1/32
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
se rapprocher
naderbij komen, naderen
la larme
de traan
avouer
bekennen, toegeven
le sourire
de glimlach
condamner
veroordelen
l’avertissement (m)
de waarschuwing, de verwittiging
foutu(e)
verloren, verpest, kapot
se débrouiller
zich redden, zich erdoor(heen)
le coup de foudre
de plotselinge verliefdheid, liefde op het eerste gezicht
tomber amoureux, tomber amoureuse
verliefd zijn
le petit ami, la petite amie
het vriendje, het vriendinnetje, het liefje
se faire des ami(e)s
vrienden maken
se disputer
ruzie maken
le rendez-vous
de afspraak, de date
se rendre
zich overgeven, zich neerleggen (bij)
caresser
strelen, aaien
faire un câlin à quelqu’un
iemand een knuffel geven
le mariage
het huwelijk, de bruiloft
se marier
trouwen, huwen
manquer
missen
favorable
gunstig, voordelig
le combat
het gevecht
la cérémonie
de plechtigheid, de ceremonie
la promesse
de belofte
le fiancé, la fiancée
de verloofde
le couple
het koppel, het echtpaar
mener à
leiden naar
misérable
ellendig, ongelukkig
s’opposer à
zich verzetten tegen
le/la partenaire
de partner
la séparation
de splitsing, de breuk
le divorce
de echtscheiding
l’obstacle (m)
het obstakel, de hindernis