zich amuseren
s’amuser
zich concentreren
se concentrer
zich haasten
se dépêcher
zich douchen
se doucher
zich druk maken
s’énerver
zich afdrogen
s’essuyer
zich aankleden
s’habiller
zich installeren
s’installer
zich wassen
se laver
zich maquilleren
se maquiller
zich kammen
se peigner
zich klaarmaken
se préparer
zich voorstellen, zich aanmelden
se présenter
zich herinneren
se rappeler
zich scheren
se raser
zich vergissen
se tromper
zich bevinden
se trouver
heten
s’appeler
stoppen
s’arrêter
zwemmen
se baigner
zijn tanden poetsen
se brosser les dents
gaan slapen
se coucher
trainer
s’êntrainer
opstaan
se lever
wandelen
se promener
rusten
se reposer
wakker worden
se réveiller