1/211
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
1. ACTIE - actie ondernemen
1. ACTION - take action
2. BEÏNVLOEDEN - beïnvloed door
2. AFFECT - affected by
3. OVEREENKOMST - een overeenkomst bereiken met
3. AGREEMENT - reach (an) agreement with
4. POGING - in een poging om
4. ATTEMPT - in an attempt to
5. OPROEP - oproepen tot
5. CALL - call for
6. UITDAGING(EN) -
6. CHALLENGE(S) -
7. CONCURRENTIE - geconfronteerd worden met (toenemende) concurrentie
7. COMPETITION - face (increasing) competition
. ZORGEN - zorgen geuit - zorgen uiten - groeiende zorg over88. CONCERN(S) - raised concerns - expressed concern - growing concern about / over
9. BEZORGD - bezorgd over
9. CONCERNED - concerned about
10. CONTROLE - onder controle - (de strijd om) controle over ...
10. CONTROL - under control - (the battle / struggle for) control of ...
11. DEAL - omgaan met
11. DEAL - deal with
12. GESCHIL -
12. DISPUTE -
13. ECONOMISCH - economische hervorming
13. ECONOMIC - economic reform
14. INSPANNING(EN) - in een poging om
14. EFFORT(S) - in an effort to
15. UITEN - bezorgdheid uiten
15. EXPRESS - expressed concern
16. ONDER OGEN ZIEN - in het aangezicht van - geconfronteerd worden met (toenemende) concurrentie
16. FACE - in the face of - face (increasing) competition
17. MISLUKKEN - niet in staat zijn om
17. FAIL - failed to
1
. FALEN -818. FAILURE -
19. VREES (VREZEN) - te midden van vrees dat - vrees over
19. FEAR(S) - amid fears that - fears over
20. GEDWONGEN - was / waren gedwongen om
20. FORCE - was / were forced to
21. HOOG - hoog risico
21. HIGH - high risk
22. GETROFFEN - getroffen door
22. HIT - hit by
23. BIJHOUDEN - bijhouden (vraag)
23. KEEP - keep up with (demand)
24. GEBREK - een gebrek aan
24. LACK - a lack of
25. BEHEREN - erin geslaagd om
25. MANAGE - managed to
26. MAATREGEL - maatregelen nemen / maatregelen invoeren
26. MEASURE - take measures / introduce measures
27. BAGATELLISEREN - angsten / speculatie bagatelliseren
27. PLAY DOWN - play down fears / speculation
druk
PRESSURE - under pressure
29. OPWERPEN - zorgen opwerpen (over)
29. RAISE - raised concerns (over / about)
30. BEREIKEN - een overeenkomst bereiken met
30. REACH - reach (an) agreement with
31. HERVORMING - economische hervorming
31. REFORM - economic reform
32. RISICO - in gevaar - hoog risico - risico nemen
32. RISK - at risk - high risk - take a risk
33. TEGENKOMEN - tegenkomen
33. RUN - run into
34. SUCCESVOL - succesvol zijn
34. SUCCESSFUL - be successful
35. NEMEN - actie ondernemen - maatregelen nemen
35. TAKE - take action - take measures
36. BEDREIGING - een bedreiging voor
36. THREAT - a threat to
37. ZORG - zorgen over
37. WORRY - worries about
3
. AANPAKKEN - (problemen / zorgen) aanpakken838. ADDRESS - address (issues / concerns)
39. AKKOORD - akkoord gaan met
39. AGREE - agree to
40. RICHTEN - gericht op
40. AIM - aimed at
41. AANKONDIGEN - aangekondigde plannen
41. ANNOUNCE - announced plans
42. BENADERING - een benadering van
42. APPROACH - an approach to
43. GOEDKEUREN -
43. APPROVE -
44. AANDACHT - (aandacht besteden aan)
44. ATTENTION - (pay) attention to
45. GESTEUND - gesteund door
45. BACKED - backed by
46. GEBASEERD - gebaseerd op
46. BASED - based on
47. POGING - in een poging om
47. BID - in a bid to
afblazen
CALL OFF
49. OVERWEGEN - overweegt om
49. CONSIDER - is / are considering
50. BESLUIT - een besluit nemen - besluitvorming - moeilijk besluit
50. DECISION - make (a) decision - decision-making - tough decision
51. RICHTING - (een stap in) de juiste richting
51. DIRECTION - (a step in) the right direction
52. VOOR - ten gunste van
52. FAVOUR / FAVOR - in favour of / in favor of
53. FOCUS - focus op
53. FOCUS - focus on
54. BELANG - geïnteresseerd in - (uitte) belangstelling voor - (in het beste) belang van
54. INTEREST - interested in - (expressed) an interest in - (in the best) interests of
55. INVOEREN - (een systeem / maatregelen / initiatieven) invoeren
55. INTRODUCE - introduce (a system / measures / initiatives)
56. SLEUTEL - de sleutel tot
56. KEY - the key to
57. BESLUIT - een besluit nemen - besluitvorming
57. MAKE - make (a) decision - decision-making
verhuizen
MOVE
59. KANSEN - zakelijke kansen
59. OPPORTUNITIES - business opportunities
60. IN DE PIJPLIJN - in de pijplijn
60. PIPELINE - in the pipeline
