Studied by 1 personder Sport
de sport
(Sport) treiben
(sport) beoefenen
der Sportler
de sportman
die Sportlerin
de sportvrouw
sportlich
sportief
die Sportart
de sporttak
spielen
spelen
der Spieler
de speler
das Match
de wedstrijd, de match
das Länderspiel
de interland
der Wettkampf
de wedstrijd
das Turnier
het toernooi
das Rennen
de race, de koers
die Karte
de (toegangs)kaart
die Mannschaft
de ploeg
der Verein
de vereniging
trainieren
trainen
der Trainer
de trainer
das Training
de training
das Trainingslager
het trainingskamp
der Radsport
de wielersport
das Radrennen
het wielrennen
der Fußball
het voetbal
der Volleyball
het volleybal
der Basketball
het basketbal
das Tennis
het tennis
das Tischtennis
het tafeltennis
die Leichtathletik
de atletiek
das Turnen
het turnen, de gymnastiek
die Formel 1
de formule 1
das Segeln
het zeilen
das Schwimmen
het zwemmen
das Rudern
het roeien
das Skilaufen/Skifahren
het skiën
das Eislaufen
het schaatsen
das Reiten
het paardrijden
das Boxen
het boksen
das/der Triathlon
het triatlon
das Rodeln
het sleeën, rodelen
das Fußballfeld
het voetbalveld
der Tennisplatz
de tennisbaan
das Stadion
het stadion
die Sporthalle
de sportzaal
die Turnhalle
de gymzaal
der Boxring
de boksring
die Skipiste
de skipiste
das Hallenbad
het overdekt zwembad
das Freibad
het openluchtzwembad
die Reitbahn
de manege
die Eisbahn
de schaatsbaan
die Ausrüstung
de uitrusting, benodigdheden
der Ball
de bal
der Fußballschuh
de voetbalschoen
der Schläger
het racket, de stick
das Rennrad
de racefiets
der Rennwagen
de raceauto
das Lenkrad/Steuer
het stuur
das Trikot
het truitje, shirt
der Schlitten
de slee
der Schlittschuh
de schaats
der Ski
de ski
der Helm
de helm
der Boxhandschuh
de bokshandschoen
der Sattel
het zadel
die Schwimmhose
de zwembroek
der Badeanzug
het badpak
das Sprungbrett
de springplank
das Surfbrett
de surfplank
das Segelboot
de zeilboot
das Ziel
de eindmeet
die Leistung
de prestatie
die Karriere
de carrière
der Erfolg
het succes
erfolgreich
succesvol
gewinnen
winnen
(be)siegen
(over)winnen
der Sieg
de overwinning
der Sieger
de overwinnaar
verlieren
verliezen
die Niederlage
de nederlaag
der Gegner
de tegenstander
der Meister
de kampioen
der Europameister
de Europees kampioen
der Weltmeister
de wereldkampioen
die Weltmeisterschaft
het wereldkampioenschap
die Olympischen Spiele
de Olympische Spelen
das Finale/Endspiel
de finale
die Medaille
de medaille
die Goldmedaille
de gouden medaille
der Rekord
het record
der Weltrekord
het wereldrekord
der Pokal
de beker
der Körper
het lichaam
der Muskel
de spier
die Verletzung
de verwonding, de blessure
verletzt
geblesseerd
müde
moe
die Kraft
de kracht
die Ausdauer
het uithoudingsvermogen
die Geschwindigkeit
de snelheid
Note 
Flashcard (45)