht

hoe sneller, hoe blauwer licht

New cards
67

Lichtsnelheid

300.000 km/s

New cards
68

Zichtbaar licht

Tussen 400nm en 700nm golflengte

New cards
69

Subtractieve kleurmenging

Printer kleuren

New cards
70

REC.709

Kleurendriehoek met alle kleuren die wij kunnen zien.

New cards
71

Kleur

Wordt beschreven met 20 bits (dubbel van lichtsterkte)

→ 10 voor tint, 10 voor saturatie

New cards
72

30 bits per pixel

20 kleur

10 lichthelderheid

New cards
73

Audio

Luchtdruk, energie

→ 344m/sec

New cards
74

Basisregel sluitertijd

Best het ‘dubbel’ nemen van de framerate (bij een standaard framerate):

  • vb. 1/50ste van een seconde sluitertijd voor 25 beelden per seconden

Als je in slow motion gaat filmen heb je dubbel het aantal fps nodig en verdubbel je dus ook je shutter.

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 17 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 7 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 182 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 12 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 24 people
... ago
4.0(2)
note Note
studied byStudied by 5 people
... ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (138)
studied byStudied by 68 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (88)
studied byStudied by 17 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 5 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (67)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (89)
studied byStudied by 79 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (27)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (103)
studied byStudied by 24 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (28)
studied byStudied by 51 people
... ago
4.0(1)
robot