61. PLAN - (het bedrijf) is van plan om - aangekondigde plannen - onthulde plannen
61. PLAN - (the company) plans to - announced plans - unveiled plans
62. WIJZEN - wijzen op - (vanuit een ...) standpunt
62. POINT - point out - (from a ...) point of view
63. VOORSTEL -
63. PROPOSAL -
64. INDIENEN - (een voorstel) indienen
64. PUT FORWARD - put forward (a proposal)
65. BEOORDELEN - een beoordeling van - beoordelen
65. REVIEW - a review of - to review
66. RECHTS - (een stap in) de juiste richting
66. RIGHT - (a step in) the right direction
67. AFWIJZEN - (een baan / aanbod / verzoek) afwijzen
67. TURN DOWN - turn down (a job / offer / request)
onthullen
UNVEIL - unveiled plans
69. WERKEN - werken aan - uitwerken
69. WORK - work on - work out
70. PER - (3 dagen) per week - (£2000) per jaar
70. A - (3 days) a week - (£2000) a year
71. GELEDEN - een (week / maand / jaar) geleden
71. AGO - a (week / month / year) ago
72. VOORUIT - in de (weken / maanden / jaren) vooruit
72. AHEAD - in the (weeks / months / years) ahead
73. JAARLIJKS - een jaarlijks percentage van - jaarlijkse verkoop / groei / winst / opbrengsten
73. ANNUAL - an annual rate of - annual sales / growth / profits / earnings
74. ZIJN - voorlopig
74. BE - for the time being
75. VOOR - de (weken / maanden / jaren) voor
75. BEFORE - the (weeks / months / years) before
76. KOMENDE - in de komende (dagen / weken / maanden)
76. COMING - in the coming (days / weeks / months)
77. OPEENVOLGENDE - de (derde) opeenvolgende (week / maand)
77. CONSECUTIVE - the (third) consecutive (week / month)
7
. PAAR - een paar (dagen / weken / maanden)878. COUPLE - a couple of (days / weeks / months)
79. LOOP - te zijner tijd - in / in de loop van de komende zes weken
79. COURSE - in due course - in / over the course of the next six weeks
0. HUIDIG - huidig (financieel) jaar - huidige niveaus - huidige handel880. CURRENT - current (financial) year - current levels - current trading
1. DAGEN - tegenwoordig881. DAY(S) - these days
2. DAGEN - een (twee)daagse (vergadering) - tegenwoordig - (twee miljoen vaten) per dag - (op een) dagelijkse (basis)882. DAY(S) - a (two)-day (meeting) - these days - (two million barrels) a day - (on a) day-to-day (basis)
3. DECENNIA -883. DECADE(S) -
4. GEPLAND - te zijner tijd - gepland op884. DUE - in due course - are due (on)
5. VROEG - eerder deze (week / maand / jaar) - in de vroege (1980s)885. EARLY - earlier this (week / month / year) - in the early (1980s)
6. EINDE - tegen het einde van - aan het einde van886. END - by the end of - at the end of
7. ELKE - elke (vier) (weken / maanden / jaren)887. EVERY - every (four) (weeks / months / years)
8. WEINIG - in / binnen de komende paar (dagen / weken / maanden) - in / in de afgelopen paar (dagen / weken / maanden)888. FEW - in / within the next few (days / weeks / months) - in / over the past few (days / weeks / months)
9. EERSTE - voor de eerste keer in ( ... weken / maanden / jaren)889. FIRST - for the first time in ( ... weeks / months / years)
90. TOEKOMST - in de nabije toekomst
90. FUTURE - in the near future
91. LAATST - vorige week / maand / jaar - laat vorige week / jaar - in / in de laatste paar (weken / maanden / jaren)
91. LAST - last week / month / year - late last week / year - in / over the last few (weeks / months / years)
92. LAAT - laat vorige week - in de late (19
0s)892. LATE - late last week - in the late (1980s)
93. LANG - op lange termijn / termijn - langdurig (geschil / strijd) - langdurige (relatie) - langetermijn (rentevoeten)
93. LONG - in the long term / run - long-running (dispute / battle) - long-standing (relationship) - long-term (interest rates)
94. LANGDURIG - een langdurige relatie
94. LONG-STANDING - a long-standing relationship
95. NABIJ - in de nabije toekomst
95. NEAR - in the near future
96. VOLGENDE - in / binnen de volgende (paar) dagen / maanden / weken
96. NEXT - in / within the next (few) days / months / weeks
97. VERLEDEN - in / in de afgelopen (paar) weken / maanden / jaren
97. PAST - in / over the past (few) weeks / months / years
9
. PUNT - op (dit / een / dat) punt898. POINT - at (this / some / one / that) point
99. HUIDIGE - op dit moment
99. PRESENT - at present
100. VORIG - het vorige jaar (jaren) / maand (maanden) / week (weken)
100. PREVIOUS - the previous year(s) / month(s) / week(s)